Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman
 

Een zomerprinsje.

Die dag besefte ik dat je in klein zijn toch vooral ook heel groots kunt wezen. Dat duurt bij mij wel even, zo’n benul, vooral omdat de natuur er telkens weer fijn een zo totáál nieuwe verschijning voor neerzet.
Maar zowaar leer ik de gezichten van een natuurles langzaam herkennen. Ditmaal ingegeven door het kleinste prinsje onder de tuinvogels: het winterkoninkje.  


Onze koning in bad  

In een verleden zomer was dit vogeltje me al eens opgevallen en wel omdat ik er niet omheen kon. Ik stond gewoon de zoveelste was op te vouwen aan de terrastafel, maar dit bleek niet naar de zin van een klein brutaal gebekt en gevleugeld opstaand wipstaartje.
Luid alarmerend vloog hij op de tuinstoel en vervolgens op de rand van de wasmand om nog eens duidelijk te maken dat ik daar toch vooral ernstig op moest krassen.
Dit mijnheertje had er kennelijk zo zijn eigen gedachten over wiens territorium hier werd betreden, pal bij onze keukendeur.


Kennelijk inspireert hij ook anderen in de kunst. (Bron: Fiona, internet)

Mijn verbazing alom betrof zijn grote lef, zijn petieterige omvang en de hardnekkigheid waarmee hij wel een kwartier lang zijn boodschap duidelijk maakte: zo dicht bij een groot mens.
Zijn rateltje repelde met een furieuze snelheid in zijn bekje en zijn vleugeltjes bolden bliksemsnel naar een omvang die op mijn lachspieren werkte. Als klap op dit vuurpijltje sprak zijn staartje onophoudelijk richtinggevende boekdelen: “dame, doe dat eens elders, het is de koning die spreekt.” 


Een gekroonde koning. (Bron: Mo M’rabti)

Oké, oké, ik kon zijn boodschap niet misverstaan en ik verkaste uiteindelijk naar binnen. Ik zag het wel als een unieke kans om zijn enorme kabaal, bij zijn beeltenis en dus naam op te zoeken in een vogelboek.
Het bleek dus om het winterkoninkje te gaan, die bij ons, hoe logisch, in de zomer zo’n keel en repelsteel opzet.
In de consternatie van de kennismaking had ik niet eens aan een foto maken gedacht. Maar niet getreurd er ontwikkelde zich vervolgens een gelukzalig plan om hem die winter dan maar eens dik in zijn royale doen op de lens te vangen.


Zijn paleis verstopt ie om zijn privacy te kunnen waarborgen.

Nou vergeet ‘t maar.
Ik heb er gedurende twee opeenvolgende winters een heel enkele keer eentje zien rondscharrelen onder de voertafel, maar er verder niet eens één gehoord.
Het is voor mij dus nog steeds volstrekt onduidelijk waarom dit gevleugelde vorstje zo royaal betiteld is en naar mijn gevoel hier in de koude periode juist op zijn Koninklijke lauweren rust.
Nu ontgaat een Juffert wel meer in de natuur, maar het ontbreken van de link tussen zijn naam, voorkomen en geluid is gelukkig verleden tijd, zij het dan in de zomer.


Eikenhorst spreekt enkel opgezette tijden in de zomer.

Zijn kenmerkende klank komt mij over als twee razendsnelle, op elkaar ketsende knikkertjes, in een klein zakje.
Zijn gekrakeel doet mij onmiddellijk alert om me heen speuren en als een soort paparazzi de directe omgeving afspeuren op zoek naar meer mogelijk koninklijk nieuws. Immers, mijn oranje prins met zijn kleine lijfje is één brok energie en zijn motortje ratelt maar door als één van zijn plannetjes gedwarsboomd dreigt te worden.


Couleur locale c’est royale!

En sensationele plannetjes maakt ie.
Hij geeft daarmee vaak wat gewicht aan vertellingen van mij als beginnend ornithologe. Jawel.
Ik leer uit de boeken dat ie tig nestjes tegelijk maakt en een ware harem aan vrouwtjes probeert te verleiden en hen allemaal weet aan te zetten tot gezinsuitbreiding.
We hebben dus te maken met een ware Don Juan of een berucht polygaam viespietje. Een koning? Eerder een soort Sjakie Sjeik en de Chaperonnes! Aha, kijk es an! Deze Juffert ziet ongekende mogelijkheden. Zijn geluid associeert niet voor niets met het venijnige ‘klikklikklik’ van de sportknop op mijn camera!


Eikenhorst of Eikenharem?

Loop ik deze zomer met mijn ‘natuurnichtje’ (9 jaar) in het bos op een dassenwissel op zoek naar wat verdieping in dassen-w.c.tjes.
Hoor ik plotseling mijn befaamde lefgozertje zijn hevige herrie maken. |
Ik steek natuurlijk onmiddellijk van wal en vertel haar wijselijk van ‘de winterkoning’ en dat je die in dit seizoen wel eens kan zien en horen.
We staan vervolgens doodstil te luisteren en mijn kabouternichtje is de eerste die op haar ooghoogte de kleine koning letterlijk razend en tierend op een tak op en neer ziet springen.
Een eerste kennismaking die voor haar toch wel erg veel weg moet hebben van het schreeuwende kaboutermannetje uit het sprookje van Repelsteeltje: “Niemand weet, niemand weet…, dat ik Repelsteeltje heet!” 

Ik onderdruk mijn wellicht verwarrende associatie en ga voor de hoogte van deze koning door mijn knieën in het sprokkelhout.
“En welk plannetje hebben wij precies gedwarsboomd, kleine boze zomerprins?” vraag ik aan de winterkoning. (Een oud volksgeloof zou immers toch niet ineens werkelijk worden: het idee dat de naam op magische wijze verbonden is met de eigenaar en daardoor het uitspreken van die naam macht over hem geeft?) 

 

Blijken er op een meter afstand achter pa’s Koninklijke rug maar liefst acht kleine mini prinsjes en prinsesjes te spelen in de struiken en op omgevallen bomen. Een hele Koninklijke mini schare bij elkaar!
Hoewel ook ik nog nooit zoveel kleintjes van Koninklijke Bloede heb gezien, gooi ik het meteen over mijn favoriete boeg.
“Kijk dan wat een schatjes: daar zit Maxima en daar Amalia die met Ariaantje speelt en daar hebben we Alexia; zij oefent haar gekwetter en onze Trix! …… Verhip, ja die oranje bikini staat haar goed!”


’Ja ja: zij kan zonnebaden en ik draag de last.

En u raadt het al: niet alleen mijn nichtje is in de wolken.


Dus, een bad loutert onze prins naar betere tijden.