Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman
 

 

Wakker worden.

“Er hangt een vent in de boom.”
“zzzsjé-zusss, …heuh? Doe normaal zeg! Ga nog maar even pitten.”
“Nee joh, kijk dan. Daar, door het achterste slaapkamerraam. Zie je hem?”
“Mm, (zucht). Je ziet ze vliegen.”
“Toe nou?”
“Verhip!

Er hangt een vent in de boom,

“Pfff, gelukkig is het geen echte. Tegenwoordig is niets meer gek.
Tekend voor onze tijd.”
“Dacht je dat ik een echte vent zag hangen dan?”
“Weet ik veel, met jouw kijk op zaken juffert, kun je wel meer rare dingen verwachten.
“Ik vind hem wel echt lijken hoor! Een soort retro christus-tiep.”


Close-up

“Tja, nu je het zegt. Sterker nog, als je ’m goed bekijkt, ontbreekt ‘t hem niet eens aan zijn vermaarde doornenkroon.”
“Ja, da’s sterk. Hij hangt in een hoge berk, zie je? De gekroonde koning onder de witte bomen, zonder doornen natuurlijk.”

“Nee, nou, en de esdoorn dan? Die heeft ook helemaal geen doornen, en toch heet ie in de volksmond ‘esdoorn’. Snif, hoe komen ze er toch op?”

“Ach, weet jij veel. Het enige wat misschien stekelig aan de esdoorn is, zijn de rode steeltjes, waar de blaadjes aan vastzitten.
Maar ja, eigenlijk zijn die alleen maar zichtbaar in de herfst, en dat met héél véél fantasie. Er moeten ook eerst nog flink wat bladeren voor uitgevallen zijn, wil je er iets doornigs, dan wel stekeligs van kunnen maken.”


Steeltjes

“Wat dacht je van de gevleugelde vruchten? Die helikoptertjes hebben toch zo’n roterend propellertje? Misschien zijn zij wel een doorn in ‘t oog geweest van verleden hoftuiniers. Ik bedoel: heb je esdoorns voor ’t huis, dan heb je toch overal miniboompjes groeien elk jaar weer, op de meest onmogelijke plaatsen? Tot op de dakgoot en dakramen toe.”


Propellertjes

“Ja, de esdoorn. Eigenlijk is het een grote ‘Dõnna doornroosje met teveel dwergen’. Ze heeft er niet eens een stiefmoeder voor nodig. De dakramen spreken voor zich.” Foto
dwergen op het dakraam

“Nu je ’t zegt, zou haar ‘vruchtbaarheid’ een ’steekhoudend’ argument geweest kunnen zijn voor de originele naam? Waren alle namen al opgebruikt? Een ‘Es’ zou toch meer voor de hand liggen bij het gebrek aan doornen. Maar dat is weer een ander soort. En bomen moet je eigen maken, zeker als ze zo prominent voor je slaapkamerraam staan.”
“De nabijheid van een boom schept wel een band. Elke keer zien we weer iets anders aan de groei- en bloeiwijze, wat je nooit eerder zag. Natuur verrast, als je er met je neus boven op zit.
Een permanent kado!”

“Weet je wat? We dopen haar om! Een madonna!”
“De onbevlekte ontvangenis?”


Onze esdoorns voor ‘t huis.

“Nou, kweenie, gelovigen zien die associatie niet een-twee-drie zitten, ben ik bang. En de Brabantse boeren zetten vroeger sowieso niet voor niets esdoorns voor het huis? Hèt teken van weldaad of welzijn, naast een continue garantie van opvolgers?”

“Volgens mij hadden ze daar de klompenbomen voor.”
“Klompenbomen? Juffert, jou moeten ze niet op de namen van bomen loslaten.”
“Nou, popelieren, dan. Geplant met de geboorte van elk nieuw kind en productief verwerkt op ‘t moment dat ze gaan trouwen. Harde werkers hebben behoefte aan goed schoeisel. Je laat immers niet alleen de handjes wapperen.


Wapperende handjes.

“Ik ga voor de nieuwe aanspreektitel van ‘donna doornroos’.
In de vroege lente heeft ze bijpassende rode lippen. Die vragen toch gewoon om een zoen van de prins, als ie voorbij komt op zijn witte paard? Wil ze wakker gekust worden, na een winterseizoen slapen.
Komt ie langs zegt ze: (gaap) …..Leuk paard!”

“Nog even en we zien hier overal mannen ridderlijk in de bomen hangen.”


Rode lippen