Het prentenboek van de
kinderbiecht
(derde druk - 1927)
De samensteller van het boek is M.C. Versteeg (kloosternaam: Frater
Cassianus). B. Reith heeft de illustraties voor zijn rekening
genomen. Uiteraard is de titelpagina ook voorzien van het logo van
de ‘Keurraad voor roomsche jeugdlectuur’.
Links: M.C. Versteeg (1884-1956) - Rechts: B. Reith (1894-1974)
Tot 1910 is het gebruikelijk dat kinderen op hun twaalfde het
sacrament van de Heilige Communie ontvangen. Paus Pius X vervroegt
de leeftijd in het decreet ‘Quam singulari’. In de eerste klas van
de lagere school, als de kinderen zes ŕ zeven jaar oud zijn, mogen
ze vanaf 1910 het sacrament ontvangen.
Voordat deze gebeurtenis voor het eerst plaats vindt gaat het kind
te biecht. Frater M.C. Versteeg is een diepgelovig mens en zijn zorg
gaat uit naar godsdienstige vorming van de kinderen. Voor de
voorbereiding van de Eerste Heilige Communie en de eerste biecht
stelt hij kleurige boeken samen. In de tijd van ‘Het Rijke Roomsche
Leven’ zijn ze op alle lagere scholen aanwezig.
De moeder van een pas geboren kind staat erop dat haar spruit met
spoed richting kerk gebracht wordt.
“Als ’t kindje na ’t Doopsel thuis komt, is moeder zoo blij. Nu
houdt ze nog veel meer van haar kindje. ’t Is nu een echt Kindje van
O.L. Heer”.
De Vader in de Hemel heeft het kind een Engel gegeven. Nu wordt de
kleine dreumes goed ‘bewaard’.
Op bladzijde 7 een ‘uiteenzetting’ over “een kleine zonde” en
“een gróóte zonde”.
Later in het boek wordt het verschil visueel weergegeven:
Die “stoute dief” op het derde plaatje kan tóch in de hemel
komen, als hij maar gaat biechten. Hoe dat biechten in zijn werk
gaat staat op bladzijde 8. De priester “luistert naar de
menschen, die komen biechten. Hij helpt ze om ‘t kwaad niet meer te
doen”.
In Tilburg kennen ze de uitdrukking: ‘ ’t schöfke krččge…’ (het
schuifje krijgen). Na het belijden van de zonden is het wel eens
mogelijk dat de biechteling de absolutie (vergeving van de zonden)
niet ontvangt. Het schuifje in de biechtstoel wordt door de
biechtvader dicht geschoven en de zonden worden niet vergeven.
Onderstaande essentiële woorden van de vergeving blijven uit.
"Ego te absolvo a peccatis tuis in nomine Patris et Filii et
Spiritus Sancti. Amen."
"Ik ontsla u van uw zonden in de Naam van de Vader en de Zoon en
de Heilige Geest. Amen".
Een kind wordt geconfronteerd met een kleine zonde.
“Wie in de kerk praat en speelt, doet kwaad, doet kleine zonde.
Zoo’n kind gooit telkens een kleine vlek op zijn zieltje, en ’t
bedroeft elke keer O.L. Heer”.
Maar met alleen maar weten welke zonden je gedaan hebt, weten wat je
goed en minder goed gedaan hebt ben je er nog niet. “Nu moet je
nog spijt bidden; dit is ’t voornaamste. Die spijt moet uit zijn
hart komen”. Een evaluatie is op zijn plaats. De beelden van
hemel, hel en vagevuur spelen door het hoofd van de kinderen.
De jongen en het meisje gaan biechten. Het meisje biecht als eerste
haar zonden op. Ze heeft spijt en ontvangt de zegen van God in de
hemel. De priester legt haar een penitentie, een boetedoening in de
vorm van een gebed, op. In het boek wordt de penitentie omschreven
als “straf bidden”.
“De priester wenscht ’t kind een zalige Communie”.
De biechtvader heeft een biechtverbod wat als volgt omschreven
wordt:
Tot slot wordt er met twee tekeningen aangegeven welk resultaat een
slechte en goede biecht kan opleveren.
Na een goede biecht kan het kind “de schoone Hemel” binnen
gaan.
Bronnen
M.C. Versteeg, Het prentenboek van de
kinderbiecht, Tilburg, 1927.
Caesarius Mommers & Ger Janssen, Zwijsen een
passie voor uitgeven, Tilburg, 1997
(Uitgeverij Zwijsen B.V.).
Wikipedia, Biecht.
Genealogische website, Familie Reith, (www.familiereith.nl/beb-reith/).
|