INHOUD RKJW
CUBRA HOME

 

Jos Naaijkens

UIT DE RIJKE GESCHIEDENIS VAN DE TILBURGSE DRUKKERIJ R.K. JONGENSWEESHUIS


 

Vrolijk Volkje

Auteurs: de fraters Jos M. Reynders (1874-1942) en Nicetas. Doumen (1876-1955)
Illustrator: Frans Lazarom (1880-1936)

 

 
Vroolijk volkje 2 (1925)

De auteurs stellen in de jaren ’20 van de vorige eeuw zowel de leesmethode ik lees al als de serie leesboekjes Vroolijk volkje samen. De boekjes kunnen in het lager onderwijs naast elkaar gebruikt worden. Vroolijk volkje is een aanvulling, verrijkingsstof bij ik lees al.

Het door de auteurs zo gewenste katholieke stempel is in deze beide reeksen duidelijk aanwezig.

 

ik lees al 1 (1934)

 


ik lees al 1 (1934)

Kleurrijke vertelplaten waarborgen het katholieke karakter van de leesmethode.

 


Blz. 9 uit ik lees al 1.  Het aardsparadijs met Adam en Eva.

 


Blz. 20 uit ik lees al 1.  De engelbewaarder beschermt het meisje tegen het aankomende gevaar.  

 

Vroolijk volkje 2 (1925)

In de boekjes van de serie Vroolijk volkje zien we hetzelfde. Menig verhaaltje is met een rooms katholiek sausje overgoten. Een voorbeeld…

In deeltje 2 vinden we een bijdrage van Lies en Marie. Lies, de oudste van de twee, geeft een rondleiding in de kerk.

 

 

Lies en Marie gaan samen boodschappen doen maar onderweg brengen ze even een bezoek aan een kerk.

Marie vraagt zich af waarom de godslamp dag en nacht moet branden. ‘Om-dat On-ze Lie-ve Heer hier woont’, zegt Lies. Ze wijst naar het ‘deur-tje van goud’, het tabernakel. ‘Daar woont On-ze Lie-ve Heer.’
Marie zwaait met haar hand naar Onze Lieve Heer.

 

 

De meisjes komen langs een beeld van Maria. Lies neemt het Marie wat kwalijk dat ze niet weet wie Maria is. ‘Dat is On-ze Lie-ve Vrouw.’ Maar ‘Dat is niet de ech-te Lie-ve Vrouw. Dit is maar een beeld van hout.’ vertelt Lies.

Vervolgens krijgt Marie uitleg over het verschijnsel biechten.
‘Wat is dat. Lies? Is dat een kast?’, vraagt Marie. Dáar zit mijn-heer pas-toor in, en hier zit ik’, zegt Lies.

 

Hoe gaat het biechten in zijn werk? Marie wil het weten.

In de biechtstoel zit mijnheer pastoor. Het is de bedoeling dat je tegen hem al je kwaad zegt.  
Dat is natuurlijk nogal wat.
‘Dan gá ik ook maar eens te biechten’, antwoordt Marie.
‘Nee, jij hoeft nog niet te biech-ten. Jij hebt nog geen kwaad op je ziel-tje’, stelt Lies haar gerust. Stout is Marie genoeg, maar ze kan nog geen kwaad doen. Daar is ze te jong voor. ‘Je bent nog maar vier jaar.’

 

 

 

Opvallend in de tekst is het boogje op de toonloze ‘e’. Ook komt er een streepje tussen de lettergrepen.

 

 

De auteurs


Frater Jos. M. Reynders (1874-1942)

 


Frater Nicetas Doumen (1876-1955)

 

Bronnen.
Jos. M. Reynders en N. Doumen, Vroolijk volkje 2, Tilburg, 1925
Jos. M. Reynders en N. Doumen, ik lees al 1, Tilburg, 1934
Caesarius Mommers & Ger Janssen, Zwijsen een passie voor uitgeven, Tilburg,
   1997
Karen Ghonem-Woets, Boeken voor de katholieke jeugd. Verzuiling en ontzuiling in
   de geschiedenis van Zwijsen en Malmberg,
Zutphen, 2011