Aaw – ’t aaw; ook: taaw. Oudjaar, in het
bijzonder oudjaarsavond. ‘Van taaw int nuuw speule’, ook wel ‘durspeule’:
op oudjaarsavond beginnen met kaartspelen en na twaalf uur daarmee
doorgaan, soms tot in de kleine uurtjes.
Blôot – bloot. ‘’n Blôote kaort hèbbe’
wil zeggen dat men van een bepaalde kleur maar één kaart heeft.’
(Jan Naaijkens) ‘’n blôote vrouw speule, den boer derop èn dan
meej en klèntje terugkoome’. (Frans Verbunt)
Haand – hand. De kaarten die men krijgt van
degene die ‘gehusseld’ (geschud) en ‘gedild’ (uitgedeeld)
heeft. Wie slechte kaarten gekregen heeft kan verzuchten: ‘Gaode
gij oe haande sebiet mar es waasse.’
Klippels – klepels. Hele goede kaarten.
Afgeleid van het slaan van de klepel tegen de kerkklok, dus veel
slagen halen.
Koej – koe. In de uitdrukking: ‘Dès mèn
koej’; werd gezegd door de speler die een slag binnenhaalde.
(Frans Verbunt)
Leege kaorte. Kaarten van 2 tot en met 10, dus
zonder ‘prentjes’, meestal een nadeel.
Lêege kaorte – lage kaarten. Meestal zijn dat
slechte kaarten, maar bij het rikken een mogelijkheid om te ‘miesèère’
(geen enkele slag halen).
Liggen. Een kaart die wordt uitgespeeld ‘ligt’.
De speler kan die kaart niet meer terugnemen. Cees Robben vatte het
samen met ‘Wè leej dè leej.’
Mie. De vrouw in het kaartspel. Schuppe Mie,
schuppemie: schoppen vrouw.
Peesteeker. In het Udenhouts: de boer in het
kaartspel.
Pèrgestiekskes maoke – een medespeler,
bijvoorbeeld bij het rikken, stilletjes aanwijzingen geven;
valsspelen. Uit het Frans: par gesticuler.
Plòtjes – plaatjes. de hoge kaarten boer,
vrouw, koning en aas. Ook wel ‘prentjes’ of ‘bilde’.
Tadderakke. Slechte kaarten. Andere woorden
daarvoor zijn: tòdde, takkebosse, en ongegaojerd (niet bij elkaar
passend).
Tòffel – tafel. In de uitdrukking ‘Op
tòffel koome’. Heeft niets te maken met het ‘op tafel rijden’
van Sinterklaas; het betekent, bijvoorbeeld bij jokeren, kaarten
uitleggen op tafel. In een van zijn Tilburgse liedjes zingt Tony
Ansems: ‘Ha'k mar unne joker gehad/ Dan waar ik al lang op de
tòffel gewist/ Ik was bijna uit, mar ik miste ’n zis, ik had
aonsluiters zat.’
Vierderaande – vier ‘kleuren’ kaarten. In
sommige kaartspelen, zoals rikken, is dat een nadeel; slechte
kaarten.
Zis jannewaarie – zes januari. Bij het zwikken
het op een na hoogste drietal kaarten dat men kan hebben: drie
koningen.
Ik wens u een 2011 zonder tadderakken en met veel
plòtjes. |