INHOUD CEES ROBBEN
HOME

CuBra

Deze tekst verscheen oorspronkelijk in het tijdschrift Brabants, kwartaaluitgave over Brabantse Taal

Copyright ©Ed Schilders & Cees Robben Stichting

 

 

 

CEES ROBBEN

artikelen uit tijdschrift Brabants door Ed Schilders

Veur komen

Het is overduidelijk dat de humor die Cees Robben in zijn prenten in woord en beeld heeft gevat behoorlijk slijtvast is. Tijdsbestendig, zou je kunnen zeggen. Toch komt het zo nu en dan voor dat met het verstrijken van de jaren een deel van de humoristische lading onder het stof van de tijd raakt, zodat de prent mogelijk niet meer door iedereen ten volle begrepen wordt. De hierbij afgebeelde prent lijkt me daar een aardig voorbeeld van. Het is, gezien de tekenstijl, waarschijnlijk een prent uit de jaren vijftig. Het motief van het Driekoningenzingen is uiteraard nog steeds zeer herkenbaar: de kinderen met hun geďmproviseerde kostuums, de lampions, en de situatie waarin de zangertjes verrast worden door een vals hondje. Blijkbaar heeft de man achter de deur lol in de schrikreactie. ‘Zellevers veur komen’ betekent ‘zelf de voordeur open doen’, maar in dit geval gebeurt dat dus door Herodus, de tiran in het kerstverhaal die de ‘onnozele kinderen’ liet afslachten. Zijn naam is bij Robben overgegaan op het valse hondje.

Zo ‘las’ ik deze prent, totdat ik onlangs een driekoningenliedje onder ogen kreeg. Uit de tekst werd me duidelijk dat Robbens humor nog net iets subtieler was dan ik tot dan toe had gedacht. Het lied dateert, althans in de drie versies die ik las, van kort na de Tweede Wereldoorlog. Tweemaal heet het gewoon ‘Driekoningen’, maar Rolf Janssen noteerde het (in We hebben gezongen en niks gehad) als ‘De zotte driekoningen’. Ze gaan op zoek naar kindje Jezus. Eerst te voet, maar al snel huren ze een fiets: Mar o wee deh was ’n sof/ want ’t was ’nen antiplof (d.w.z.: fiets met massief rubberen banden). Ze besluiten te gaan liften: Achter ’t stuur zat ’ne Canadees/ die moest toevallig toch naar Drees (in een liedjesschrift gaat hij ‘naar Heesch’). Uiteindelijk komen ze ter plekke: Caspar zeej: hier is ’t dan/ daar woont Jozef de timmerman/ Ze klopten er al aan de deur/ Sint Jozef die kwam zellevers veur…

In de tijd dat Robben deze prent tekende, zullen velen het liedje gekend, en daarmee ook de dubbele bodem onmiddellijk herkend hebben. Niet de heer des huizes kwam veur, maar zijn hondje. En als dat hondje dan toch een naam moet hebben, dan was ‘Herodus’ een heel toepasselijke.

En als we het liedje nog wat verder afstoffen, wordt het nog heel gezellig: Kčk, kčk, kčk, zččde gullie daor/ Ik heb net de koffie klaor/ Maria zeej: kom binnen heren/ Dan za’k oe gaauw ’nen botteram smeren.