INHOUD DODENAKKER
HOME

BRABANTS

AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
SPECIAAL

 

D



L. Verberne

Afkomstig uit: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1956-1957, pag. 97-99.

LOUIS GERARDUS JOSEPHUS VERBERNE

(Nieuwer-Amstel, 29 september 1889 - Breda, 5 januari 1956)

Louis Verberne werd onder de rook van Amsterdam geboren, in de gemeente Nieuwer-Amstel, in de Nes- en Zwaluwenbuurt."De Verbernes" zijn Tesselaren van oorsprong, reeds in de 17de eeuw komt de naam voor in de doopboeken van het eiland. Mogelijk hebben zij aanvankelijk de zeeën bevaren, in de 19de eeuw gaan ze zich aan het onderwijs wijden. In het eerste kwart van onze eeuw herinnerde zich nog menig bewoner van de kop van Noord-Holland met dankbaarheid de lessen van "Monsieur" Verberne. Deze "Monsieur", blijkbaar het hoofd van een Franse school te Den Burg op Tessel is de grootvader van Louis. Ook zijn vader was hoofd van een school, nl. van de eerste katholieke school in Nes. Daar kwam V. op 29 september 1889 ter wereld.

De onderwijstraditie van de familie vond in Louis een veelzijdig vertegenwoordiger. Hij zal dit zijn levenlang trouw blijven: van 1908-'17 het lager, van 1917-'47 het V.H.M.O. en nadien tot aan zijn dood het H.O. Was hij tot 1917 o.a. zeven jaar werkzaam te Amsterdam, nadien vertrekt hij naar Brabant. Intussen was hij in het bezit gekomen van de acte M.O. Nederlands, zodat Dr. Moller hem gaarne aanstelde aan een van de nieuwe katholieke middelbare scholen ten Z. van de grote rivieren. Na een verblijf van enige jaren in Eindhoven, vertrok V. naar Breda - het was in 1922 - waar hij woonachtig is gebleven ook toen het H.O. hem naar Tilburg en Nijmegen riep. Aan de Economische Hogeschool te Tilburg had hij Economische Geschiedenis te doceren, aan de Universiteit van Nijmegen Politieke en Sociale. V. had nl. de moedertaal min of meer laten verdringen door geschiedenis. Ook in laatstgenoemd vak had hij de middelbare acte behaald; hiermede was hij echter niet tevreden. Hij zette zijn studie langs academische weg voort, zodat het register van doctorale examens in de geschiedenis te Nijmegen op 27 maart 1925 begint met de naam van Louis Gerardus Josephus Verberne. In 1931 zet hij de kroon op het werk: hij promoveert op een proefschrift over Gijsbert Karel's leerjaren.

Vlie bedenkt, dat V. aan het jongenslyceum in Breda niet alleen les te geven had in geschiedenis en nederlands, maar dat hij tevens conrector van deze groeiende school was, kan zich wel voorstellen, dat deze man van zijn geestelijke en lichamelijke kracht veel heeft gevergd. Vooral tijdens de oorlog is zijn uithoudingsvermogen op de proef gesteld, maar ook tevoren was zijn aandeel in het algemeen beheer van zijn school zeer groot.

Misschien mag men V. noemen iemand van voortdurende activiteit. Rusteloos is mogelijk een juister epitheton. Vacantie was voor V. een onbekend begrip. Jaar in jaar uit bestond vrijwel de gehele zomervacantie uit het zitting hebben in de staatscommissie krachtens artikel 12 van de H.O.-wet. Nauwelijks was hij hoogleraar of hij ging geschiedenis examineren voor de M.O. acte en het land rondreizen als gecommitteerde bij de eindexamens der gymnasia. Het zal niemand verwonderen, dat het nogal eens bleek dat het geheugen van de hooggeleerde in het bijzonder op administratief terrein onder te hoge druk stond.

Typen als Verberne vinden voor alles tijd. Als jong leraar stelt hij met een collega een bloemlezing samen ten dienste van de lessen in onze moedertaal. Weldra moderniseert hij de geschiedenisleerboeken van Huybers en Kleintjes, destijds op vrijwel alle katholieke middelbare scholen in gebruik. Zo eerde V. de nagedachtenis van Prof. Huybers, de eerste hoogleraar in geschiedenis aan de Universiteit van Nijmegen, de man die V. de weg van de Tilburgse Leergangen naar de Alma Mater aan de Waal had gewezen.

Sinds zijn promotie publiceert en recenseert V. in verschillende tijdschriften en dagbladen, waarbij hij herhaaldelijk laat zien hoe diep hij in de periode waarin Gijsbert Karel van Hogendorp leefde heeft gegraven. Overigens legde de publicatie van deel VII en VIII van de Geschiedenis van Nederland (1813-1938) onder de redactie van Pro£ H. Brugmans voor de oorlog op veel "vrije" tijd van V. beslag. In 1945 heeft de onvermoeibare nogmaals een Geschiedenis der Nederlanden in vier delen op stapel gezet en wel geinspireerd door de groot-Nederlandse gedachte. V. zelf nam in '50 het derde deel "het Koninkrijk der Nederlanden" voor zijn rekening; kort voor het overlijden van de redacteur is het laatste deel gereed gekomen. Meer en meer werd het duidelijk hoezeer V. zich thuis ging voelen in de belevenissen van onze voorvaderen. De verhoudingen in de jeugdjaren van Van Hogendorp hadden de historievorser als het ware wegwijs gemaakt. Van de "held" uit zijn voortreffelijke dissertatie heeft V. zijn voorliefde en belangstelling voor economische en sociale situaties overgenomen. Treedt hij in 1947 officieel binnen in de wereld van de historische-wetenschapsbeoefening, dan moet het hem weinig moeite gekost hebben zich hieraan geheel en al te wijden. Wat hij schrijft en spreekt legt hiervan zeer duidelijk getuigenis af. Helaas is de tijd, waarin hij gelegenheid heeft gehad in wetenschappelijke zin leerlingen te vormen, te kort geweest. Overigens moet het de historicus, die V. was, pijnlijk hebben getroffen, dat in onze dagen de moderne wetenschappen zoveel ruimte opeisen, dat de oude in het gedrang dreigen te komen.

Voorzover het mogelijk is een oordeel te vellen over de innerlijke beweegredenen van iemands optreden meen ik aan het einde van dit levensbericht te kunnen constateren, dat deze Hollander, voortgesproten uit een min of meer cryptokatholieke onderwijzersgeneratie, in de streken bezuiden de rivieren de gelegenheid heeft gekregen in het openbaar geheel volgens zijn beginselen te leven. Evenwel heeft hij hiervan nooit zo openlijk gebruik gemaakt, dat het opviel: de drang om dit duidelijk te demonstreren was hem volkomen vreemd.

Toch moeten het deze beginselen geweest zijn, die hem in staat hebben gesteld de strijd voor recht en waarheid aan te binden, onvervaard en zonder ophouden.

Op 9 januari 1956 zijn velen naar Breda getrokken om aan Pro£ Verberne de laatste eer te bewijzen. Ik merkte op het kerkhof in de nabijheid van de hoofdstad van de Baronie onder de belangstellenden een deputatie op van de plaatselijke historische kring, "d'Oranjeboom" genaamd. Het komt mij voor, dat deze naam in die omstandigheden, een symbolische betekenis van grote waarde had. In elk geval geeft zij een juiste karakteristiek van de Nederlander Louis Gerardus Josephus Verberne. God schenke hem de eeuwige rust.

M. DE HAAS

Wie belangstelling heeft voor de lijst van publicaties van Prof. Verberne mag ik verwijzen naar de uitgave van de herdenkingsrede, die Prof. L. J. Rogier op 29 januari 1956 te Nijmegen heeft gehouden. Achterin het boekje vindt men ze.