Het zal
wel bij wijze van spreken zijn geweest. Hoop ik. Want ik geloof best dat
wethouder Horvers heel handig is - onlangs nog zelf een
schrootjesplafond gelegd in zijn huiskamer - en ik twijfel er ook niet
aan dat pastoor Tops van de parochie Enschot net zo goed overweg kan met
een bako als met de wijwaterkwast, maar dat die twee samen, zonder
verdere assistentie, zoals de krant suggereerde, 'een vergulde koperen
torenhaan hebben gemonteerd' op de Oude Toren in Enschot, dat doet me
toch met enige vreze uitzien naar de eerstvolgende straffe
voorjaarsbriesjes. Te meer daar pastoor Tops nog verklaarde dat hij de
haan en het bijbehorende kruis niet had gezegend. Wat eigenlijk net
zoiets is als een haan zonder vergunning of diploma, een beetje een
beunhaan.
Maar goed, hij staat er, en van buiten is de toren nu in
volle glorie hersteld. Laatst ben ik er nog eens geweest. Bij het zien
van de weer gave muren en het frisse uiterlijk, herinnerde ik me, gek
genoeg, vooral hoe oud en versleten die toren er vroeger uitzag. Zoals
hij er nu bijstaat, zou je hem amper 'Oude toren' noemen. Toch is dit
het oudste bouwwerk van Tilburg; begin vijftiende eeuw. Die is dus een
tijdgenoot van Maria de Rijke, Karel de Stoute, en Philips de Goede,
misschien zelfs van Jan zonder Vrees.
Restauratie is noodzakelijk, maar met iedere restauratie
verdwijnt er ook iets, het patina van de eeuwen, de zachte randjes van
de tijd. De 'oude Oude toren' - ik heb het nu over veertig jaar geleden
- had dat zeer nadrukkelijk. Je zag het: versteende ouderdom. Hier zaten
vervlogen eeuwen nog in de lucht; vooral op lome zomeravonden als de
korenschoven te drogen stonden op de akkers.
Of er toen een haan op stond weet ik niet, maar als dat
zo was, moet het een heel oud en taai exemplaar geweest zijn. Het was
een toren uit een romantisch schilderij, of uit een roman van Jan
Frederik Oltmans, nu is het een toren uit een prent van Anton Pieck en
zal het weer een halve eeuw duren voor er genoeg wind is geweest om de
scherpe randjes weg te blazen.
Ik herinner me heel goed dat ik bij de oude Oude toren
meer dan eens een heks gezien heb. Eerst wist ik niet dat ik een heks
zag, want ze was heel erg mooi, en dat zijn heksen in de regel niet. Ze
had lang blond haar en op het warme verwulfsel dat boven haar keurslijf
opbolde, meende ik duidelijk ochtenddauw te bespeuren. Ik zal maar niet
zeggen wie het was, want dan is het nog lang onrustig in Enschot. Maar
ik wist waar ze woonde, en hoewel ze net deed of ze tussen de toren en
het aangrenzende kerkhof ganzetongen aan het steken was, begreep ik maar
al te goed - ik was al een jaar of acht - dat ze allerlei kruiden met
geheime krachten verzamelde voor een van haar kookpotten. Eén keer zag
ze hoe ik haar vanuit de verte gadesloeg. Ze stak het kromme, korte mes
omhoog, en ik zag hoe haar tong er het zand aflikte.
Tegenover de toren stond toen nog de kleuterschool van
juffrouw Broeders, en iets verderop naar de Kerkstraat was op
zondagmorgen een uitleenbibliotheekje waar je voor een stuiver boeken
kon lenen. Ze hadden er, geloof ik, wel veertig. Na een tijdje kwam ik
er niet meer, want meestal was het stripboek dat ik wilde er toch niet,
maar het was een fascinerend ritueel, onderweg van de kerk naar het huis
van mijn grootouders. De boeken zelf kon je niet zien. Het enige wat je
kon zien was een piepklein luikje in de muur, nog kleiner dan het loket
van Nelis Pigge z'n postkantoor. Dat luik ging dan open, en je zag
slechts een hoofd: de mevrouw van de bibliotheek.
Had ze een knotje? Een brilletje? In ieder geval was ze
net zou oud als de Oude toren. Een hoofd met de zachte randjes van
vervlogen tijden, perkament geworden vlees. Ogen die alle boeken gelezen
hadden. Alle veertig.
Dat is allemaal weg, maar de toren staat er nog, en zal
er nog wel honderden jaren staan. Hopelijk hebben ze die haan een beetje
goed vastgezet.