|
TILBURGSE VOETNOTEN
Voetnoot # 2 - Van Duinkerken en Coolen
in Tilburg?
Niet hier...
Anton van
Duinkerken – Brabantse herinneringen -1964
CAFÉ MARINUS te Tilburg bezat een rustig vergaderzaaltje boven aan
een afgelegen straat, waarnaar ik zoeken moest, toen op dinsdag na Pasen
van 1924 de katholieke jongeren er hun eerste onderlinge kennismaking
zouden vieren. Mij was door de initiatiefnemers verzocht, bij die
gelegenheid een voordracht te houden. (…) Vóór mijn aankomst bleek er
een misverstand bij de organisatoren van de ontmoetingsdag te zijn
ontstaan. Zij verwachtten mij niet. (…) In mijn plaats sprak Jan
Engelman, die ik tevoren nooit gezien had. Hij begon zijn redevoering
met het uitdrukken van zijn leedwezen over mijn afwezigheid, terwijl ik
zowat vlak voor zijn voeten zat. Ik kon moeilijk de bewering laten
voorbijgaan dat ik niet aanwezig was, hoewel ik de redenaar niet wilde
storen. Zo trok mijn verbazing de aandacht van een man met een liggende
boord en vlinderende das, die bij het binnenkomen mijn nieuwsgierigheid
had opgewekt. Hij hield zich van het gezelschap opvallend afzijdig,
gelijk een journalist zou doen, maar zodra hij begreep wie ik was,
schoof hij zijn stoel iets dichter naar mij toe. Hij maakte zich bekend
als Antoon Coolen. Dit deed hij echter niet met name. Hij stak zijn hand
naar mij uit en zei enkel ‘Brabant’. Ik antwoordde met dezelfde groet.
Wij hadden tot dan toe elkaar nooit gezien en ook geen kans gekregen om
elkaar te leren kennen uit portretten. Van zijn gestalte had ik mij een
heel andere voorstelling gevormd, hij waarschijnlijk ook van de mijne.
Onze begroeting benam ons iedere twijfel. Wij waren allebei het meest
naar deze bijeenkomst getrokken door de mogelijkheid, elkaar te zullen
zien. In een seconde werden we vrienden voor heel het verdere leven.
Maar hier
Antoon Coolen – Anton van Duinkerken als vriend
– 1953; Geciteerd in: Cees Slegers Antoon Coolen 1897-1961
Biografie van een schrijver; 2001
Kort na dien tweeden Roepingjaargang en nadat ik in het tijdschrift zelf
de novelle Jantje de Schoenlapper en zijn Weensch kiendje had
gepubliceerd [in het november- en december nummer van 1924, CS.], heb ik
van Duinkerken persoonlijk leeren kennen.
In het Parkhotel te Amsterdam was een ontmoetingsbijeenkomst belegd
tusschen de jongeren en de oude katholieke letterkundigen uit de Van
onze Tijd- en De Beiaardverbanden [...] waar ik meest tusschen vreemden
zat en me door dr. Moller Van Duinkerken liet aanwijzen. [...] Het
eerste woord dat Van Duinkerken en ik bij die Amsterdamsche ontmoeting
tegen elkaar zeiden was het woord 'Brabant'. Wij spraken het, in plaats
van onze namen te noemen, vragend aan elkaar uit. De handdruk, die er
ons beider antwoord op gaf, was de aanvang van een vriendschap, die heel
gauw voor het eerste enthousiasme uitweg zocht in een veelvuldige
uitwisseling van lange brieven.
|
|