Ik ga biechten - Het eerste
biechtboekje

Een ‘handleiding’ bij het biechten voor kinderen van 7 en 8 jaar.
Een klein boekje (16 x 22 cm.), vijfde druk uit 1946. Samengesteld
door M.C. Versteeg (1884-1956). Zijn kloosternaam is Frater
Cassianus. Hij is ook de auteur van ‘Het prentenboek van de
kinderbiecht’.
Het is de bedoeling dat het kind bij het biechten gaan dit boekje
mee naar de kerk neemt.

Het prentenboek van de kinderbiecht.
Links een uitgave uit 1927. Rechts uit 1939.
“Het kind gaat biechten. Het heeft enkele zonden gedaan”. De
engel is blij. De duivel wil het kind afhouden van biechten. De
engel ziet zijn wens in vervulling gaan.

De hulp van Maria wordt ingeroepen. Op blz. 5 adviseert men het
gebedje tot Maria op te zeggen. In kleine lettertjes staat onderaan:
“Zeg dat gebedje nog eens tot Maria, heel langzaam: O Maria,
help…..”.
Alsof dat nog niet genoeg is lezen we daarna: “Bid dat gebedje nu
nog eens, met je ogen toe en denk goed aan Maria….”.
Kinderen die menen de afgelopen tijd geen zonden begaan te hebben
worden op blz. 8 snel uit de droom geholpen. Je bent als kind toch
wel een unicum als er geen enkel misstapje op jou betrekking heeft.
Er zal berouw getoond moeten worden. Maria, de Heilige Geest, de
Heilige Engel en Onze Lieve Heer worden gemobiliseerd.

Zoals we op blz. 21 kunnen lezen is na de biecht de ziel van het
kind schoon. De zonden zijn weg van de ziel.
Soms is het voor de biechtstoel dringen geblazen. Het kan druk zijn.
‘Er zijn … wachtenden voor u…’. Voordat je aan de beurt bent kan je
om de tijd te doden vanaf blz. 23 ‘tientjes’ bidden. Een soort
kruisweg. De ‘tientjes’ worden ondersteund door plastische
lijdenstaferelen.





Op het einde een afsluiting. Ideeën worden aangereikt om later toch
maar in de hemel te kunnen komen.

Bronnen
M.C. Versteeg, Ik ga biechten, Tilburg, 1946.
M.C. Versteeg, Het prentenboek van de kinderbiecht, Tilburg,
1927.
M.C. Versteeg, Het prentenboek van de kinderbiecht, Tilburg,
1939.
|