INHOUD KOOIJMAN
HOME

BRABANTS

AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
SPECIAAL


De Bal

 

Van alle spelletjes die wij in de oorlog deden, nam het voetballen de belangrijkste plaats in. Er waren ook nog wel enkele andere balspelen zoals goaltje gooien tussen twee blinde muren in. Op de blinde muur werd met ’n dik stuk krijt ’n goal getekend, met middenin de naam van de favoriete club van de spelers.

De naam HMS (Houdt Moedig Stand) kwam geregeld voor, omdat dit de voetbalclub van de buurt was.

Het gooien van ballen tegen blinde muren duurde vaak niet erg lang . Niet omdat wij het spel niet leuk vonden, maar omdat wij snel weer werden weggestuurd.

Tegen de muren van de niet geïsoleerde huizen, maakte de bal teveel lawaai.

We hebben toentertijd ook menige draai om ons oren gekregen. Er waren buurtbewoners bij, die ons jongens, het liefst naar de maan wensten, zo bang als ze waren voor ’n gebroken ruit.

Eerlijkheidshalve moet worden gezegd, dat er in die tijd geen ruiten meer te krijgen waren, en je in zo’n geval planken voor je ramen moest spijkeren.

 

Het voetballen speelde zich voornamelijk op straat af en was met diverse rituelen omgeven. Waar alles echter om draaide, was de bal zelf. De bal had voor ons iets magisch. Was iemand eigenaar van ’n leren bal, dan kon hij niet meer stuk en werd met alle egards die je kon bedenken, behandeld. Deze persoon was dan ook meestal een van de beide aanvoerders, ook al trapte hij geen deuk in ’n pak boter.

Toen het leren-ballen-tijdperk voorbij was, zou dit drastisch gaan veranderen. Voortaan waren de beste voetballers de aanvoerders. Om beurten mochten de aanvoerders kiezen wie bij welke partij ging horen.

Dan was er nog de kwestie wie het eerst mocht gaan kiezen. Dit gebeurde door middel van "poten". De aanvoerders liepen langzaam naar elkaar toe door om en om de ene voet precies voor de andere te zetten. Nauwlettend werd er toegekeken of er niet werd gesmokkeld. Kon er op het laatst geen hele schoen meer tussen, dan werd "haaks"

’n halve schoen er tussen gezet. Wie als laatste zijn teen er nog tussen kon wringen, mocht het eerst kiezen.

De schlemielen werden altijd als laatste gekozen. Deze hadden trouwens nog ’n andere taak te verrichten: op de uitkijk staan voor agenten. Deze agenten konden soms ineens opduiken en zij waren er alleen maar op uit om ons jongens het leven zuur te maken.

Je bal werd dan geheid afgepikt. Ballen waren in die tijd zo ongeveer het kostbaarste wat je kon bezitten. Met ’n bal had je status.

Er waren schlemielen bij, die het op de uitkijk staan zo begon te vervelen, dat ze niet op tijd waarschuwden wanneer er gevaar dreigde. Dan waren ze nog niet jarig; ze mochten voorlopig niet meer meespelen en werden soms in elkaar geramd.

De doelen waren gemaakt van jassen. Heel zorgvuldig werd de breedte van het

doel met kleine pasjes afgemeten. En dan was er natuurlijk de denkbeeldige doellat. Zat ie of zat ie niet? Vaak ontstond hier ruzie over en soms eindigde de partij in een handgemeen. Daarna maakten "de neutralen" er vaak nog ’n leuk wedstrijdje van.

Zoals ik in het begin al vermeldde, werden we heel dikwijls weggestuurd, van de ene straat naar de andere.

Iedere bewoner was in die tijd als de dood zo bang voor ruitbreuk. Als jongen had je daar natuurlijk maling aan, en menige scheldpartij was dan niet van de lucht.

De klompen en tripklompen zeilden dan ook nog wel eens door de lucht.

Bij klompen kon het zelfs gebeuren dat de kap eraf vloog en dan wist je absoluut

niet waar die terecht zou komen.

Over de eigenaar van de bal is al gesproken. Zijn machtspositie ging vaak zelfs zover, dat hij bepaalde of ’n doelpunt "zat". Uiteindelijk staken we hier ’n stokje voor.

Wanneer de eigenaar van de bal naar huis werd geroepen, ging de vaak spannende wedstrijd uit als ’n nachtkaars.

De volgende dag werd dan weer begonnen met de stand van de vorige dag, maar vaak werkte dat toch niet helemaal. Tijdens het voetballen werd er menige harde tackle uitgedeeld en ging je vaak met kapotte knieën naar huis.

 

Het attribuut waar het allemaal om draaide "De Bal"

 

In het begin van de oorlogstijd waren we nog in het gelukkige bezit van ’n leren bal.

De buitenbal moest met ‘n leren veter en een speciale kromme naald worden dichtgemaakt. Het was een hels karwei! Eerst moest je het ventiel van de binnenbal erin zien te prutsen. En je moest vooral zorgen, dat je niet met de naald door de binnenbal stak, want dan was Leiden helemaal in last en moest het hele ritueel weer opnieuw beginnen, inclusief het plakken van de binnenbal.

Tijdens het voetballen nam je in het vuur van het spel wel eens deel aan ’n kopduel.

Kreeg je de bal verkeerd op je kop, dan voelde je de veter soms diep in je schedel doordringen, maar daar maalde je niet om.

De ballen werden schaarser en schaarser, en uiteindelijk moest de winkel van Danvers aan de Amsterdamse Straatweg steeds meer nee gaan verkopen.

Zo eindigde het leren-ballen-tijdperk en moest er op tennisballen en kaatsballen worden overgegaan. Ook dit duurde maar ’n korte periode, want de ballen sleten hard op de stenen. Toen kwamen de ballen, gemaakt van fietsbinnenbanden die in stukjes werden geknipt.

Ook dit duurde maar kort. De buurtbewoners kwamen teveel in het geweer. Er bleef slechts de papieren bal, omwonden met papiertouw over. Helaas kon je hier alleen op ’n droge straat mee voetballen. Even was er nog ’n kleine opleving. Wat was er gebeurd?

Ik kreeg ’n rugbybinnenbal te pakken. Zo’n ding had ik van mijn leven nog nooit gezien, maar leek me toch wel bruikbaar. Van de laatste leren lapjes fabriceerde mijn moeder er ’n omhulsel voor en konden we weer even voetballen. Ik denk dat wij de uitvinders waren van het "rugbyvoetbal".

Het vereiste nog ’n speciale techniek om deze bal in ’n boogje te schieten. Ook deze bal was helaas geen lang leven beschoren, en mijn moeder was maar wat blij, want binnen twee weken waren onze klompen totaal versleten en moest de kap met ‘n ijzeren band worden gerepareerd, of moesten er stukken autoband worden ondergezet.

’n Heel enkel keer werd ons elftal nog wel eens uitgenodigd door ’n ander elftal uit de buurt, waar een of andere rijke stinkerd toch nog in het bezit van een leren bal was.

In 1944 was dit allemaal definitief voorbij.