Piet Schellekens  
Het pimpelmeesje

 

Achter in mijn tuin hangt een nestkastje waar een pimpelmeesje haar eitjes heeft gelegd en uitgebroed. Onvermoeibaar vlogen de ouders op en neer met vliegjes, bladluizen en rupsen. De constante verzorging kostte behoorlijk wat energie en dat was ze aan te zien.
Voordat de ouders met een bek vol insecten het nestkastje betraden, streken ze neer op de tak van een oude hazelaar. Ze waarschuwden de jongen met een luid trrrrr-tsji-tsji-tsji. Zo gauw de jonge meesjes dat hoorden, raakten ze in alle staten en begonnen met wijd opengesperde bekjes zo hard mogelijk te piepen. De grootste van de jonge meesjes versperde de laatste dagen vaak de opening voor de anderen. Dit brutaaltje werd daardoor het meest gevoerd, groeide het hardst en zou vandaag ook als eerste uitvliegen.
Toen een zestal jonge meesjes was uitgevlogen, verscheen tenslotte de laatste en kleinste pimpelmees voor het vlieggat en sloeg ook zijn vleugeltjes uit. Het vogeltje vloog in de Japanse esdoorn, vond geen houvast en landde op de grond aan mijn voeten. Trillend van deze allereerste vlucht stond ie daar op zijn kleine pootjes en keek naar omhoog. Traag zakte ik met mijn camera door de knieën. Na een tijdje bracht ik mijn hand langzaam tot aan zijn pootjes en ja, hij omklemde mijn wijsvinger alsof het een tak was. Even later zat hij in mijn hand en krabde zich onder de vleugels alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Na een minuutje heb ik hem weer voorzichtig op de grond gezet zodat het voeren door de ouders verder kon gaan.