‘Laatste
woorden zijn voor zotten en dwazen die tijdens hun leven niet genoeg
gezegd hebben.’ De overlevering wil dat dat de laatste woorden waren
van Karl Marx. Werner Fuld heeft ze, mogelijk bij wijze van
relativering, opgenomen in zijn Lexicon van laatste woorden.
Friedrich Engels was bij de stervende Marx op ziekenbezoek en vroeg hem
‘of hij misschien nog enige woorden wilde richten tot het nageslacht’.
Doordat Fuld niet alleen citeert maar ook de omstandigheden beschrijft,
mogen we concluderen dat Engels het blijkbaar niet belangrijk vond of
hij de stervende zou verlaten met zijn echte laatste woorden. Als Marx
maar iets moois zou zeggen, iets stichtends. Dat Engels blijkbaar ook
met de reprimande genoegen heeft genomen, is opmerkelijk. Er zijn veel
voorbeelden van laatste woorden die helemaal de laatste niet waren, en
die vervangen zijn door voorlaatste, of die van de vorige dag. Goethe
zou bijvoorbeeld lyrisch verzucht hebben: ‘Meer licht!’ Goethes
echte laatste woorden waren minder poëtisch, en gericht tot zijn
schoondochter Ottilie: ‘Wijfie, wijfie, geef mij je handje eens!’
Fuld
geeft graag toe dat de feitelijke laatste woorden vaak niet meer te
achterhalen zijn, en hij schept er genoegen in om mythes en
necrologische valsheden in geschrifte aan te stippen. Zijn lexicon zou
nog aardiger geweest zijn als hij zich nog meer geconcentreerd had op
varianten, fouten, en onbetrouwbaarheden. Wie na lezing van Fulds
lexicon geďnteresseerd is geraakt, zou andere verzamelingen moeten
lezen en vergelijken, ook die op het internet. Fuld schrijft dat de
Amerikaanse dichter Walt Whitman zijn laatste woorden zorgvuldig had
voorbereid, maar dat hij ze zich op het kritieke ogenblik niet meer kon
herinneren, en stamelde: ‘Shit!’ Andere bronnen willen echter dat
Whitman zei: ‘Oh dear, he’s a good fellow.’ Ook de Engelse
politicus Cecil Rhodes heeft twee laatste zinnen op zijn naam staan,
waarvan er een identiek is aan de laatste woorden van de uitvinder van
de telefoon, Alexander Graham Bell: ‘Zo weinig gedaan, nog zoveel te
doen.’ Citeerde Bell Rhodes, of zei Rhodes toch: ‘Draai me nog eens
om, Jack’?
Ook
Fuld wordt een enkele keer het slachtoffer van de onbeheersbare
wildgroei aan laatste woorden. Denis Diderot zou op zijn sterfbed een
abrikoos hebben gekregen van zijn echtgenote, en gevraagd hebben: ‘Waar
is dat in godsnaam goed voor?’ Wie mevrouw Diderot een beetje kent,
weet dat een andere versie waarschijnlijker is: ze raadde haar man af de
abrikoos op te eten. Waarop Diderot nog eenmaal sprak: ‘Mais quel
diable de mal veux-tu que cela me fasse?’ Ofwel: ‘Waarom zou dat in
godsnaam slecht voor me zijn?’ Bovendien schijnt het een compote te
zijn geweest.
Werner
Fuld: Lexicon van laatste woorden van Alexander de Grote tot Malcolm X.
Uitgeverij
Bert Bakker