INHOUD DALDEROP
HOME
TEKSTEN

AUTEURS

BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL


Print Pagina

Bramen

Ed Dalderop

 

De meeste mensen hebben het idee dat er minstens een páar dingen zijn, die ze vóor ze doodgaan in ieder geval gedaan willen hebben of meegemaakt.

In alle talen tref je velerlei formuleringen aan voor deze "minimumeisen van een echt leven" . Die variëren van Hele Grote, zoals "Napels zien, en dan sterven" of "Pas dan een man, als je een boom geplant hebt en een kind verwekt", tot uiterst onbenullige als "Het is geen man die niet roken kan" of "Campari móet je gedronken hebben, al is het maar éens in je leven", - weet u wel, dat bittere rode spul, met die aap.

Iedere puber kan je zo zijn of haar "minimum-eisen" noemen. En iedere idealist die, welke hij voor alle ánderen graag gerealiseerd zou willen zien, - maar waarvoor de wereld meestal wél even wat anders zou moeten worden ingericht.

 

Wat mij betreft : ik zou iedereen, die houdt van het leven en de wereld, toe willen wensen dat hij, vóor hij sterven moet, in ieder geval éen keer in zijn leven zelf bramenjam heeft mogen maken.

Dan heeft hij in ieder geval, en op een haalbaar niveau, toch dicht in de buurt gezeten van het volmaakte zintuiglijke geluk.

Wel met zelfgeplukte bramen, dat hoort er dan bij. Zoals ook Multatuli al vond : "Niet in het snijden van de paddi is de vreugde, maar in het snijden van de paddi die men geplant heeft".

 

Ik ken maar weinig zintuiglijke ervaringen die zo'n intens geluksgevoel kunnen opwekken als de uitbundige aromatische geur die bedwelmend opstijgt uit de borrelende pan met zojuist gemaakte hete bramenjam.

Nu is álle net-gemaakte jam al een feest voor de neus, maar met bramen ligt het toch wat anders dan met eerdere vruchten in het jaar. Aardbeienjam geurt intens fris en verrukkelijk naar de lente, in frambozenjam klinkt de zomer al door, en bij Reine Claude-pruimen is dat nog wat breder, wat voller, - maar bij bramen wordt dat bijna onaards. Het is een rijke zware geursoort, als die van tropische vruchten, oude port, duur leer en zoete wierook samen. Alle rijpheid van het fruit van de hele zomer komt daar ineens in los. Het heeft iets wonderlijks dat zoiets zwaars en massiefs toch nog een onzichtbaar aroma kan blijven, terwijl het toch zo breed en zoet als een emmervol volmaakt parfum rond je golft. Je speurt alleen op de achtergrond een vleugje weemoed om de bijna voorbije zomer ; nog geen melancholie, maar gewoon spijt dat de mooie dingen toch voorbijgaan.

 

Als je in de pan roert, waar behalve de bak met zwarte bramen toch ook het wit van ettelijke kilo's suiker zijn bijgemengd, is het spul niettemin zo donker gebleven als dieppaarse dikke inkt, maar dan wel een, waaruit dikke onzichtbare wolken van een intense geurigheid rond je hoofd opstijgen, - waar bijvoorbeeld dure kersenbrandewijn nog maar dun en waterig bij is.

 

Voor een volmaakte beleving ervan moet je ze eigenlijk wél zelf plukken.

Ik ken natuurlijk niet de beleving van mensen die zoiets willen nadoen met gekochte bramen uit de winkel, maar ik kan me nauwelijks voorstellen dat je daarmee net zo'n tovercirkel rond die jam-pan zou kunnen creëren, net zo'n sensuele bijna orgastische beleving mee oproepen als met zelf-geplukte.

 

Bramen plukken is een hele kunst. Maar de meeste Tilburgers zijn daar, de een meer de andere minder, allemaal vanaf hun jeugd wel min of meer bedreven in geraakt.

Het begint natuurlijk als kind al wel, als je aan het eind van de Grote Vakantie met je vader of je moeder mee mocht op bramenjacht. Of anders met vriendjes die steeds wel een hele goeie plek wisten waar er altijd héel veel stonden, en waar tóch bijna niemand kwam, - en waar je er nog eens heel goed bij kon óok nog.

Een paar grote plastic zakken mee, dat moest dan, of beter nog een groot blik met een hengsel of een emmertje, en ook nog een wandelstok of een hark om te verre takken naar je toe te halen. En na de eerste ervaringen trouwens al gauw ook nog aparte en liefst ouwe kleren aan, of minstens handschoenen of zoiets, en lange mouwen om je handen en armen tegen de ergste krassen en prikken te beschermen.

 

Als je wat groter was kwamen daar soms ook al meer technische voorzieningen bij, als een trapje of een omgekeerd blik om op te staan, een klein blikje om de Verzamelemmertegen het omkieperen veilig te op de grond te kunnen laten, en een paar stukken touw om hoge of verre takken wat comfortabeler bereikbaar te houden.

Alleen heel pessimistische kinderen beperkten zich tot alleen maar een schaaltje mee, of een papieren zak of een plastic boterhamzakje, waarvan je meteen al wist dat je er in de kortste keren alleen paarse prut in zou hebben.

En er kon trouwesn veel te weinig in. Nee, een béetje Bramenplukker ging niet voor onzen maar voor kilo's.

 

Als je dan aankwam op de bedoelde locatie: éerst inspecteren of niet toevallig andere, net zo slimme kinderen als jullie-zelf, daar de gemakkelijke allemaal al weggeplukt hadden , en dan natuurlijk alleen nog maar de slechtst bereikbare laten hangen!

En of er, zoals tenslotte de bedoeling was geweest, inderdaad allemaal flinke, grote rijpe bramen daar zó voor het plukken hingen, dat je bijna zonder moeite meteen hele blikken-vol bij elkaar zou kunnen oogsten.

Met glinsterende ogen telde je dan je zegeningen en maakte je klaar om in 'n half uur drie emmers-vol af te vullen, - tenminste zo'n perspectief lokte dan.

 

Zelf de bramen proeven zou eigenlijk ook wel lekker zijn, maar dat was wel zonde, het deed afbreuk aan de snelle Grote Overvloed in je emmer, dat voelde je wel. Alleen wanneer er een vette onwillige braam bij was, die de hele tijd nét tartend buiten je bereik hing, en waarvoor je beduidende krasrisico's moest nemen, die moest het dan wel eens ontgelden - als je hem, net op je tenen staande en vér-overhangend, tóch te pakken had gekregen. Die verdween dan wel in je mond en bevestigde je schatting : dit waren hier inderdaad hele rijpe en geurige.

 

Er waren natuurlijk altijd ook wel een paar van die merkwaardige droge bij, maar die deden alleen mee als de hoeveelheden tegenvielen. Voor de jam waren die éigenlijk nog best bruikbaar, maar het plukken miste toch de glamour van een échte Braam.

Goeie hingen, met een bosje tegelijk, nog nét goed genoeg vast om er niet bij een toevallige bruuske beweging met een paar tegelijk af te vallen, maar ook weer niet zo stevig dat je ze stukkneep als je ze er aftrok.

 

Nu en dan bekeek je handen eens: die werden alsmaar paarser, maar dat betekende véel, en goeie rijpe.

Soms kon je wél wat last hebben van onervaren medeplukkers. Die keken dan in jouw bijna volle emmer, en wilden dan komen plukken waar jij ook bezig was, omdat er daar altijd meer leken te hangen. Maar zulke sukkeltjes wees je dan op een flink trosje dat toevallig juist buiten jouw bereik hing: hierzo, die zal ik even voor jou laten hangen. En dan koos je zelf letterlijk een andere "invals-hoek", een eind verderop, waar de struik nog maagdelijk leek.

 

Na verloop van tijd geurde dan de hele struiken-rij diep en zoet naar de gekneusde bramen. Het rook ook echt paars, dat kon je duidelijk merken, net alsof iemand in de buurt al jam zat te maken. Heerlijk, die geur waar je snuivend van proefde.

 

Het jam maken straks, dat was iets wat eerst je moeder deed, maar waar je al gauw zelf aan mee wilde doen, zeker als je zoals ik de oudste was thuis.

Dat je aan jam, als je niet uitkeek, gemeen je vingers kon branden, zeker als je veel suiker gebruikte, dat was iets wat je al gauw ontdekte, maar dat hoorde bij de inwijding in de jam-kunde. En omdat dat meestal pas gebeurde als je al toe was aan het in de potjes doen, werd dat leed verzoet door het intussen alsmaar heviger geworden en opwindend rondzingende bramen-aroma, daardoor vergat je de zere plek meteen weer.

 

En als dan een hele serie potjes vol donkere hete jam met vage pitjesschaduwen, veel mysterieuzer dan bij frambozen, ondersteboven op een rij stonden te koelen, schoongewreven en wel, van wat er overheen gemorst was bij het inscheppen, dan voelde je een echte oer-natuurmens, een "Jager of Verzamelaar" uit de boekjes, die onafhankelijk van anderen zijn eigen Voedsel Toebereidde.

En dan met je ogen dicht nog even hevig de Geur opsnuiven – hèèè! -, voor je weer op straat ging spelen – of naar bed ging, want jam maken was meestal iets laats.

 

Veel later in mijn leven kwamen dit soort beelden mij weer voor de geest, toen ik Rilke's gedicht over de herfst leerde kennen, dat óok gaat over de rijpheid en de vervulling van heel aardse zaken, laat in de zomer.

 

Herbsttag.

 

Herr, es ist Zeit. Die Sommer war sehr grosz.

Leg deinen Schatten auf den Sonnenuhren

und auf den Fluren

lasz die Winde los.

 

Befiehl den letsten Früchten voll zu sein.

Gieb ihnen noch zwei südlichere Tage.

Dränge sie zur Vollendung hin, und jage

die letste Süsze in den schweren Wein.

 

Wer nu kein Haus hat, baut sich keines mehr.

Wer nun allein ist, wird das lange bleiben.

Und wachen, lesen, lange Briefe schreiben,

und über den Alleen, hin und her,

unruhig umgehen, wie die Blätter treiben.

Herfstdag, vertaling:

 

Heer, 't is nu tijd. Het waren mooie dagen.

Houd nu de zonnewijzers winterblind,

en laat de wind

over de vlakten jagen.

 

 

Gebied de laatste vruchten vol te zijn,

laat het nog een paar dagen zonnig wezen.

Duw ze nog vol met rijpheid in hun vlees en

maak zoet de druiven, voor een rijke wijn.

 

 

Wie nu geen huis heeft, bouwt er ook geen meer.

Wie nu alleen is moet dat lang nog blijven,

slapeloos woelen , lange brieven schrijven,

en zwerven langs de wegen, als het Weer,

doelloos, zoals het blad zich voort laat drijven

Wel oud, maar mooi vond ik dat toen, - en nóg wel.

 

Maar even terug naar die jam: er zijn nog bramen nu – rijpe, aan de struiken, bedoel ik.

Dus zelf proberen kan nog!