Op de in 1993 gehouden tentoonstelling 'Painting the Bible in
Rembrandt's
Holland', in het Israel Museum te Jeruzalem, was het
allereerste schilderij te
zien dat een joodse begraafplaats tot onderwerp
had: in 1653 schilderde Jacob
van Ruysdael (1628/9-1682) die van Ouderkerk
aan de Amstel (Staatsgemäldesammlungen, Dresden). Nog een ander
schilderij wijdde Van
Ruysdael aan deze plek; dit hangt in The Detroit
Institute of Arts, en is bijna
tweemaal zo groot als de versie in het
museum te Dresden. Ook is er een
voorstudie van hem van dit Beth Haim, met
op de achtergrond de uit de
Middeleeuwen daterende kerk, te vinden in
Teylers Museum te Haarlem.
Jacob van Ruysdael: Beth Haim
Niemand minder dan Johan Wolfgang von Goethe was verrukt over Ruysdael's werk.
Hij
schreef in 1816 het artikel 'Ruysdael als Dichter', dat handelt over
diens
schilderij van het Beth Haim te Ouderkerk. Hierin het volgende
citaat:
'Aanzienlijke, wonderbaarlijke graven in alerlei soorten, vanwege
hun vorm doen
ze deels aan doodskisten denken, deels geven ze aan hoe
belangrijk de joodse
gemeente is door de grote opgerichte zerken, die tonen
welke belangrijke
geslachten op deze plaats rusten.' Overigens heeft Goethe
nimmer geweten dat
Ruysdaels schilderij (en voorstudies) een zeer vrije
interpretatie van
Ouderkerk was. Daartegenover staat dat onderdelen van
Ruysdaels doeken heden
ten dage nog steeds te traceren zijn, en dat geeft
een wonderlijk effect.
A. Blotelingh heeft een ets gemaakt naar een van Ruysdael's
schilderijen
(museum Boymans van Beuningen, Rotterdam). Ten slotte heeft
Nederlands eerste karakturist, Romeyn de Hooghe (1645-1708), een mooie ets
nagelaten waarop de
zojuist bij de begraafplaats aangekomen trekschuit te
zien is (Rijksmuseum,
Amsterdam).
Het Beth Haim ofwel Huis des Levens - een naam die vaker voor
joodse
dodenakkers gebruikt wordt - van Ouderkerk behoort tot de
beroemdste
begraafplaatsen van Nederland. Het terrein van deze
Portugees-Israëlitische
begraafplaats - een van de vier sefardische
die ons land telt - is in 1614
aangekocht.
Vlak na de aankoop van de grond vond al de eerste begrafenis plaats, en wel
die
van het jongetje Joseph Senior, zoon van David, een bestuurder (Parnaas) van
Neweh Sjalom, een van de twee destijds bestaande
Portugees-joodse gemeenten.
Het zerkje is bewaard gebleven en er staat een
Hebreeuws gedicht op waarin het
kind zelf vertelt dat het de eerste is
geweest die op het Beth Haim werd
begraven. Twee jaar later, in 1616, is de
begraafplaats officieel in gebruik
genomen. Dit jaartal, geplaatst achter
het joodse jaar 5376, leest men op het
bord boven het in 1966 - samen met
het achterliggende 18de eeuwse metaheir(reinigings)huis - gerestaureerde
toegangshek aan het water. Het is de
plek waar zich de laatste
aanlegsteiger van de begraafplaats bevond.
David Henriques de Castro
heeft in de tweede helft van de vorige eeuw 6000
grafstenen en tomben
opgegraven. Een deel hiervan is gerestaureerd en
zichtbaar gebleven. In 1883
verscheen zijn eerste bundel met beschreven
én gefotografeerde
grafstenen van het Beth Haim; de geplande
volgende twee delen zijn echter nooit
verschenen. Begin jaren zeventig
volgde een grondiger onderzoek van de o zo
rijke dodenakker, want steeds
weer konden onbekende monumenten aan de
vergetelheid worden ontrukt.
Afgezien van de joodse aspecten van de verschillende monumenten is er vaak
een
Zuideuropese invloed bespeurbaar. Deze zijn met name te vinden op het
oudste
deel, het Museumpark, een verhoogd grasveld met bomen en willekeurig
verspreide
zerken. Zo is de tombe van Eliahu Montalto, lijfarts van de
hertog van Toscane
en later lijfarts van Maria de Medici, uit 1616, een van
de vroegste
voorbeelden van de toepassing van Italiaans marmer in ons land.
De tentvorm van
het graf, die ook de tombes voor de familie De Mercado
karakteriseert, stamt
uit het Midden-Oosten. Het opvallende graf voor Ishac
Uziel uit 1622 vertoont
een illusionistisch gehakt roodmarmeren kleed.
Latere zerken, uit de tweede
helft van de 17de eeuw, vertonen zeer
opvallend, want ongeoorloofd bij
orthodoxe joden, afbeeldingen van personen
en engelen. Ook treft men
oudtestamentische taferelen, heraldiek, schedels,
zandlopers en treurende putti
op de graven aan. Ook zaken die niet tot de
sobere joodse grafcultuur behoren,
maar zij geven de plaats mede zijn
unieke positie.
Andere beroemdheden, wier gebeenten hier rusten zijn Menasseh ben
Israel,
de
geleerde die met Cromwell sprak over de toelating van joden in Engeland,
en Don
Samuel Palache, gezant van de koning van Marokko; diens
begrafenisstoet in Den
Haag werd begeleid door prins Maurits. Het echtpaar
Daniel Levi de Barrios -
Abigael de Pina dat waarschijnlijk model heeft
gestaan voor Rembrandt's
schilderij 'Het joodse bruidje'. De ouders van
Spinoza rusten hier ook, en
tevens Isaac Orobio de Castro, de bestrijder
van Spinoza's denkbeelden.
Opvallend veel artsen, zoals Efraim Bueno, vereeuwigd door zowel Rembrandt
als
Jan Lievens. Zijn vader Joseph Bueno, tevens arts, werd aan het
sterfbed van
prins Maurits geroepen. Ook de eerder genoemde David Henriques
de Castro
(1826-1898) rust hier, hij was behalve puissant rijk ook de
eerste chroniqueur
van de dodenakker. En natuurlijk Samuel Sarphati
(1813-1866), de sociaal zeer
bewogen dokter. Hij was de stuwende kracht
achter de bouw van het Amstelhotel
en het Paleis van Volksvlijt. In het
Sarphatipark staat zijn borstbeeld, met op
het voetstuk: 'Sarphati,
stichter van nieuw Amsterdam'.
Een wonderlijke naam ten slotte is die van het kind van Okes
Boques, dat op
1
januari 1617 ter aarde werd besteld. De Castro schreef toentertijd
hierover:
'Onwillekeurig denken wij hierbij aan het bekende hocus-pocus.
Wellicht rust
hier het kind van een goochelaar.'
Tot voor kort nam men aan dat hier in het begin van de dertiende eeuw
het
kasteel van de heren van Amstel had gestaan. Of restanten van deze
burcht in
maart 1994 in het centrum van Amsterdam (en aldus zou Vondel
middels zijn 'Gijsbrecht' gelijk krijgen) blootgelegd zijn, wordt echter
inmiddels sterk
betwijfeld, gezien de vastgestelde dateringen van het
aldaar gevonden hout. In
ieder geval heeft op de dodenakker zeker het Huys
ter Aemstel gestaan.
De begraafplaats ligt in het hart van Ouderkerk, op veengronden aan de
rivier
de Bullewijk. In totaal werden er zo'n 27 duizend doden (!) te ruste
gelegd, en
honderden zerken zijn in de loop der tijd in het veen
weggezakt.
Decennia lang bedreigde voortschrijdend verval de begraafplaats. Onder
het
motto 'Leef mee met Beth Haim' startte men in maart 1995 een
inzamelingsactie
voor restauratie. Dankzij substantiële bijdragen kwam
de opbrengst op vijf
miljoen. Hiermee wordt deze unieke Beth Haim de
komende jaren rigoreus
opgeknapt.