Op
het plein bij de kerk van Saintes-Maries-de-la-Mer proberen
zigeunervrouwen medaillons te verkopen die gezondheid, een lang
leven en geluk in de liefde garanderen. Een enkele toerist laat
zich de hand lezen. Als het even wat minder druk is, doet een van
de jongere dames iets aardigs. Ze haalt haar blouse uit haar rok,
trekt die omhoog, en kijkt in haar bh, heel vanzelfsprekend, alsof
ze wil verifiëren dat alles nog is zoals het hoort te zijn. Ze
schikt de borst en dekt die weer toe. Haar vriendin heeft dat
gezien, komt naar haar toe, en lachend haalt ook zij een borst
tevoorschijn. Samen hebben ze kennelijk veel plezier om een borst
waarvan wij, vanaf ons terras, alleen maar zien dat de tepel groot
en donker is. Wij begrijpen het spel niet. Zij zijn de betere
lezers: zij lezen handen. Het verwondert me niets dat ze ook
borsten en tepels kunnen lezen.
We zijn in Saintes-Maries voor de zon, de zee, het eten, en de
rust van september. In een straal van honderd kilometer hebben we
alles ooit al eens bezocht: een garantie voor luiheid. En toch, je
ontkomt in dit land nooit helemaal aan de prikkels en de signalen
die naar de geschiedenis en de cultuur verwijzen. Zullen we dus
toch maar even de kerk ingaan om nog eens naar de collectie
geschilderde ex-voto's te kijken, naar het beeld van de zwarte
Sara, naar het bootje met de twee Maria's die het dorp zijn naam
gaven? De heilige Maria-Jacobea - volgens de traditie een zus van
Maria de moeder Gods - en Maria-Salome, de moeder van de apostelen
Jacobus en Johannes, werden in het jaar 48 in een roerloos bootje
in Palestina op zee gezet. De wind bracht hen naar de Provence. Zo
kwamen de heiligen naar Frankrijk, want aan boord bevonden zich
ook Lazarus, Martha, Maria Magdalena, en Maximinus. Sara zou met
hen zijn meegekomen, maar de zigeuners houden het erop dat Sara
een zigeunermeisje uit de Camargue was dat zich tot het
christendom bekeerde. Eenmaal per jaar dragen de zigeuners het
bootje naar de zee en terug aan land, in een onstuimig, chaotisch
vruchtbaarheidsritueel.
Martha doodde de draak in Tarascon, Maximinus trok naar het oosten
en wordt vereerd in het naar hem genoemde stadje Saint-Maximin.
Vlak daarbij ligt ook de Sainte-Baume, de heilige grot, waar Maria
Magdalena haar levensdagen sleet met het lezen van de bijbel,
gevoed door engelen en ten slotte door hen ten hemel gedragen.
Staalgravure:
Maria Magdalena mediteert op de berg bij Sainte-Baume (collectie
Ed Schilders)
We gaan een dagje naar Avignon, winkelen en eten. Twee jaar
geleden hing er in de etalage van de stijlvolle boekhandel
Roumanille een prachtig affiche van een Maria Magdalena-
tentoonstelling in het Petrarcahuis in Fontaine-de-Vaucluse. Ik
vroeg toen naar de catalogus, maar die was uitverkocht. Het
affiche hangt er nog en tot mijn verwondering hebben ze nu wel een
exemplaar van Marie-Madeleine. "Dat vind ik leuk," zegt
de verkoopster terwijl ze het boek inpakt, "dat u dit boek
koopt. Ik heb er speciaal moeite voor gedaan om nog een aantal
exemplaren te krijgen, dus ik verkoop het graag." Ik stamel
dat het inderdaad "een interessant onderwerp" is, want -
ik kan er ook niets aan doen - ik raak enigszins in de war door
haar strakke witte blouse, laag uitgesneden, en geen spoor van
enige ondersteuning te bekennen.
In de catalogus staan prenten en citaten. Veel Magdalena's die
lezen, met als uiterst verwarrend hoogtepunt de Magdalena van
Cristofano Allori: de ontblote borsten van de heilige rusten op de
pagina's van het boek dat zij iedere dag leest. In de citaten
keert steeds weer het thema terug van de geur en de smaak,
afgeleid van de balsem waarmee Magdalena Jezus zalfde. "Jij
hebt jouw verfijnde geur uitgewasemd", schreef Augustinus,
"ik heb die ingeademd; ik heb je geproefd." De meest
opvallende gravure is die van de Utrechtenaar Cornelis Bloemaert
II. Magdalena heeft de zalfpot in de linker hand, met de rechter
drukt ze op een ontblote borst, op een kleine, puntige tepel. Een
klein vruchtbaarheidsritueel dat we niet helemaal meer kunnen
begrijpen.
In Arles genieten we van een uitstekende maaltijd, bereid door een
kok die wonderen doet met smaken. Ik bestel het toetje dat ter ere
van Marcel Proust gemaakt is en dat Le temps retrouvé heet. Drie
soorten ijs met subtiele, niet te definiëren smaken; hard
gebakken caramel; en een cakeje, een variant op Prousts Madeleines.
Het is een ongelooflijke lekkernij. Als ik me afvraag waar het
naar smaakt, brengt Proust me op een idee. Madeleine betekent
immers Magdalena. Als ooit een sterveling letterlijk mocht doen
wat Augustinus figuurlijk bedoelde, ooit naar waarheid mocht
zeggen: "Ik heb je geproefd", dan zou hij dit geproefd
hebben. De geur en de smaak van heilige borsten die jarenlang op
de pagina's van een oud boek hebben gerust.
|