CUBRA
INHOUD COLUMNS TILBURG PLUS
INHOUD ED SCHILDERS
HOME

Deze column verscheen in het Brabants Dagblad van 3-10-2003

Ed Schilders
Lorenzetti in de Goirkestraat

Misschien hebt u vroeger de reclameplaatjes van Liebig gespaard, of die van Captain Grant? Op zolder hebt u misschien nog een oude plattegrond van Parijs, en in een lade een oude prentbriefkaart met ‘Groeten uit Toscane’. Herinnert u zich Orson Welles nog, die aan het eind van de film ‘De Derde Man’ in de riolen van Wenen probeert te ontsnappen aan zijn achtervolgers? En wellicht hebt ook u wel eens iets geks mee teruggebracht van een van uw reizen; een stukje lava, opgeraapt op de flanken van een vulkaan; een prachtige kiezelsteen van het mooiste strandje van de wereld; of een scherf gevonden op de Mont-Ventoux. Veel samenhang lijkt er niet te bestaan tussen al die dingen. Breng ze bij elkaar, en de Fransman zou er die mooie uitdrukking op toepassen: ‘Bien étonné de se trouver ensemble’, ofwel ‘Tot ieders verwondering in elkaars gezelschap’. En wat nog verwonderlijker is, is dat dit vreemde gezelschap bijeen is in de Goirkestraat in Tilburg.

Rob Berkel heeft altijd verzameld, opgeraapt en mee teruggebracht. Om te bewaren, of om er dingen van te maken. En wat zich niet liet oprapen, zoals een zonsopgang, of wat niet in zijn koffer paste, zoals het centraal station van Kyoto, fotografeerde of tekende hij. Helemaal aan het begin van de tentoonstelling hangt een foto van Berkel als vijfjarige op het strand, met een gevonden stuk hout onder de arm. Toen al. ‘Ik heb thuis nog meer’, zegt hij, maar tot eind november zijn bijna driehonderd onderdelen van zijn schier onbegrensde verzamelvermogen bijeengebracht in een van de laatste panden van de voormalige textielfabriek van H. Eras. Berkel noemt de tentoonstelling ‘Het Labyrinth’, en het oude gebouw met zijn trapjes en deurtjes, gangetjes en hoekjes, biedt de bezoeker inderdaad een uitgelezen dwaalgelegenheid. Langs de verzamelingen, langs Berkels eigen werk, en het werk van andere kunstenaars dat hij verzamelde of dat voor deze gelegenheid is toegevoegd. De kunst van het verzamelen en het verzamelen van kunst gaan hier hand in hand. De combinatie ervan wordt misschien nog het best uitgedrukt door de noemer die Berkel voor een deel van de tentoonstelling reserveert: Het Museum van Onaanzienlijke Dingen. Gearrangeerde potscherven uit Griekenland; gekleurde aarde uit Spanje en Italië. Neem nummer 147, onderdeel van ‘De verf’, dat op zichzelf weer onderdeel is van ‘De Zee’. Een keer per jaar schilderen Griekse vissers hun bootjes opnieuw op. Daarbij gebruiken ze stokjes om de verf te roeren. Die gooien ze weg, en Berkel raapt ze op. Zodat ze nu in de Goirkestraat liggen, keurig gerangschikt in de vorm van een kleurenwaaier. Samen met kiezelstenen van het strand van Samos, waarop de vissers hun verf gemorst hebben. ‘Ik denk dat het de resten van een houten wiel zijn’, zegt Berkel. Hij heeft ze opnieuw gearrangeerd, en nu is het een boot. Van wrakhout bouwde hij daarentegen vliegtuigjes, en die bevinden zich uiteraard helemaal bovenin het gebouw, in ‘De Hemel’.

Een doolhof is het, een museum, en een rariteitenkabinet tegelijk. Of gewoon een mooie zondagmiddag waarop de bezoeker zichzelf kan trakteren op zijn eigen verwondering.

Maar er was nog iets. Een andere doolhof. Ik probeerde me de wirwar van wegen voor te stellen die al deze objecten ooit hebben afgelegd. Opgeraapt op Samos. Gefotografeerd in Japan. Getekend in IJmuiden. Die kaart zou eens getekend mogen worden. Omdat op die kaart het Goirke het centrum van de wereld is.