INHOUD IN 'T VEN
HOME
SPECIAAL
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
BRABANTS

 

St.-Antonius bij de nonnekes in de ziekenboeg

Vroeger stond er in de Oude warande een klein kapelleke met een beeld van een of andere heilige. De Oude warande was (en is nu nog) een prachtig sterrenbos, maar in die tijd was het nog echt zo'n bos waar je helemaal verloren kon lopen. Alle paden gingen van de rand van het bos naar het midden waar een prachtig wit buitenverblijf stond. Ik zeg buitenverblijf want het was te klein voor een villa maar het zag er wel imponerend uit. Het was al jaren onbewoond. Er was ook nog een boswachterswoning en een schaapskooi, en dat allemaal midden in dat bos. Van wie dat bos was, weet ik niet, maar buiten de boswachter zag je er nooit iemand die er direct mee betrokken was.

's Woensdagsmiddags als de school uit was, gingen we meestal naar de bossen. Wij woonde op de Reeshof dus we hadden volop keus. Het gemeentebos, Het wandelpark, en de Oude warande. Daarnaast hadden we nog de grote bossen van de fabrikanten aan de Bredaseweg en de privéperceeltjes rond de Zwartvenseweg en de Langendijk. De Oude warande was het verste, dus ook het beste.
Naast het kapelleke in de Oude warande was een brandkuil, die in oude tijden aangeplant was met rododendrons. Die brandkuil was helemaal overgroeid, maar wij jongens hadden hem gevonden en er zaten volop salamanders en watervlooien in. Ons moeder kwam dan wel eens kijken maar kon niet zo goed bij die brandkuil komen, dus die ging dan maar in dat kapelleke een beetje bidden en misschien ook wel om wat rust te krijgen van die jong. Wij wilden natuurlijk weten welke heilige op dat altaartje stond en dan zei zij dat het d'n heilige Antonius was en als je heel vroom bad dan zorgde hij wel dat als je iets kwijt was het op den duur weer gevonden werd.

In augustus hadden wij geregeld de broeders van Oudenbosch bij ons te kamperen. Die kwamen dan met gemiddeld 50 jongens voor de hele maand naar de Reeshof en dan sliepen ze in grote witte tenten. Er werd gekookt in een schuurtje en gewassen aan de pomp. Het waren over het algemeen jongens die in Indië woonden en in Nederland bij de broeders op kostschool zaten en zo hun zomervakantie doorbrachten.
Het hele jaar door werd er elke week wat van het overgebleven snoepgeld gespaard voor de kampeervakantie. Midden in de vakantie zouden ze dan naar het dierenpark gaan en daar was ook een speeltuin bij en natuurlijk ook een flesje limonade en wat apenootjes voor de papegaaien en de apen. Daarnaast was het ook Tilburgse kermis, dus daar moest ook voor gespaard worden.
Als de rust 's avonds in het kamp was gevallen en de jongens in slaap waren, dan ging onze pa altijd een paar van die broeders naar binnen halen om nog een borreltje te drinken voor ze zelf naar bed gingen. Dan moest de Novice (de jongste broeder) de wacht houden terwijl de ouderen zich te goed deden aan een liter snevel.
Die novice was nog al een beetje aan de vrome kant en ook een beetje bang om zo achter in de bossen helemaal alleen te zijn, dus die begon dan de rozenkrans te prevelen totdat de broeders uiteindelijk na een uur of twee weer terugkwamen.
Hij was dan zo blij dat alles goed was verlopen gedurende hun absentia dat hij er nog een extra litanie bad.

De dag van het uitstapje naar de dierentuin was aangebroken en alle jongens, enthousiast op de fiets via de Reeshofdijk, Zwartvenseweg, de spoorlijn over, en zo dwars door de Oude warande langs het kapelletje van St.-Antonius, rond het witte buitenverblijf naar het dierenpark. De Novice reed op een oma's-fiets voorop, en broeder Germanus sloot de karavaan af.
Bij de fietsenstalling aangekomen, kwam de novice tot de ontdekking dat hij de portemonnee met geld van alle jongens onderweg verloren was. Tot grotere consternatie had broeder Germanus ook geen geld bij zich, omdat die zaken door de novice behartigd zouden worden.Wat nu....?
Er was meer paniek over de verloren portemonnee dan het niet naar binnen kunnen gaan van de dierentuin die nu zo aantrekkelijk dicht bij was met alle geluiden van vreemde wilde dieren binnen.
Er werd besloten terug naar de Reeshof te gaan maar nu te voet en goed op de grond te kijken naar die portemonnee met 11 gulden. Een briefje van 10 en twintig stuivers.
Om 10 uur kwam iedereen het erf opgewandeld met de fiets in de hand en nog steeds geen portemonnee. De novice had het niet meer en kwam zowat snikkend in de keuken totaal op van de zenuwen. Ons moeder dacht dat hij wat beter alleen zijn route nog eens kon bewandelen zonder al die kinderen, dus die stelde voor om maar eens op zijn gemak te voet terug te gaan, en dan in het kapelletje een kaars aan te steken, want St.-Antonius kan toch zo'n 50 jongens niet in de steek laten.
De novice gaat op weg met een theelichtje en een doosje lucifers en wat boterhammen naar de kapel en zweert niet terug te komen totdat hij het geld gevonden heeft.
De jongens werd beloofd dat er op een andere dag de dierentuin bezocht zou worden.

Diezelfde avond werd met behulp van verschillende "jonge klares" een plan gemaakt om de hulp van St.-Antonius in te schakelen om alsnog de dierentuin te kunnen bezoeken, omdat de novice het geld nog steeds niet gevonden had en er volledig van overtuigd was dat hij het bij het oversteken van de spoorwegovergang nog in zijn kontzak gevoeld had.

Om de novice een beetje op zijn gemak te stellen had onze pa gezegd dat hij morgen, als iedereen naar bed was, maar eens naar binnen moest komen en dan zou een andere broeder eens een keer de wacht houden. Dat vond hij geweldig en zo werd hij ingewijd met een paar "jonge klares "en wat vaderlijk advies.
Het was die avond goed donker ondanks dat het zomer was, en rond halfelf vertrok ons moeder zogenaamd naar bed... Er kwam nog een andere broeder helpen... met het inwijden van de jonge novice.
Onze buurvrouw en ons moeder liepen toen met de elkaar naar het kapelleke in de Oude Warande. Daar aangekomen lichtten ze St.-Antonius van het altaartje en legden ze een velletje kladpapier en een theelichtje op de plaats waar hij normaal stond … Op het briefje stond geschreven: "Vanavond ben ik op werkbezoek op de Reeshof en ben morgenvroeg weer terug". getekend: St.-Antonius.

Inmiddels was het kwart voor twaalf en onze pa en die andere broeders hadden de novice al zo onder de invloed dat hij geen idee van tijd had. Het bleek dat hij nog dorst had ook.
Onze buurvrouw spaarde altijd stuivers en die had 11 gulden bij elkaar geteld en in een knikkerzakje gedaan. In het bos aangekomen bij de kleine tent van de novice werd St.-Antonius op zijn zij naar het hoofdeind gesleept en rechtop gezet naast het kussen. Het zakje met de stuivers werd aan zijn hand gehangen.
De honden hadden al een paar keer geblaft dus onze pa voelde wel dat ons moeder terug was van haar excursie. Tegen die tijd zei de oudere broeder dat het tijd werd om nog maar eens goed te bidden tot de heilige Antonius, want het geld moest er toch uit kunnen komen vooral omdat het op weg langs "zijn" kapel verloren was geraakt. De emoties van de novice waren zo hoog dat hij zich terugtrok om nog maar een rozenkrans te bidden voor dat hij ging slapen. Met zaklantaarn, en niet al te sterk op zijn benen, kroop hij op zwakke knieën de tent binnen. St.-Antonius aan de andere kant van de tent stond er ook niet zo stevig bij en toen de novice halverwege de tent binnen gekropen was, zag hij St.-Antonius die op datzelfde moment naar voren tuimelde omdat dat zakje met stuivers aan zijn hand hem uit balans had gebracht. De novice gilde het uit en wist niet wat hem overkwam. Hij had duidelijk de verschijning van een heilige gezien maar was inmiddels zijn zaklantaarn uit de hand verloren. Onze pa en de andere broeders kwamen even bijlichten en toen hij van de schrik en de anderen van het lachen bekomen waren, kwamen ze tot de conclusie dat St.-Antonius zijn arm gebroken had.

Door die zware klap voorover met die knikkerzak met 220 stuivers had hij zijn hand volledig verbrijzeld en zijn onderarm was opengescheurd, en uit de elleboog stak nu alleen een ijzerdraad die naar zijn mond wees alsof hij er ook een lustte. Zijn baard had ook nog een kras opgelopen. In die tijd hoorden wij nog bij de Vredesparochie, dus de volgende morgen werd er bij pastoor Francois gebiecht. Die wist raad... St.-Antonius werd met de luxe wagen opgehaald en naar de zusters buiten de stad gebracht om daar in het gips gezet te worden. Dat heeft 3 maanden geduurd en in die periode lag er een mooi getypt briefje op het altaar in de kapel dat hij binnen een paar weken opgeknapt van de nonnen terug zou zijn.