In de catacomben van Parijs

 


Eind 18e eeuw begon er een sanitair probleem te ontstaan in Parijs. De begraafplaatsen konden de hoeveelheid stoffelijke resten niet meer aan. Er lagen zo veel lagen mensen begraven dat de bodems van de kerkhoven flink hoger lagen dan de omringende gronden. Ziektes ontstonden door de uitpuilende kerkhoven en het bestuur van de stad besloot tot een grootscheepse actie. De kerkhoven dienden geleegd te worden. Maar wat moet je met de resten van miljoenen mensen? Men besloot om die in de nachtelijke uren op te graven en met karren te vervoeren naar de oude steengroeves diep onder het oppervlak van Parijs. Deze oude kalksteengroeves liggen op zo'n 25 meter onder de stad en hebben gediend als grondstofleverancier voor de bouw van deze wereldstad. 


Een oude foto van een nog in werking zijnde groeve onder Parijs.

Vanaf 1786 tot diep in de 19e eeuw is men bezig geweest met het transporteren van al die menselijke resten. Hoe men ooit al dit materiaal in die gangen gekregen heeft lijkt een raadsel als je nu de catacomben bezoekt. 
Direct na het betreden van het toegangsgebouw van de huidige catacomben daal je een ijzeren wenteltrap af met hoge treden die je meteen 25 meter lager brengt. Een heel lange en smalle gang van ongeveer een kilometer brengt je naar het gedeelte waar de botten en schedels opgeslagen zijn. Je betreedt dit gedeelte door onder een poortje door te lopen met het opschrift: "Stop, hier is het rijk van de dood".

Achter deze deur kom je in een gangenstelsel waar de resten opgestapeld zijn van zo'n 6 miljoen Parijzenaars. Keurig opgestapeld en verstevigd met hier en daar een dotje cement. De resten zijn per kerkhof bijeengebracht met een steeds een bord met de afkomst en wanneer de botten er gebracht zijn. Het is een zeer surrealistische aanblik om oog in oog te staan met zoveel resten van mensen die ooit de Franse hoofdstad bevolkten.

In totaal beslaat het gangenstelsel een lengte van 300 kilometer, maar voor de bezoeker is slecht een 1700 meter te bekijken.

Momento Mori!

Han van Meegeren (tekst en foto's)