Spulleman
Bijgaande prent van
Cees Robben heb ik tot voor kort nooit volledig
begrepen. ‘Den spulleman zit bij ons nog aaltij op
’t dak’, zegt de man tegen de dame die, getuige
haar hoedje, op bezoek is. En ondanks zijn toevoeging
‘Mar den grôotsten braand is er wel aaf’, kijkt
zijn eega toch heel tevreden. Jarenlang heb ik gedacht
dat dit een verhulde manier was om over seksualiteit
te spreken, maar ik had mijn twijfels. Was het, áls
het al over seks gaat, niet eerder iets wat mannen
onder elkaar zeggen? En dan nog, als mijn
interpretatie zou kloppen, waar komt die uitdrukking
dan vandaan? Wat is een ‘spulleman’? Dat van die
‘braand’ was heel wat eenvoudiger te begrijpen.
Waarin zat ’m precies de beeldspraak?

Ik kwam er niet
veel verder mee. De ‘spullenman’ is een
voddenboer, een uitdrager, en tegenwoordig wordt het
woord gebruikt voor een man die dol is op de nieuwste
snufjes en ‘gadgets’. ‘Spullenbaas’ dan? Dat
heeft vrijwel uitsluitend betrekking op de kermis.
Maar toen ik op zoek was naar een prent van Robben om
in deze aflevering van Brabants te bespreken,
en ik deze prent voor de zoveelste keer onder ogen
kreeg, zag ik, zou je kunnen zeggen, mijn blinde vlek.
Moest ik ‘spulleman’ niet beschouwen als een
dialectwoord? Of liever als een variant op het
dialectische ‘speulman’. Was het niet een ‘speelman’
die hier bedoeld werd? Toen was de verklaring snel
gevonden.
Onder nummer 2112
bevat het spreekwoordenboek van F.A. Stoett het
gezegde ‘De speelman zit nog op het dak’. De
verklaring begint zo: ‘Dit wordt gezegd van
jonggetrouwde lieden, die nog in de wittebroodsweken
zijn; de eerste vreugde is nog niet geheel voorbij, de
muzikanten bevinden zich als het ware nog op het dak.’
Dit beeld blijkt zeer oud te zijn. Het heeft zonder
twijfel ook een seksuele ondertoon, en het is een vorm
van ‘geheimtaal’ om over intieme zaken te praten.
De ‘braand’ (brand, vuur, vurigheid) die Robben
eraan verbindt, bevestigt beide ondertonen maar blijkt
ook samen te hangen met een wat uitgebreidere
beeldspraak over het huwelijksleven: eerst zit de
speelman ‘in den hoek van den haard’; daarna
schuift hij op naar de drempel van de voordeur. Als
hij eenmaal op het dak zit, zal hij na verloop van
tijd wegvliegen met het laatste restje rook dat uit de
schoorsteen komt. De spulleman heeft in oorsprong te
maken met verliefdheid en genegenheid, maar de
beeldspraak over een afnemend seksueel vermogen met
het klimmen der jaren lijkt me onmiskenbaar. Het is
niettemin een gelukkig echtpaar dat we op onze prent
zien zitten. En Robben heeft ons ten overvloede in een
andere prent nog verzekerd van deze wijsheid: ‘As
een aauw schuur begient te braande, is er gin blusse
mir aon.’
|