Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman
 

 

Bijkeukenbeesten

Al heel lang wil ik meer weten over egels, want ze vertikken het om bij ons in het bos te willen wonen. Kenners menen dat dit komt omdat we veel dassen hebben, wat ik weiger te geloven. De das zou namelijk één van de weinige dieren zijn, die in de egel een oerlekker hapje ziet.
Ze verstaan de kunst om met hun lange sterke nagels van een opgerolde bol stekels een ‘(l)egel’ te maken. Bewijs daarvoor zou zijn dat ‘men’ op dassenburchten wel eens leeggegeten egeljassen tegenkomt.


Breaking the news with a hedgehog © dassenwerkgroepbrabant.

Nou, deze Juffert heeft hier in tien jaar nog nooit een (l)egel aangetroffen, dus ik weiger pertinent te geloven dat dassen de oorzaak zijn van het uitblijven van ons locale egelbestand.
Ik besluit meer te leren over het egelleven, teneinde mijn favoriete bosbeest te kunnen verenigen met andere wilde neuzigen.

Da’s makkelijker gezegd dan gedaan, want de logica van biologen & ecologen zit nou eenmaal niet in mìjn rugzak.
Een onderzoekje naar ‘Wat is een egel’ moet niet op fouten berusten, want dan kan ik een antwoord op ‘Hoe leeft een egel’ wel vergeten. Laat staan helpen het in ònze praktijk te brengen. En misvattingen zijn snel gemaakt, prààt me er niet van.

Nou rekende ik eerder de dassen tot de categorie ‘varkensachtigen’.
Dit eenvoudigweg, omdat ze qua sekse ‘beer’ en ‘zeug’ genoemd worden. Een hoop onbedoelde hilariteit heeft evenwel mijn woordenschat doen uitbreiden met het begrip ‘marterachtigen’.
Neemt niet weg, dat egels vanaf nu meer respect verdienen en mijn eerste vraag gaat dus uit naar hun eigen–achtigheid. En de volgende vraag naar hoe wordt dan een mannetje of vrouwtjesegel genoemd?


Vrijende egels doen het voorzichtig.

Op weg naar klare taal en een enigszins verantwoord onderzoek, vind ik al snel het antwoord op mijn eerste ‘soort’-vraag.
Egels behoren tot de orde van de insecteneters en het zijn zoogdieren. Maar hoe egels nou sekse-specifiek heten, levert meer vragen op dan antwoorden. Egels worden kennelijk niet sekseverschillend benoemd?
Krìjg nou wat! Is dit een unieke constatering? Zijn egels als enige zoogdieren gevrijwaard van geslachtelijke namen?
Wèl kleine egeltjes, maar geen Egellien en Egelleo?
Are we breaking the news here!?


© Familie Maris, Hilversum.

Ook experts van de egelzorgclub uit Hilversum breken hun hersens over de tweede vraag en blijven het antwoord schuldig.
Moet ik daarvoor dan toch het stekelvarken als tussenweg ten tonele roepen? Ēcht niet!


Het stekelvarken.  

Ik leg rap een lijstje dieren aan en concludeer helaas dat het om een normaal onbetekenend gegeven gaat. Niks unieks aan het handje dus.
Voor muizen en marters bestaat ook geen sekseonderscheid.
Een ‘muizenman’ of ‘marteres’ bestaat niet. Een eekhoornes evenmin, noch een hermelijn naast zijn ‘hermelientje’. En ook geen ‘cavia’ of ‘cavio’. Vergeet ’t maar juffert!
Maar waarom dan wèl een ‘haan’ en ‘hen’ onder de kippen, een ‘bok’ en ‘geit’ onder de reeën, een ‘poes en kater’ onder de katten, een ‘ram’ en ‘ooi’ onder de schapen en een ‘hengst’ en ‘merrie’ onder de paarden, om maar eens even een paar dwarsstraten te noemen?


Dwarse hengsten.  

Zou er een wetenschap bestaan die het benoemen van sekseverschillen onder de dieren bestudeert? Of maken we een beginnetje en noemen het naar zijn oorsprong: de egelogica?
Misschien dragen sommige dieren wél een seksespecifieke naam, omdat wij mensen ze als ‘profijtelijk’ beoordelen en dus ‘zien’, is mijn voorlopige inschatting.
We fokken ze, we eten ze, we kunnen er op zitten, of ze leveren producten die wij op het menu hebben staan, dan wel ze verjagen ongedierte uit hok en huis.
Tadaããm. Ze dragen verschillende namen omdat we er met vermeerderen extra profijt uit halen?


Pecunnia als motief.

Als dàt waar zou wezen, dan tekenen zich twee categorieën dieren af.
Een profijtelijke reeks met geslachtelijke aanspreektitels (de zgn. prOfdieren) en de rest is voor het menselijke gemak verbannen naar de bijkeuken. Daar nemen we de moeite niet voor. ‘Bijkeukenbeesten’ zijn op die manier één pot nat voor de mensheid. Dit drukt zich uit in hun sekseneutrale dierenduiding.


Eén pot nat.

De egel valt derhalve te classificeren als een ‘bijkeukenbeest’, maar is gelukkig inmiddels wel beschermd in Nederland. Mijn arme dasjes daarentegen, verdeeld in ‘beertjes en zeugjes’, zijn ondanks hun beschermde positie, nog steeds veroordeeld tot hun profijtelijke status van penseel, borstel en scheerkwast?
Bah, deze redering zal toch niet op waarheid berusten?

Dassenharen en ivoor: een knappe combinatie: gewoon NU nog te koop!

Op zoek naar graag geziene uitzonderingen, vul ik mijn lijstje ‘prOfdieren’ vlug aan met een berin, apin en ezelin. Maar hoe je ‘t ook wendt of keert: ik zie vervolgens een bontmuts, een proefdier en een lastdier voor me.

Als taal het venster op de wereld is, dan komen deze vrouwtjes er beslist bekaaid af. Een ‘beer van een vent’ is bijvoorbeeld duidelijk, maar om dan het vrouwtje louter een afgeleide naam daarvan te geven (berin)? Dit impliceert geen ruimte voor een autonome vrouwelijke betekenis, maar enkel een afgeleide en daarmee vergeleken: in wezen ondergeschikt. Bovendien wordt zo ‘het’ mannelijke in de naam (beer) indirect ook als dé algemene betekenis gezien.
Ten faveure van wie of wat?

De beer als neuzig beest.

De vrouwtjes onder deze prOfdieren mogen nog enigszins blij zijn met hun afhankelijk betekende positie. Zo bestaat er ook een groepje dieren, waar enkel de mannelijke soort een aparte naam draagt en de vrouwelijke dieren helemaal onbenoemd blijven. Bijvoorbeeld bij vossen, duiven, eenden en konijnen. Respectievelijk de ‘rekel’, ‘doffer’, ‘woerd’ en de ‘rammelaar’.

 
Vossenkind

Mijn hele eieren eten wordt hier echter niet veel evenwichtiger van. Helaas proef ik uit deze serie dieren in wezen ‘de jacht ende vermaek’ als profijtelijk en ja, traditioneel gezien ook een mannending.

Ik besluit maar eens onder de seksloze dieren te gaan kijken hoe daar het een en ander gewaardeerd wordt. De dieren die ‘gedaan’ zijn dus. Van ‘bijkeukenbeesten’ naar de ‘kelderdieren’, moet kunnen toch?
De club van castraten is er namelijk ook nog en die dieren worden toch ook functioneel geholpen en benoemd? Er keldert tenslotte wel meer links en rechts en niet voor niets, de prullenbak in.

Zelfs onder de mensheid als zoogdieren ontbreekt het niet aan een apart benoemde klasse van castraten. In een recent verleden kwamen ze voor in het operawezen en ook kenden we de ‘eunuchen’. De bewakers van haremvrouwen. Het profijtelijke zat ‘m in het behoud van de hoge stem, en een exclusief voorbestemde omgang, zij het ietwat gekortwiekt, met een horde haremvrouwen. Och arme. Arme mennekes.

Misschien levert de club van castraten onder prOfdieren zelf meer, of nieuwe duidelijkheid op over het gebruik van exclusieve namen voor sommige mannetjes en vrouwtjesdieren?

Nou, het blijft voor deze Juffert maar een ordinair subcategorietje dieren. Ik kom in de fauna niet verder dan drie. Een ‘ruin’, ‘muilezel’ en de ‘kapoen’. Ja, een ‘reunuch’ bestaat niet onder de honden. En een gesteriliseerde poes blijft zo heten.
Dit levert niet veel meer kennis op over het wel of niet seksespecifiek gebruik van dierennamen. En de kapoen, als vogeldier, is alweer een verhaal apart. Mijn egelonderzoekje komt met deze besneden haan al helemaal niet verder van de bosgrond.

Behalve dat ik ernstig medelijden krijg met onze veel bezongen ‘Sinterklaas kapoentje’, vraag ik me nog steeds af hoe je er wel achter komt en wat egelogica is. Een idee?


Sinterklaas.