Piet Schellekens  
Levenskunstenaars (7): Anne van Rosmalen

 

Een serie van 7 portretten.

Misschien zou je kunnen zeggen dat een levenskunstenaar iemand is die het alledaagse leven tot kunst heeft verheven op een zodanige manier, dat men ondanks alles zich redelijk gelukkig voelt. Een levenskunstenaar heeft er elke dag zin in, kan steeds opnieuw contact maken met vooral de mooie maar ook de minder mooie kanten in zichzelf en de omgeving en put daaruit een vast vertrouwen. Hij of zij leeft voornamelijk in het hier en nu, heeft nog een bepaalde onbevangenheid behouden en kan zachtmoedig en bevestigend reageren op wat zich aandient. Een levenskunstenaar kan nog spelen, kijken en dromen als een kind en leeft vanuit zijn of haar hart. In een serie van 7 afleveringen laat ik u kennismaken met een aantal levenskunstenaars, mensen die  stevig op beide benen staan en het leven tegemoet gaan met geopende handen.

Deel 7: Anne van Rosmalen

Op een zonnige middag wandelde ik in een kleine Brabants gemeente over het dorpsplein. Uit de tegenovergestelde richting schuifelde een oud omaatje over de kasseien mijn kant op. Ze was erg klein van postuur en had zich goed ingepakt tegen de kou. Op het moment dat we elkaar zouden passeren reden er twee ravottende pubers de hoek om. Ze hadden het zo druk met elkaar dat ze het omaatje pas op het allerlaatste moment zagen. Een van hen raakte licht haar schouder met het stuur van zijn fiets, waardoor het arme vrouwtje het evenwicht verloor en voorover op de grond viel. Direct krabbelde ze weer op. Toen ik naderbij kwam zei ze heel resoluut dat er “niks aôn de haand” was en wilde naar huis lopen. Maar haar gezicht en knieën waren zodanig beschadigd, dat ik voorstelde om haar naar huis te begeleiden. Daar stemde ze pas na stevig aandringen mee in. Op het eerste gezicht vielen de verwondingen mee, maar voor zo’n oud menske is een val toch een heftige en nare gebeurtenis. In de woning aangekomen heb ik de huisarts gebeld, iets wat Anne (zo heet ze) aanvankelijk persé niet wilde. De pijn zou wel weer overgaan: “Nèu, nèu, ginnen dokter, dè wordt vanzelf wel wir beter”, zei ze enigszins verstoord. Het duurde een tijdje voordat ze zich liet overhalen en zat daarna nerveus te wachten in haar fauteuil. De dokter kwam en maakte de wonden schoon (“auw, auw, auw, wè doede nou toch!? Dè doe zéér”!). Anne was zichtbaar opgelucht toen de dokter de deur weer achter zich dichttrok. Met haar hoofd en knieën in het verband, wilde ze direct thee voor me gaan zetten. “Nee”, zei ik, “blijf zitten, dat doe ik wel even” en ik liep naar het kleine keukentje van haar aanleunwoning. “Kheb nog nie omgewaase”, riep ze, “mar ik wies ôk nie dèdde gij op bezuuk zôt kome, há há há”. Dat ze zo kort na die val meteen al kon lachen, vond ik bijzonder. Het leek me een dapper mens met relativeringsvermogen. Toen ik na de thee weer wegging bedankte Anne me hartelijk en liet me beloven dat ik nog een keer op bezoek zou komen. Dat deed ik en van een keer, kwamen een heleboel keren. Beetje bij beetje vertelde ze me haar levensverhaal dat ik hieronder beknopt zal proberen weer te geven:

Anne werd geboren in 1918 en kende geen gemakkelijke jeugd. Toen haar moeder een doodgeboren kindje kreeg en depressief werd, begon ze het huishouden te verwaarlozen. Regelmatig liet ze de kinderen alleen thuis en ging dan bidden in de kerk. Haar verhouding met het geloof nam op een gegeven moment zulke extreme vormen aan dat hele dagen gevuld waren met bidden, met heiligenbeelden oppoetsen en kaarsen branden. Op een keer waren de kaarsen in huis vergeten en ontstond er een brand die maar net op tijd kon worden geblust. Zo ging het niet langer. De moeder van Anne werd opgenomen in de psychiatrische inrichting van Vugt met als diagnose godsdienstwaanzin. Ze zou daar verder tot aan haar dood blijven. Haar vader, bloemist en toneelspeler, had al 4 kinderen uit een vorig huwelijk en kreeg nu plots de zorg voor 7 kinderen. Hij wist zich geen raad en bracht de kleinsten uiteindelijk onder in diverse kloosters. Zo kwam Anne op 3-jarige leeftijd terecht bij de zusters Carmelitessen aan het Wilhelminaplein in Tilburg. Later werd dit het Maria Gorettihuis, een opvang voor verlaten kinderen. Een keer in de drie maanden bezocht hij Anne. Als haar vader weer wegging huilde ze altijd en wilde met hem mee. Dat moet beiden veel pijn gedaan hebben. Op een gegeven moment kwam hij helemaal niet meer op bezoek. Pas later, toen Anne 12 jaar was en in een onbewaakt ogenblik in haar eigen papieren snuffelde, kwam ze tot de schokkende en macabere ontdekking dat haar vader zich had verhangen. Die gehele vroege periode heeft Anne ernstige eetproblemen gehad, ze wilde niet eten. Anne werd er vaak voor gestraft, geslagen en opgesloten in een donkere kelder. Ze werd met geweld tot eten gedwongen, gaf dat over en moest dan haar eigen braaksel opeten. De dokter werd erbij gehaald en die deed er nog een schepje bovenop: er moest strenger worden opgetreden. Anne werd nu ook voor straf met ijskoud water overgoten. Maar niks mocht baten. Natuurlijk kon het kind door alle nare ervaringen uit het verleden geen hap meer door haar keel krijgen. Ze weigerde voedsel en bleef dat weigeren (Het lijkt me waarschijnlijk dat Anne te weinig voedingsstoffen binnen kreeg en daardoor zo klein is gebleven, ik schat haar lengte op ongeveer 1.50 meter). Tot haar 18e levensjaar is zij in het klooster gebleven. Daarna ging ze op kamers wonen en volgde een opleiding tot kraamverpleegster. Anne vertelde er met trots over. Ze heeft honderden baby’s in haar handen gehad en soms eigenhandig ter wereld gebracht. Iedere moeder wist zij tot borstvoeding te brengen. En dat was maar een klein deel van wat kraamverpleegsters in die tijd moesten doen. Daar hoorde ook bij: het schoonmaken van het huis, boodschappen doen, eten koken, moeder en kind verzorgen, wassen, strijken, enzovoorts.  Al bij al heeft Anne een roerige jeugd gehad, het voert te lang om dit hier allemaal te beschrijven. Tijdens haar werk in de oorlogsjaren, leerde zij haar man kennen. Ze trouwden en kregen samen drie kinderen. Hij is 25 jaar geleden gestorven. “Dè was unne goeie vent”.

Ongeveer vanaf haar 40-ste levensjaar werd Anne ziekelijk. Wat precies, dat kan ze niet goed duiden. Ook de dokters zullen zich ongetwijfeld achter hun oren hebben gekrabd. Als ze al binnen werden gelaten, want van de medische wereld had Anne geen hoge pet op. Het komt er eigenlijk op neer dat ze erg kouwelijk was en geen zuchtje wind of tocht kon verdragen. Ik heb haar een keer ziek mogen meemaken. Dan lag Anne ingepakt alsof ze met bed en al op reis naar de Noordpool zou gaan: 5 lagen kleding aan, een plaid om haar middel gebonden, een wollen muts op, een dikke shawl en nog nét geen handschoenen aan. De kieren van ramen en deuren afgeplakt met stroken krantenpapier. Op het bed diverse wollen dekens, ik geloof zelfs een elektrische deken en allerlei kleurige doekjes die een eigen plekje hadden, met kussens en beschermende kasten aan de zijkanten “want aanders hek ’t koud”. Zo lag ze daar dagen, weken uit te zieken, transpireerde zich een ongeluk en krabbelde dan langzaam weer op. Een maand verder kon het wederom terug naar af zijn. Al was het buiten 35 graden dan nog lag Anne gewikkeld in 10 lagen textiel. Kijk naar haar jeugd en je begrijpt meteen waar deze erbarmelijke kou zijn oorsprong vond. Anne brak enige jaren geleden haar pols en heup en kwam terecht op de intensive care. Ze werd geopereerd, kreeg een nieuwe heup en onderging het zonder enige wanklank of gezeur. Ook de revalidatie in het verpleeghuis verliep gesmeerd. Toen ze weer  thuis was en ik een keer op visite kwam, liep ze haar rondjes om de eettafel: “aanders kannik straks niemeer lôôpe”. Ze had er nog zin in en wilde honderd jaar worden. Maar aan alles komt een eind. Anne kreeg meerdere hersenbloedingen, waardoor ze o.a. haar spraak verloor en steeds afhankelijker werd van hulp. Ze overleed enkele jaren geleden op 98-jarige leeftijd. Anne was een bijzonder mens en ook wat apart, misschien dat we het daarom wel zo goed met elkaar konden vinden. Ze was vrolijk van aard, intelligent met een brede interesse in politiek en literatuur. Ook was ze muzikaal, speelde piano en kon meer dan honderd liedjes uit haar hoofd zingen. Wrok en bitterheid naar het verleden waren afwezig, ze had juist begrip voor de tijdgeest en de waarden, normen en inzichten van toen. Anne was een mooi mens.