INHOUD COLUMNS BRABANTS DAGBLAD
INHOUD SCHILDERS

HOME

CuBra


Print deze Pagina

Deze columns verschenen oorspronkelijk in het Brabants Dagblad

Ed Schilders
De beklimming van de Korvelse toren

2 columns met afbeeldingen


Weet u wat ik zo mooi vind aan de Korvelse kerk? Dat balkonnetje. Zo ongeveer op tweederde van de toren, net onder de galmgaten van de klokken.

Wandtegel

Elke keer als ik over het Korvelplein fiets, werp ik er even een blik op, in de hoop dat er iemand op dat balkonnetje staat die naar mij wuift, en dat ik dan terugzwaai. Waarom zouden ze dat balkon gebouwd hebben, in 1924? Balkonscènes, daar doet Onze-lieve-heer toch niet aan? Dit raadsel hield me al tijdenlang bezig. Eergisteren vond ik het antwoord.

Stichting Het Brabants, zo meldde deze krant eergisteren, gaat in de zomer van 2006 een openluchtconcert organiseren waarbij Brabantse liedjes worden uitgevoerd. In het artikel werden voorbeelden gegeven van geliefde teksten. Waaronder een stukje uit een Tilburgs spotlied: ‘We hebbe de schonste stad van’t laand en oonze vadder is fabrikaant/ en laot ze mar kôome we luuse ze gruun.’ Op het Groot Dictee van de Tilburgse Taol zou dit door de jury gewaardeerd worden met zeven fouten. Dat klinkt wat frikkerig en misschien wel naar zangpedagogie van Meneer Kwel, maar het zou toch mooi zijn als dit lied van de zomer in algemeen beschaafd Tilburgs door de Brabantse openlucht galmt: ‘We hèbbe de schonste stad van’t laand èn onze vadder is fabberikaant/ èn lòsse mar koome, we lusse ze gruun.’

Het mooie van dit zangevenement is dat iedereen kan laten weten welk plaatselijk lied ten gehore gebracht moet worden. Zelf heb ik gisteren al doorgegeven dat naar mijn bescheiden mening het ‘Tilburgs Volkslied’ niet mag ontbreken. En dan bedoel ik het lied dat pater Piet Heerkens in 1938 geschreven heeft, en dat zowel door zijn broer Leo als door frater Eufrasius op muziek is gezet. Het begint zo: ’K zie oe daor zo gèè-èère ligge/ Tilburg waor ik geboore bèn/ Meej oe kèrke, oe febrieke/ Waor ik ied’re lèèn van kèn. Als u het met mij eens bent dat dit lied straks niet mag ontbreken op het Brabant Zingt-festival, dan kunt u op dat lied stemmen via e-mail josswanenberg@erfgoedbrabant.nl, of per post: Postbus 1325, 5200 BJ Den Bosch. Onder vermelding van ‘Tilburgs Volkslied Heerkens’. Tot 31 januari.

Pater Piet Heerkens werd in 1897 geboren in Tilburg. Hij woonde op de Korvelseweg tot hij naar de missie vertrok. In 1936 kwam hij terug naar Korvel uit het toenmalig Nederlands-Indië. Hij schreef zeven bundels vol met gedichtjes over Brabant en Tilburg. Oudere lezers zullen nog steeds zijn ‘Brabantse scheldprocessie’ kennen, en zijn versie van ‘Vrouwke Misère’.

En zo is het gekomen dat ik eergisteren weer over het plein van Korvel liep (op weg naar een broodje haring) en even naar boven keek, naar dat merkwaardige balkonnetje van de klokkentoren. Wie zie ik daar staan? Piet! Ik zou liegen als ik zou zeggen dat hij wuifde, want hij stond te luisteren, met één oor naar de galmgaten gekeerd. Toen wist ik het zeker: dat hij daar ooit gestaan heeft, en dat hij vanaf dat balkon Tilburg heeft zien liggen. En hij zag niet alleen dat het goed was, hij hoorde ook hoe goed het klonk.


Je moet er wat voor doen, ik weet het, maar als ik het geweten had, had ik het niet gedaan: de toren van de Korvelse kerk beklommen.

Hoe ik daar zo verzeild raakte? Door mijn eigen schuld. Een paar weken geleden moest ik u zo nodig een fantasietje vertellen over dat merkwaardige balkonnetje vlak onder de galmgaten van de toren. Ik had bedacht dat daar de oorsprong moest liggen van het officieuze Tilburgse volkslied. Dat werd in de jaren dertig van de vorige eeuw geschreven door de dichtende pater Piet Heerkens, en aangezien pater Piet een Korvelse jongen was, zag ik hem als het ware op dat balkonnetje staan. En u weet hoe dat gaat met dichters; voor je het weet krijgen ze inspiratie. Zo ook pater Piet. Als vanzelf kwamen toen de eerste regels: ’K zie oe daor zo gèère ligge/ Tilburg waor ’k geboore ben/ Meej oew kèrke, oew febrieke/ Waor ’k ied’re lèèn van kèn…

Hans Heerkens is beheerder van de Korvelse parochiegebouwen, en toen hij mijn stukje gelezen had, zal hij gedacht hebben: Kom, laten we die meneer Schilders eens een plezier doen. Of ik zin had om zelf eens op dat balkonnetje te staan? Nou, dat had ik wel. En zo kwam het dus dat ik vorige week op een winterse namiddag bij de kerk kwam, waar Heerkens (pater Piet was zijn heeroom) en zijn echtgenote Gerda al op me stonden te wachten.

Het eerste deel was een makkie. Een gewone vaste trap naar de eerste verdieping. Daar staat een lichtbak die automatisch aan gaat als het glas-in-loodkruis in de gevel verlicht moet worden. Verder is er niets, behalve: de trap. Trap is een groot woord. Meer een fikse ladder met leuningen. Geen treden maar sporten. En een gruwelijk stijgingspercentage. Nee, hoogtevrees heb ik niet, en hoe het komt weet ik ook niet precies, maar ik heb het altijd al moeilijk gevonden om op een keukentrap te staan. Nou ja, moet kunnen, een zo’n ladder.

Het waren er drie. Van de laatste is een leuning vervangen door een gapend gat. Hans Heerkens duwt een luik omhoog en opzij, en als ik mijn hoofd door het mangat steek, krijg ik een onweerstaanbare aanvechting om hartelijk te bedanken en onmiddellijk om te draaien. Hier hangen de klokken en je kunt er niet lopen. Je moet je met één voet op een smal richeltje over en tussen stalen kruisverbindingen doorwurmen. Mocht het u opgevallen zijn dat de Korvelse klok vorige week wel op een heel raar tijdstip geklonken heeft: dat was ik, toen ik tegen een van de hamers stootte. Hoe ik het gedaan heb weet ik niet meer, maar op zeker moment zit ik voor het deurtje naar het bordes, waar Heerkens al breed staat te glimlachen.

De wind snijdt. Het bordes is amper vijftig centimeter breed, op de vloer staat ijs. Maar goed, nu is het toch zo ver: ik zie Tilburg met eigen ogen liggen, en ik zag dat het goed was. Nooit meer zal ik langs de Korvelse kerk kunnen komen zonder lichtelijk onrustig te worden. Het was de moeite waard, maar als ik het geweten had… Toen gingen we terug, maar niet zonder dat ik eerst in stilte een schietgebedje had gedaan aan pater Piet.


Ik doe een schietgebedje aan Pater Piet

Hans Heerkens (rechts)