ACHTERWERK
Het kenmerk bij uitstek van de
volksvrouw in de prenten van Cees Robben is dat ze dik
is, en dat ze dik is, wordt met enige regelmaat
benadrukt door de omvang van haar achterwerk. Zoals de
vrouw die in een fietsenzaak staat en aan de verkoper
vraagt: ‘Moet ik op dè zaoltje…?’ Waarop de
handelaar antwoordt: ‘Dè wel… en wetter nie op
kan dè laoter mar neffe hangen…’
Maar ook in deze omstandigheden noemt
Robben de dingen meestal bij hun naam, zodat in de
prenten de taalrijkdom met betrekking tot het
onderhavige lichaamsdeel bewaard is gebleven. ‘Batterij’
is een geliefde aanduiding. In een van Robbens ‘didactische’
prenten bijvoorbeeld, tekeningen waarin het hem
blijkbaar uitsluitend te doen was om dialectische
woorden en uitdrukkingen aanschouwelijk te maken. Een
man en een vrouw zien een dikke dame passeren. Zegt de
man: ‘Wè hee dè schokwammes toch ’n batterij war…’
De drie Tilburgse woordenboeken hebben ‘batterij’
niet opgenomen. Het is afgeleid van het Franse ‘batterie’,
en wordt zowel in de betekenis van ‘vuurmond’ als
‘verdedigingswerk’ gebruikt. In de laatste
betekenis staat het wel in Dè’s Biks, van
Jan Naaijkens. Van ‘didactische’ aard is ook de
prent waarop man en vrouw ruzie hebben, en hij dreigt:
‘Sebiet zakkoewis [zal ik je eens] onder oew
sakkerment schuppe.’ Hoe ‘sacrament’ een
aanduiding voor ‘kont’ kon worden, is me niet
duidelijk. Met ‘braoi’ is de etymologie wèl
duidelijk; het betreft ‘gebraden vlees’. Robben
over een onhandige werkster: ‘Wesse mee d’r haande
rèècht zet, stôt ze mee d’r dikke braoi wir om…’
Een andere culinaire verwijzing is die van ‘savooi’
of ‘sevooi’ (savooiekool). De prent speelt zich af
in een ziekenhuiszaal. Een pronte verpleegster komt
voorbij, waarop een van de patiënten opmerkt: ‘Dè
motte daor zien mee d’r dikke savooi… ’t is
slèècht vur m’n hart… Mar ik zieget nie nooi…’
Robben was humorist genoeg om zonder verder commentaar
de verpleegster uit te rusten met een steekpan.
De hierbij afgebeelde prent gaat ook
over ‘achterwerk’ maar nu juist niet in de
betekenis van… ‘achterwerk’. In het dialect werd
het blijkbaar gebruikt om op humoristische wijze aan
te duiden dat men ‘achter liep met het werk’.

|