Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman
 

Knippen en scheren

En plotseling is het stil. Stiller dan normaal.
Onze zwaluwen zijn na een zomerlange drukte vertrokken.
Ik weet nu wat een boeren-racemees is, god-zie-pietje.
Wel heel overhaast vertrokken dus? Hadden ze ineens genoeg van de weerbarstige seizoensomstandigheden in deze Brabantse ‘zomer’?
Ik weet eigenlijk niet wanneer ze ‘normaal’ weer naar Afrika vertrekken. Enkel hun aankomst op de boerderij noteer ik op de kalender.
Deze Juffert ziet die ene opgetekende zwaluw ernstig als symbool staan voor een gevoel van welbehagen: omdat de zomer nu snel komt.


Eén zwaluw maakt wel mijn gevoel van zomer.

Eerst zie je er eentje, nog in dezelfde week arriveert de rest.
Dit jaar hadden we vijf boerenzwaluwen aan de slag. Het geringde vogeltje van vorig jaar was er niet bij, maar veel wijst er toch op dat ze hier echt ‘thuiskomen’.


De geringde zwaluw uit 2006.

Onmiddellijk wordt de poel verkend en getest op het leem gehalte van de zanderige blubber. Strootjes, hooi en modder worden zorgvuldig aaneen geplakt tot een riant kommetje waarin het kraamgebeuren zich zal afspelen. De ouwelui scheren af en aan over de aanvliegroutes.
Twee weken lang brengen ze om en om het materiaal op hoogte de stallen in, meestal ergens op een verheven plekje boven paardenhoofden.


Knippen en plakken voor een nieuw nestje.

Daarna is er een periode van relatieve rust voor het leggen en bebroeden van petieterige eitjes. We herkennen het moment van de daadwerkelijke geboorte omdat onze stalpoes nu zonder pardon naar buiten wordt gebonjourd.
Alarmerend scheren ze over zijn stoïcijnse kop en pikken hem net zo lang tot hij weet waar de deur is. Dit typische knip –en scheergedrag vertonen de boerkes eveneens op een wat later tijdstip, als de kuikens vliegvlug worden, en wij zijn nu wel eens de gebeten hond.


Allez à-lá: onze Poeh ligt buiten met mand en al.

Intussen vliegen de gelukkige ouders af en aan met insecten om de kinderen naar een gevleugeld bestaan op te voeden. Ze scheren met grote snelheid en een miraculeuze wendbaarheid door de lucht, alsof ze werkelijk elk muggetje te grazen willen nemen.


Het binnenwerk.

Wat mij frappeert is dat ze met een mond vol vleugeltjes gewoon doorgaan met communiceren. De volwassen zwaluwen spreken elkaar aan met een geluid dat lijkt op ‘Wit-Wit’, maar dan met een Antilliaanse soort van ‘W’. Probeer dat maar eens na te doen met je mond of snavel vol eten! Mij lukt het echt niet zonder dat er alles uitvalt.
Zouden deze boerenkwetters er een speciaal hamsterwangetje op na houden?

 
Hamsterwangen in ontwikkeling.

Zodra de jonkies wat kunnen vliegen, kleine eindjes, en dan op de plaats rust, vormen ze een treintje mini pinguïns op de nok en de dakgoten van het huis.

 
Een treintje mini pinguïns.

Het valt niet mee om zo’n treintje vast te leggen, ze zitten geen moment stil. Degene met de grootste bek en meeste bewegingen krijgt een voorkeursbehandeling in de bediening.

En daar worden nogal wat trucjes voor uit de kast getrokken.
Tijdens de ochtendgymnastiek buiten oefenen ze om het hardst wie aan de beurt is in hun zwaluwenkleutertaal tussen ‘piep’ en ‘wit’: ’ ‘Wi(e)t-Wi(e)p’.

 

Soms met vallen en opstaan maar ze krijgen hun zwaluwen zinnetje.


En weer opgestaan…

En natuurlijk worden ook achtergebleven kleine ukkepukkige muurbloempjes niet vergeten. Zo’n beestje kan er toch ook niks aan doen dat ie wat later is gelegd en uit het eitje kwam? Het blijkt geen natuurwet om bij achterstand ook nog eens achter te gaan stellen.
Kijkt, dat mag ik wel. Daar kunnen wij mensen nog wat van leren.


Er wordt niemand overgeslagen.

Wat later in het seizoen begrijp ik waarom er in zo’n korte tijd twee nestjes met veel kunst en vliegwerk worden grootgebracht. Eenmaal een huis gebouwd en goed bevonden is daar het volgende legsel. Enne niks hoppa het eerste grut gaat maar naar elders verkassen en de boel daar onveilig maken. Nee, werk aan de winkel! Al gauw zit het volgende treintje op de dakgoot en ditmaal voeren de eerstgeborenen mee.


Grote broertjes voeren kleine zusjes.

Zelf krijgen onze primaveertjes nog wel eens een mug of twee in de lucht toebedeeld, maar alleen als ze schreeuwend tussen ‘wiet’ en ‘wit’ vertwijfeld uit hun opvoedende rol vallen.


Luchtvervoering

Goed, onze veulentjes worden geboren, de tuin groeit en bloeit, en de zwaluwen hebben de luchtruimte boven stal en huis geannexeerd.

Zit ik op een (zeldzame) mooie dag buiten, verrast me opnieuw de ongelooflijke vliegbeweging van deze fragiele vogeltjes. De muzikaliteit van hun vleugels en fijnbesnaarde staarten is een fascinerend schouwspel.

Op stal is legsel drie (maal twee) net boven Jan, ik heb ze al gezien in hun eerste vliegrondje. Op dat moment barst een luid alarm in de lucht los. Van alle kanten gaat de klucht tekeer.


Oeijoei

Een wat groter sperwerjong probeert daar boven zijn eigen plannetje te trekken. Lekkere hapjes! Nou vergeet ‘t maar!
En kent u die zegswijze van: ouwe jongens, krentenbrood? U weet wel het beroemde ‘één-tweetje tussen mannetjes’ nou dat wordt ingezet om met dit reuzemonster af te rekenen.

De sperwer kent ‘m in ieder geval nog niet. Onze zwaluwen beginnen een leuke variant. Die van boerenjongens: kben geen brood. En met vereende krachten wordt de roofvogel door middel van een ‘één-tweeëntwintigje’ naar ver weg gewezen. Echt wel: onze dappere doerakkers! Als de sperwer al dacht groots te zijn in zijn rooftechniek, delft ie het onderspit van zulk een superieure vliegkunsten.


Dappere vliegeraars.

Jawel het gebeurt. En niet eenmaal: wil je roofvogels leren zien?
Zorg dan dat je zwaluwen in huis hebt! De boomvalk is wat hardleerser en hardnekkig in zijn volhouden.
No problem: komen er vierenzestig boerenjongens aanzetten uit de omgeving! Even fijntjes een kwadraat van het origineel.
In no time is de boomvalk uiterst precies geknipt en geschoren rechtsomkeert naar huis gestuurd.
Ongelooflijk!