De oorsprong van het begrip humor ligt in de
medische wereld; het begrip heeft een vrij grillige ontwikkeling
gekend. Men onderscheidt humor in ruimere zin, waartoe zelfs
sarcasme behoort, en humor in engere zin, en daarover wil ik het
met u hebben. Ik probeer een aantal wezenskenmerken van dit begrip
aan te geven. Aan de hand van de spelvormen van humor, beschreven
door A.C. Zijderveld geef ik voorbeelden van verbale en visuele
vormen van humor, ontleend aan de Brabantse tekenaar en schrijver
Cees Robben, de maker van De prent van de week.
Schematisch weergegeven is mijn artikel als
volgt opgebouwd:
de ontwikkeling van het begrip humor;
het wezen van humor;
structuur- en spelelement van humor;
spelvormen van humor volgens Zijderveld;
voorbeelden ontleend aan het oeuvre van Cees
Robben.
De ontwikkeling van het begrip humor
Er waren eens vier mensen die over een smalle
weg wandelden. Deze smalle weg was door steile rotswanden
begrensd. De vier mensen gingen een bocht om, en midden op de weg
lag een grote kei, die de weg afsloot. De bloedrijke, vrolijke
sanguinische mens nam een aanloopje en wipte over de steen; de
rustige flegmatische mens ging erop zitten, draaide zijn benen en
romp om en sprong er aan de andere kant weer af; de vurige
cholericus schopte woedend tegen de kei, en de zwartgallige
melancholicus ging wanhopig op de steen zitten.
Waarom vertel ik dit verhaaltje? Omdat hier de
oorsprong van de term humor ligt. Humor had oorspronkelijk een
zuiver fysiologische betekenis. De oude geneeskundigen, o.a.
Hippokrates, sprak van een viertal lichaamssappen, de humores:
bloed, slijm, gele en zwarte gal, die weer overeenkwamen met de
vier elementen: lucht, water, vuur en aarde. Galenus verbindt aan
deze vier lichaamssappen zijn vier temperamenten. Als het bloed in
de mens de overhand had, dan sprak men van sanguinicus die overal
overheen wipt; was dat het slijm dan van flegmaticus die rustig
een reële oplossing zoekt; domineert de gele gal, dan van
cholericus, de driftkop; domineert de zwarte gal, dan van
melancholicus, de zwartgallige, de droefgeestige. Bij Galenus
verschuift de betekenis van humor van fysisch naar geestelijk,
psychisch.
De Engelse dramaturg Ben Jonson wordt algemeen
beschouwd als de auteur die de term humor aan de medische taal
ontleende voor zijn uiteenzetting over het karakter van het
klassieke karakterblijspel. Bij hem betekende humor een personage
met een sterk uitgesproken, excentriek, ongenuanceerd,
onevenwichtig karakter. Meestal is zo’n personage een
lachwekkende figuur.
Later evolueerde de betekenis van humor van
personage naar houding, naar attitude; met andere woorden: het
begrip humor heeft zich ontwikkeld van lichaamssappen naar
personage, van personage naar attitude. Een mens met een
humorhouding kan afstand nemen van de werkelijkheid, maar blijft
er dicht genoeg bij, hij weet de onvolmaaktheden van het leven te
aanvaarden en het betrekkelijke ervan door luimige situaties, door
contrastwerking, door overdrijvingen aan te tonen, om zodoende het
innerlijke evenwicht in moeilijke omstandigheden te bewaren. Dat
evenwicht is al een belangrijke notie in de fysisch – medische
betekenis van humor.
Het begrip humor is vanaf Ben Jonson van
literaire aard. Het kreeg in de literatuur op den duur zo’n
ruime betekenis dat het elke gewilde of onwillekeurige komische
vorm omvat. De schrijver Mark Twain heeft in de tweede helft van
de negentiende eeuw een betekenis aan het woord humor gegeven, die
we nu nog hebben, humor in engere zin dan wel te verstaan. Twain
deed dat niet zozeer theoretisch, maar vooral praktisch door
middel van zijn literaire werken.
Het wezen van humor
Structuur- en spelelement
De tachtiger Willem Kloos omschreef humor met:
de lach door de traan. Humor heeft altijd minstens twee elementen:
een lachwekkend en een serieuzer element. Deze elementen
beïnvloeden elkaar, maar zodanig dat het ene niet domineert boven
het andere. Het voornaamste structuurelement bij humor is de
juiste dosering van scherts en ernst. Dat juiste evenwicht, reeds
in de medische betekenis van humor zo’n wezenlijk element, is
voor de toehoorder of lezer vaak een individuele aangelegenheid.
Ik hoop dat met het volgende verhaaltje te kunnen verduidelijken.
In een van de films van Charly Chaplin komt de
volgende scène voor:
Charly rolschaatst op het platte dak van een
torenflat, de balustrade is zo juist afgebroken; Charly is
geblinddoekt. Ik geloof dat het niet nodig is te beschrijven, dat
deze komiek met wereldnaam daar een komische scène van gemaakt
heeft. Stelt u zich voor, onder aan de flat staan drie mensen naar
de capriolen van de geblinddoekte rolschaatser te kijken. De een
is een glazenwasser, die nog nooit enige hoogtevrees of gekriebel
in de benen heeft gekend; voor deze man zijn de handelingen van
Chaplin komisch. De tweede mens lijdt aan hoogtevrees, en zelfs
Ratelband heeft haar niet kunnen helpen. Zij ziet de lol van dat
geblinddoekt schaatsen niet in, ze krijgt kriebels in haar benen,
vindt het onverantwoorde waaghalzerij. Bij haar is alleen het
tragische aanwezig. En bij de derde mens, een man of een vrouw,
kiest u maar, is er evenwicht tussen de twee polen, dus humor.
Humor kent een tragisch en een komisch element
die in evenwicht dienen te zijn. Dat evenwicht wordt in hoge mate
door de toeschouwer, hoorder of lezer bepaald. Een verwijt als,
jij hebt geen gevoel voor humor, is dus eigenlijk nooit op zijn
plaats. Het tragische en het komische element beïnvloeden elkaar.
Deze wederzijdse beïnvloeding wordt het spelelement in
de humor genoemd. Spel is niet bloedserieus, tenminste als het
niet om de knikkers gaat; spel bevat verrassingen en onverwachte
elementen.
Het voornaamste structuurelement
in humor is het juiste evenwicht tussen lach en traan. De kern van
humor is het spelelement: de wederzijdse beïnvloeding van het
tragische en het komische.
Spelvormen
In zijn Sociologie van de zotheid noemt
A.C.Zijderveld [A.C.Zijderveld, Sociologie
van de zotheid, de humor als sociaal verschijnsel 1971] een vijftal spelvormen van humor. Ik soms deze
spelvormen op, licht ze toe met een bondig voorbeeld. In deel drie
geef ik nog meer voorbeelden ontleend aan het werk van Cees
Robben; de bespreking van de humor bij Robben deel ik in aan de
hand van de vijf spelvormen van Zijderveld.
1. Humor is een spel met de logica.
Herman Finckers: Als ik groen haar had, liet ik
het verven.
2. Humor is een spel met emoties.
Zoals bijvoorbeeld in de zwarte humor: Jantje,
Jantje, blijf uit grootvaders oor, ik waarschuw je, anders gaat de
kist dicht, hoor.
3. Humor is een spel met dingen, zaken en
mensen uit het dagelijkse leven.
Piet Paaltjens: Grafschrift voor een
herbergier:
Hier rust
Een fust
Verder karikaturen van politici, bespotting van
maatschappelijke toestanden, enz.
4. Humor is een spel met ons routine denken.
Drie paters discussiëren over het theologische
thema: hoe ziet God eruit. De discussie verzandt, ze komen niet
tot een eensluidende beschrijving. Voor ze uit elkaar gaan,
beloven ze elkaar: wie het eerst sterft, komt naar de anderen
terug en beantwoordt de vraag: ‘Hoe ziet God eruit?’
Pater Jozef sterft het eerst; op een avond
zitten de twee andere paters bij elkaar. Pater Jozef verschijnt in
hun midden. Ze kijken hem vragend aan. "En Jozef, hoe ziet
Hij eruit?" Pater Jozef antwoordt: "ZIJ IS
ZWART".
Humor is het spelen met de betekenissen van
woorden en zinnen.
In één van zijn toespraken vergelijkt
Godfried Bomans het heden met het verleden. Hij zegt: "Als
iemand op sterven lag, zei men vroeger: "Hij is er
bijna", nu zegt men: "Hij is er bijna geweest.
Humor is ingehouden bevestiging
Het begrip humor hoort mijns inziens volledig
thuis in de bevestigingsleervan dr. A.A.Terruwe. Humor komt voort
uit de mensgeworden mens en heeft zin, omdat de ander door de
humor meer mens wordt. De onbevestigde mens heeft niet in zich de
tweepoligheid van de humor. Hij interpreteert maar al te vaak de
humor van de ander als sarcasme, omdat hij geen vertrouwen in hem
heeft. M.H.M.F. Gardeniers-Berendsen schrijft in Bevestigend
samenleven: "Dr. Terruwe legde de nadruk van een wezenlijke
affectieve bejegening van de politici onderling als middel om
elkaar te bevestigen, waarbij zij een drietal gedragskenmerken
noemde als concrete verwezenlijking van deze affectieve
bejegening, namelijk:
- vastberaden reciproque vertrouwen,
- werkelijk luisteren,
- de met dit vertrouwen en luisteren nauw samenhangende
vrijheid tot het tonen van hulpbehoevendheid en van
kwetsbaarheid." [M.H.M.F.
Gardeniers-Berendsen, Bevestiging en politiek, in: Bevestigend
Samenleven, 1987, p.220]
Deze drie gedragskenmerken zijn voorwaarden
voor het ontstaan van humor. Ze kan niet ontstaan ook niet tussen
bevestigde mensen, wanneer wederzijds vertrouwen ontbreekt, als er
alleen maar gehoord wordt niet geluisterd en men zich niet
kwetsbaar durft op te stellen.
Humor probeert op affectieve wijze te verwijzen
naar de betrekkelijkheid van gedachten, fantasieën en gevoelens
van zichzelf of de ander; ze probeert te verwijzen naar eigen of
andermans kwetsbaarheid zonder de ander te kwetsen. Humor geeft
mondjesmaat, "opdat de overvloed niet schaden zal".
Een voorbeeld:
Dat is een spiegel en dit ben ik,
Glas en vlees van het ogenblik.
Ik ga er bloemen en kaarsen bij zetten
En om het recht een boek met wetten.
Dan een likeur en ik erken
Dat ik zo langzaam een stilleven ben.
Pierre Kemp
Sarcasme is een begrip dat tot de humor in
ruimere zin gerekend wordt, maar dat precies het tegenovergestelde
is van humor in engere zin, de humor waar wij het nu over hebben.
Sarcasme probeert de ander een kopje kleiner te maken. Het is de
ontkenning van de ander en werkt uitermate polariserend. De
sarcast beseft kennelijk niet, dat hij niet alleen de ander
schaadt, maar ook zichzelf. "Als geluk betekent: mijn
zelfwaarde voelen, als mijn gevoel van zelfwaarde alleen kan
worden aangereikt door de ander, is de ander altijd mijn
potentiële geluksdrager. Verneder ik hem, dan schaad ik mijn
eigen welzijn". [J. van Heek-Töwe, Bevestiging op een
bevestigd huis, in: Bevestigend Samenleven, 1987, p. 208]
Ook verharding van standpunten kan dodelijk
zijn. De Nieuwe Katechismus verwijst in dit verband naar de humor:
"Gelijk hebben" wil nog niet altijd zeggen "waar
zijn". Humor daarentegen kan soms ineens de waarheid doen
opflonkeren. Zij bevrijdt het gemoed en herstelt het zicht op de
verhouding der dingen." [De Nieuwe
Katechismus, 1966, p.519
Humor is zo ingehouden, omdat ze niet wil
kwetsen, integendeel ze wil de ander behoeden, vooral door hem in
zijn waarde te laten. Treffend is dit geformuleerd door Toon
Hermans erevoorzitter van de Dr.A.Terruwestichting. [Toon Hermans,
Fluiten naar de overkant, 1978, p53]
LACHEND
ik ben bedroefd en in mijzelf gekeerd
en in mijzelf kom ik slechts droefheid tegen
maar dan opeens jouw open blik
en ik treed weer uit m’n enge ik
en samen gaan we lachend door de regen
Kort samengevat: humor is ingehouden
bevestiging, want ze laat mensen in hun zo zijn, is nooit kwetsend
of polariserend, maar zet wel aan tot denken.
Voorbeelden van humor, ontleend aan de prenten
van Cees Robben
Deze voorbeelden van humor heb ik
gecategoriseerd naar de vijf spelvormen van Humor volgens
Zijderveld. Eerst geef ik een beschrijving van de prent,
vervolgens de tekst.
Vanaf oktober 1953 tot januari 1970 plaatste
Robben zijn "Prent van de week" in het weekblad
Rooms-Leven / Kerknieuws; vanaf 1970 tot aan zijn dood (1988)
één keer per week in het Nieuwsblad van het Zuiden, het
hedendaagse Brabants Dagblad. In een aantal uitgaven en in het
bijzonder in "Een tien voor Robben" (na zijn dood
verschenen) is zijn werk vereeuwigd.
Omdat de bezoeker van Cubra vele prenten van
Robben kan vinden op deze site, volsta ik met één prent per
categorie.
1. Humor is een spel met de logica
1. Prent:
Twee
mannen, beiden met pet op en jas aan, zij hebben alle twee een
snor; de ene man die wat groter is, heeft blijkbaar de vraag
gesteld: "Hoe gaat het met je?" De ander, de zieke
antwoordt:
Tekst: Ik kan nog van alles,
Ak mar niks doe

2. Prent: Twee wat oudere mannen: Piet
en Jaon, beide een pet op zijn in gesprek.
Tekst:
Wè hedde toch ’n schôôn pet op
Piet… Jè Jaon..mar des ook ’n nuuw…mar ak wir ’n nuu pet
koop dan koop ik unne hoed.
4. Prent: Vader en moeder en een
jongetje met tranen in zijn ogen;. zijn ouders staan achter hem en
kijken bezorgd.
Tekst:
..Niks maak..alles mot ik.. en ‘k
doe niks.
5. Prent: Een man met hoge hoed en
lange jas, een paraplu in de rechter
hand, m.a.w. een begrafenisondernemer,
staat in de werkplaats van
een doodskistenmaker. Deze vakman zegt:
Tekst: Ge mot gin te goeie-koope kiest
koope… Daor zitte vuls te vlug
meej oe ellebogen
deur.
6. Prent:
Een man vraagt aan de dirigent die voor enkele
koorzangers
staat:
Tekst:
Ik docht dè dè hier een gemengd
koor was..
Dè is’t ook..d’n ene kan zinge en d’n
andere nie
7. Prent:Vader en moeder zijn met hun zoontje bij de
meester op
Spreekuur in een of ander klaslokaal. Vader
zegt:
Tekst: ‘Tis unne rotzak mister..mar
d’r zit verder vur gin cent kaod in
8. Prent:
Drie mannen zitten in een herberg aan tafel.
Tekst: Unne goeie kastelein, moet goed
kunne löstere…
Veul praote… Mar maag niks zegge….
9. Prent: Man en vrouw staan in de slaapkamer, zij al in
nachtpon en hij
in zijn hansop. De nachtspiegel staat voor
het bed.
Tekst:
Mie..wè hedde toch zwarte
voeten..
Dan moete die van jou is zien…
Maaget asteblief…ik ben ook tien jaor
aauwer….
10. Prent: Een pastoor staat voor de klas achter een
lessennaar en geeft
Godsdienstles over ’T liste Oordeel; een
jongetje staat in de hoek.
Tekst:
En de zon en de maon en de sterren
die schèène dan niemer..en meej veul kebaol wordt er getoeterd
en klottere al de Engelen naor beneeje… En zoo begient ’t
end van dees wèèreld…
Pestoor, hebben wij diejen dag dan gin school…?
2. Humor is een spel met emoties
1 Prent: Twee
dikgebuikte mannen staan op het zonovergoten strand met elkaar te
keuvelen. Ze hebben uiteraard niet zo veel om het lijf: de een
heeft een korte broek, de ander heeft zijn broekpijpen
opgestroopt; beiden hebben een pet op.
Tekst: Ik heb ze bij het schaotse leere
kenne … en ik hoop ze bij het zwemme nog is kwèèt te roake …
dè-wel dè.

2. Prent:
Een
tuinman ligt met zijn rug tegen een grafkruis te schaften. Op de
grafkruisjes staan teksten als: "Hier rust Truus, Hier rust
Troel, Hier… en ikke mar werken.
3. Prent: Een wat oudere man staat
tegenover de pastoor die het brevier in de hand houdt; hij heeft
een toog aan en de priesterhoed op.
Tekst: De man zegt tot de pastoor:
" Ak bij jou te biechten moes, dik net
zoo lief gin zonde…"
4. Prent:
mevrouw Nolda komt bij de dokter,
ze is al niet zo jong meer. De dokter met vrijgezellenstrikje, met
vest, bril op het puntje van zijn neus; op de achtergrondmuur een
schilderij van de gekroonde en door een aureool omringde heilige
Elizabeth, naast het schilderij staat geschreven: Sancta
Elizabeth.
Tekst: Meneer dokter..kunde nie zörge
dek jong blèèf…?
Nèè Nolda..ik kan wel zörge degge nie oud
wordt…
5.Prent:
Piet, een jongeman heeft verkering
met Miet, maar een ander meisje is ook verliefd op hem. Ze heeft
haar hoofd op zijn borst gelegd en zegt met tranen in haar ogen:
Tekst:
Ik snap nie wegge in Miete ziet
Piet..
As ge die kernollie op unne bissem zet gaose
de lucht in.
6. Prent:
Een man en een vrouw hebben een
meningsverschil, ze staan tegenover elkaar, zij met dreigende
wijsvinger en hij deinst wat achteruit.
Tekst:
Zij: En we hebben allemol ons
foute..
Hij: Ge het al wir is gelèèk
Kernollieke…
Zij: Zoo.. en wè mankeert er dan aon
mèn..neetoor…
7. Prent:
Twee mannen staan in het
Elisabethziekenhuis. Er hangt een
Groot bord met Verboden te roken erop. De
niet-roker zegt:
Tekst: Nou..kunde nog ’n grootere
aonsteken?
De ander antwoordt: As ik dè bakkes van jou ha
wel.
3. Humor is een spel met dingen en mensen
uit het dagelijkse leven
3. a. Huwelijk
1. Prent: Drie mannen van middelbare
leeftijd wandelen met de handen op de rug door de vrije natuur.
Een van de heren vraagt aan Tirres:
Tekst: "Gaode onderaand nog nie
trouwen, Tirres…"
"Och wè zok ’n vaaste plaant koope
zolang de snijblomme nog zoo goeie koop zèn…"

2. Prent:
Een man staat met de arm over de
schouder van zijn vriend. Zijn vrouw staat voor de fornuiskachel
en roert in een pan.
Tekst: Alles wordt bij ons bedisseld
En meej overleg gedaon…..
Ik zit onder den pantoffel..
En men vrouw die heetem aon…
3. Prent:
Twee vrouwen in gesprek, tegen de achterwant een
portret van
een slapende man in bed naast zijn vrouw.
Tekst: Munne meens praot ‘snaachts
in zunne slaop…
Dan moettem overdag ook maar de kaans geven
Om wète zeggen.. Tutta…
4. Prent:
Een man werkt in zijn tuin. Een vrouw komt langs
en vraagt:
Tekst: Is oew vrouw thuis Tinus..
Thuis Trees…! Men vrouw is net as een
vuil kachel…
Ze doe niks as rooke en uitgaon.
5. Prent:
Twee mannen in gesprek. Tussen hen in een portret
van een
Kernollie van een vrouw.
Tekst: Ik heb aaltij pech Piet… ‘kweet
zeker asse alle vrouwen gingen
Verlootere ik m’n èègenste kernollie zo
trekke.
6. Prent:
Twee mannen in gesprek.
Tekst: Hoe is’t mee de vrouw…och, d’r
is aaltij iets wettoe vringt…
3. b. Gezin, kinderen en opvoeding
1. Prent: Twee dames en één heer zijn
aan het discussiëren over kinderen. Eén van de dames zegt:
Tekst: "Men kender wille toch elke
week wè nuus, Nel…
en zelf hek nog ginne buuste-haauwer aon m’n
kont…"

2. Prent:
Een jong gezin, een kind in de
boks, een schilderij van Sinterklaas aan de muur. Moeder is aan
het schrobben, haar zoontje wil iets vragen, zijn vader staat
achter hem en kijkt hem van uit zijn ooghoeken aan.
Tekst: Moeder, is ’t waor dè
Sintereklaos de kedookes brengt..
Jao menneke…
En is ’t waor dè d’n ooievaor de kiendjes
brengt…
Jao menneke..
Wè doe onze pa dan hier eigeluk over de vloer…?
3. Prent:
Vader geeft een uitbrander aan zijn zoontje.
Tekst:
Mar menneke... wè zèède gij tóch
alle jizzus-lomp..
Ik kan veul beter twee nuuw maoke as van
jou unne goeie..
4. Prent: Een moeder buurt buiten op straat
tegen een goede kennis; de
de kinderen, een jongen en een meisje staan
erbij. De kennis vraagt:
Tekst: Hoe gaoget mee de kender Kristina…
Praot er nie van..Ik wo dek ze indertèèd
gebraaid ha..
Dan kos ik ze naa uittrekke….
5. Prent:
De buren zijn op visite; vader
zit met de buurvrouw in het
bankstel, buurman staat nog met zijn jas aan
bij de muur; een
foto van Mietje hangt achter het bankstel tegen
de muur.
Tekst: Vrijt jöllie Mietje al…?
Hoe-jee-nèè..die is nog net zo schaauw as ’n
kiep onder de heg
6. Prent: Moeder in gesprek met haar
dochter. Moeder adviseert haar:
Tekst:
Poelitoert oe èège meer op
Drikka
Witte wel dè de kop de kont moet
verkoope..
7. Prent:
Vader en moeder zitten met hun dochter aan tafel,
de dochter heeft een brief in haar hand. Moeder
zegt:
Tekst: ’T is uit…Dieje
klootvèèger was ook niks vur jou; eene mee
veul geneuk en nat..
En ben mar blij degge nie bescheeten zeed
thuisgekoome.
8. Prent:
Een bruidspaar loopt naar de kerk; twee mannen
en een vrouw staan naar het bruidje te
kijken. De vrouw zegt:
Tekst:
‘Tis toch schaand..
Aongebraand.. al drie maonden op scheut..
En toch in ’t wit.
9. Prent:
Moeder zit met haar dochter in een restaurant
koffie met gebak
te nuttigen. De dochter zegt:
Tekst: Moeder, d’n Driek zeej dek
’t schoonste meske uit de buurt zéé
Wè moet ik daor naa meej aonvange…
Gaauw mee trouwen meske, vur dettie rond
begient te kééke..
10. Prent:
Moeder berispt haar zoontje; een hond zit erbij,
hij heeft een
lange staart en een dikke traan in zijn
ogen.
Tekst: Nèè Pietje, gij vernukt de
kluit. Ik hè wel gezien degge
Perbeerde om unne kneup in den start van os
Sjuuleke te legge
3. c. Geloof en geestelijkheid
1. Prent:
Een
pastoor in toog en een steek op bezoekt een zieke die in bed ligt;
po en schoenen onder het bed, een schilderij van een meisje en het
kruis aan de muur boven het bed. Zijn medicijnen staan op het
nachtkastje.
Tekst: En naa motte d’n draank vort
uit oew lèèf laote Willem…
Moete daor toch is heure van weffere prikstoel
dieje preek komt…

2. Prent: Aan
tafel zit een kapelaan met een lid van de geitenbond, de vrouw des
huizes met een stuk geitenvlees op de achtergrond, een schilderij
van een geit tegen de wand.
Tekst:
Ik ben geestelijke adviseur van
jöllieje gèètenbond geworre Jaon…
Mar we han toch veul beter unne goeie bok
kunnen aonschaffe kapelaon…
3. Prent:
Een man spreekt voor de deur van
de pastorie met de pastoorsmeid, door het raam kijkt de pastoor,
net met zijn hoofd boven het halve gordijn. De meid zegt:
Tekst: Meneer pastoor is nie thuis..
Zegt dan tegen den pastoor assie wir is
weg gao, dettie dan
zunne kop ook meenimt…
4. Prent:
Een man praat tegen een pastoor. De man zegt:
Tekst: Denkte gij na mar nao vur degge
prikt..
Ik zal nao oewen preek wel naodenken
5. Prent:
Pastoor geeft godsdienstles in
een gemengde klas. Tegen de muur hangt een plaat met Adam en Eva
onder de boom van kennis van goed en kwaad. Eva heeft een appel
in haar hand.
Tekst: En naa zak jöllie is vertelle
hoe dè de irste twee meense geschaope
zen…
Meneer pastoor, is ’t nie interessaanter om
te vertellen
hoe dè den derde meens geschaope is..?
6. Prent:
Een man en een vrouw staan buiten
te praten, op de achtergrond
bomen. De man kijkt of hij niet zo’n
aardige dingen te zeggen
heeft.
Tekst:
Agge jou aonziet dan zoddoe Onzen
Lieven Heer op oew tong
wille geven, mar owé as oew schuurdeur
open gao….
7. Prent: Twee mannen met de ogen dicht, de
een heeft zijn handen
gevouwen, zitten aan tafel waarop de bijbel
ligt, tussen bijbel
en heren een kandelaar met brandende kaars,
naast de bijbel
twee glazen met … Achter hen de duivel die
zijn handen op
hun schouders legt.
Tekst: De fèèn zen de mèèn… zi den
duuvel
en de groffe hek van zelf…
8. Prent:
Een pater en een misdienaar staan
klaar om met de mis te
Beginnen. De pater vraagt aan de koster:
Tekst: Moet ik de prefatie zingen
köster…?
Nèè paoter, ’t is vandaog ’n stille mis…
We zingen alleen mar wè möpkes….
9. Prent:
Drikka gaat biechten bij de pastoor, ze knielt in
een biechtstoel
Met een rozenkrans om haar gevouwen
handen.
Tekst: En naa vort goed oppaase Drikka…Gij
bent mee unne natte
Vinger te lèème..dè-wel-dè..en as
penitentie drie weesje-
groetjes en mee de slacht unne hiel vur de
snert.
10. Prent:
De pastoor geeft katechismusles . Eén jongetje
heeft een nogal
groot
hoofd.
Tekst: En wie krèègt laoter den
grootsten kroon in den hemel… ?
Jentje daor..want die hee den grootsten kop,
meneer pastoor…
3.d. Relativering
1. Prent:
Twee
dames zijn juist naar de kerk geweest voor een askruisje.
Tekst: Nèè..vandaog is ’t aswoensdag
zik tegen mín jong…
Hoi-hoi-hoi zin ze…en hoe lang duurt
dè fist …?

2. Prent: Drie mannen staan in een
bosrijke omgeving. De een zegt tegen de ander:
Gij kekt aaltij effen aorig…
Tekst:
Jè wè wilde..ge hoeft unne
aauwe aop gin bakkussen te leeren
trekke…
3. Prent:
Een meisje en een jongen staan in
de tuin. Het meisje zegt:
Tekst:
Onze pa heej ’n medollie gehad
van de koninklukke femilie…
En ons taante Wies heeter al heel lang
een van de hellige femillie
4. Prent:
Een ober spreekt een van zijn stamgasten aan:
Tekst:
Jè Kees, ik zo wel neffen oe
willen gaon zitten..
mar dè stao nie…
4. Humor is een spel met ons routine denken
Deze categorie komt bij Robben zelden voor,
omdat zijn humor vooral volkshumor is.
1. Prent:
Twee heren in gesprek:
Tekst:
"Ik heb vur onzen Piet-oom gin
mis laote leze… Issie in den hemel, dan isset weggegooid geld…Issie
in de hel dan hellep ’t nie…Issie in het vagevuur dan
moetiejer zunne tèèd mar over doen

2. Prent:
Een deftig uitziende dame met een
poedeltje in haar armen, is in gesprek met
een schooier; de dame vraagt hem:
Tekst: "Mar brave borst..al feftig
jaor en nog noot gewerkt.. Hoe bestae get?"
"Geluk gehad mevrouw, niks as geluk."
3. Prent:
Drie heren met hoge hoed en een
dame komen van een begrafenis terug; één
van hen merkt op:
Tekst: "Wes de wèèreld toch
veraanderd war… op een begrafenis wordt nie een mir
gelaage."
.
5. Humor is het spelen met betekenisinhouden
van de taal
1. Prent: Een man
en een vrouw beide met een hoed op, zitten op een bankje vlak bij
een zwembad met spelende kinderen op de voorgrond. Het is
bloedheet, de zon staat hoog aan de hemel. De vrouw vertelt de
man:
Tekst: "Wè was toch wèèrum, ons
Siska gonk drie keer van d’ren sus…ik van m’n èège, ons
oma viel van d’r stökske en d’n opa van zunnen graot…in
unne blekout en verloor bekaant z’n geloof…

2. Prent: Twee mannen op zijn zondags
gekleed en een pet op, zitten op een bankje.
Tekst: De ene vraagt aan de andere:
"Hoe ist …
En de ander antwoordt: "Tis-zoo-tis
en-zoo ist…en nie aanders..
3. Prent:
Een mager, schriel manneke met pet rijdt op zijn
renfiets over een bospad; zijn struise vrouw met hoed op zit
achterop, ze kijk streng. Ze rijden langs een kennis die vraagt:
Tekst: Zèède meej de fiets op stap
Sjaak..?..
"Nèèè.."antwoordt de fietser…
"meej munne brommert…
3. Prent:
Drie mannen willen met elkaar op de vuist.
Tekst:
Wè stèèrik.!. Hoe stèèrik?
’n Pond thee op ’n potje des stèèrik!
Slot
Humor heeft een utopisch karakter. De
werkelijkheid door de humor opgeroepen is een creatie van
menselijke fantasie. In deze schepping worden alle categorieën
van mensen, hoog en laag, links en rechts, knap en dom, als
gelijkwaardigen behandeld. Deze nieuwe werkelijkheid is niet
opgericht ter wille van revolutie of enig politiek doel. Humor is
het beste wapen tegen polarisatie. Een lach of glimlach deelt aan
de anderen mee, dat zij voor de glimlachende mens geen vrees
hoeven te hebben, of zich waar moeten maken, dat de situatie
volkomen veilig is.
|