Piet Schellekens  
Levenskunstenaars (3): Ad Fontis vervolg

 

Een serie van 7 portretten.

Misschien zou je kunnen zeggen dat een levenskunstenaar iemand is die het alledaagse leven tot kunst heeft verheven op een zodanige manier, dat men ondanks alles zich redelijk gelukkig voelt. Een levenskunstenaar heeft er elke dag zin in, kan steeds opnieuw contact maken met vooral de mooie maar ook de minder mooie kanten in zichzelf en de omgeving en put daaruit een vast vertrouwen. Hij of zij leeft voornamelijk in het hier en nu, heeft nog een bepaalde onbevangenheid behouden en kan zachtmoedig en bevestigend reageren op wat zich aandient. Een levenskunstenaar kan nog spelen, kijken en dromen als een kind en leeft vanuit zijn of haar hart. In een serie van 7 afleveringen laat ik u kennismaken met een aantal levenskunstenaars, mensen die  stevig op beide benen staan en het leven tegemoet gaan met geopende handen.

Deel 3 Ad Fontis
Ad Fontis is een kunstenaar en natuurvorser waarmee ik van jongs af aan goed bevriend ben. Omdat ik er even tussenuit ben, heb ik Ad gevraagd om wat te schrijven over zijn leven in het bos. Hij had me al eens eerder wat laten lezen over zijn ervaringen en het leek me wel aardig om u kennis te laten maken met sommige van zijn ideeën en schrijfsels. Dit gebeurt in 2 delen. Ad wilde geen foto’s van hemzelf bij het artikel, iets wat alleen maar gerespecteerd kan worden.

Ik ging dus in het boshuisje wonen en maakte er een paradijsje van. Mijn voorganger had er 10 jaar gewoond. In deze periode was er tientallen keren ingebroken. Het geluk is met mij, want vanaf het moment dat ik hier ben komen wonen heb ik van niemand last gehad. Boeven blijken zich hier van de een op de andere dag niet meer op hun gemak te voelen. Toen ik de sleutel ontving voelde ik me de koning van een landgoed, wat ook zo is want rond het huisje liggen enkele hectaren bos die erbij horen. Er woonden al veel vogels en dieren en nu kwam ik er bij als nieuwe bosbewoner. De dieren konden het meteen goed met me vinden en andersom ook, we werden goeie vrienden. Met het hout van de omgewaaide bomen uit het bos stook ik mijn houtkachel of bouw ik mooie dingen. De buren die ik heb, wonen een eindje verderop in een groot en hoog gebouw. 's Winters als de bladeren van de bomen zijn gevallen, kan ik ze zien. Aparte mandjes, noemen ze de woningen met hun Brabantse tongval. Niet van gevlochten riet, maar van staal en beton. Eigenlijk lijkt het gebouw op een enorm konijnenhok. De beter gesitueerden en ouderen die hier ooit een rustig plekje kochten, wonen ieder in een apart kooitje en schuifelen heen en weer voor de ramen. Toen ik in het begin aan mijn huisje begon te timmeren, belden ze de gemeente, de politie en bouw- en woningtoezicht omdat ik hier stiekem aan het bouwen zou zijn; ik had er vast geen vergunning voor. Dus op zekere dag kreeg ik vroeg in de ochtend onverwacht bezoek van een bouwambtenaar, een milieuambtenaar en enkele politiemannen. In de verte zag ik de buren vanachter de ramen kijken, hun lange oren staken nieuwsgierig boven de vensterbanken uit.
“Woont u hier?”, vroeg een van de mannen. “Nee” zei ik, want mijn huis was toen nog niet klaar om in te wonen. “En wat is dat daar?!”, wees hij naar een hoog bouwwerk van takken en bladeren in het bos. “Een kunstwerk” zei ik.

De ambtenaren liepen rond, gingen alles opmeten en fotograferen en mompelden wat met elkaar. Uiteindelijk konden ze niks vinden wat verboden was en stelden vast dat ik niet in overtreding was. Ze maakten nog wat extra foto’s van het huisje en enkele kunstwerken en vertrokken weer. De buren in hun appartementen bleven nog lange tijd ongerust. Een jaar lang kwam de milieuambtenaar van de gemeente bijna elke dag langsfietsen. Soms bood ik hem een bakje koffie aan. Dan keek hij binnen nieuwsgierig rond, maar zei verder geen vervelende dingen. Na verloop van tijd zijn de buren toch min of meer aan me gewend geraakt en ik aan hen. Ik verdenk ze er zelfs van dat ze het prettig zijn gaan vinden om mij als buurman te hebben, maar misschien overdrijf ik nu.
   Een toilet bezit ik niet. Van tijd tot tijd graaf ik een diepe kuil aan de rand van het bos, waar ik in poep. Dat is schoner dan om het te laten vallen in een witte porseleinen bak, vervolgens met veel drinkwater weg te spoelen en ergens ver hier vandaan in de zee te verstoppen. Altijd buiten poepen en plassen is volgens de wet streng verboden. Maar als koeien, varkens, paarden, eekhoorntjes en vogels buiten mogen poepen, mag ik dat ook. Op het weiland hier tegenover sproeien ze zelfs ieder jaar duizenden liters varkensstront over het land uit. Daar zitten medicamenten in, hormonen, zware metalen, etc., allemaal spullen die ik niet eet en dus ook niet kan uitpoepen. Mijn poep is schoon, omdat ik schoon eet, dus doe ik dat met een zuiver geweten in het bos en neem actief deel aan de kringloop van de natuur. Rondom het gat in de grond heb ik enkele groene doeken gespannen, zodat er geen direct zicht op is als ik boven mijn zandcloset hurk. Met een schop gooi ik er wat zand over en je ziet of ruikt niks meer. Simpel en schoon. Ongeveer een keer per jaar graaf ik op een ander plekje een nieuwe wc. Door de eeuwen heen hebben de mensen het zo gedaan, kweekten ze hun eigen voedsel en bleef hetgeen ze niet gebruikten of verteerden behouden voor hun landje, alles met zo min mogelijk verspilling en dat is mooi.

Inmiddels woon ik hier 7 jaar. Vorig jaar kwam de eigenaar langs met een stuk papier. Dat legde hij op tafel met een pen ernaast en of ik maar even wilde tekenen. Hij had wat problemen met de belasting, kon niet bewijzen dat ie van mij geen geld ontving en moest nu een gebruiksovereenkomst laten zien die ondertekend was door hem en mij. Ik las wat er op het papier stond: “….deze overeenkomst kan ten alle tijde, zonder opgaaf van redenen door de eigenaar worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van twee weken”. Twee weken? Dat was niet wat ik toentertijd met meneer Blauw had afgesproken, dus zei ik hem dat ik dit even op m’n gemak wilde bestuderen en er nog eens goed over na zou denken voordat ik tekende. Toen werd hij heel erg boos. Als ik mijn handtekening niet direct zette zou er morgen een bulldozer staan en ging de zaak tegen de grond, desnoods met mij erin. “Teken je niet?’ zei hij dreigend. “Nee” zei ik en keek hem eens diep in de ogen. De arme man greep naar zijn hart en begon voor de verandering  hard te zuchten en te kermen. Hij was volgens zijn zeggen pas ziek geweest, zijn vrouw was net uit het ziekenhuis ontslagen, nu werd het hem allemaal teveel en wilde ie dit geval even snel afwerken. “Teken maar gauw, dan ben ik daar vanaf, mijn vrouw ligt thuis ziek op de bank te wachten”. Ik tekende niet. De eigenaar keerde onverrichter zake terug naar huis. De volgende dag kwam er geen bulldozer. Wel kwam er na enige tijd een deurwaarder met het bericht dat de huur werd opgezegd voor over een jaar, de termijn zoals ik die in het begin met meneer Blauw was overeengekomen. Blijkbaar is het de tijd om een andere plek te gaan zoeken waar ik prettig kan wonen en werken. Soms gaan de dingen zo in het leven.