Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman

 

Een mussenvilla.

Vogels zijn prachtig om te zien en sommige zo charmant! Een pimpelmeesje maakt momenteel even gebruik van het regenwater op de molensteen als een vogelzwembadje, alvorens hij weer druk doende verdergaat. Ze hebben een nestje met negen prieterige eitjes in een kastje op ooghoogte in de vlier achter ons terras. Een gordijn van een wijdvertakte Clematis Montana ervoor, beloofd een leuk kindercontrast van blauwe pimpeltjes en roze bloemetjes. Bijna alle nestkastjes zijn trouwens bewoond momenteel. We hebben ook nog twee stellen koolmezen aan de gang, en een boomkleverpaartje. Alleen m’n mussenvilla blijkt niet strategisch genoeg te hangen en vandaag komt Simon, een boomkunstenaar, hem verplaatsen. Toen hij mij eerder had verteld dat mussenstellen vaak in een commune samenwonen was ik meteen verkocht. Zou ons dat ook lukken ondanks dat we hier normale broedplaatsen als struiken en heggen in overvloed hebben? 
Mijn vriendin gaf Simon de opdracht een mussenvilla voor mijn verjaardag te maken van beukenhout. Het huis is zo groot geworden als drie computerschermen achter elkaar, met drie compartimenten en evenzoveel kunstige aanvliegholtes erin. Geweldig! “Passer domesticus” staat er op de achterkant, de naamvallen even daargelaten: een heus mussenpaleis.

 
We hebben ‘m direct met keilbouten tegen de boerderijmuur onder de dakgoot gehangen, maar naar de vogelsmaak net iets te dicht bij de terrasdeur. Nou vliegt er hier van alles heen en weer met nestmaterialen, maar mijn verjaardagscadeau wil niemand delen. Vandaar dat er alsnog een verhuisproject is gemaakt, naar de hop onder dezelfde dakgoot, een stukje verder op. Twee dagen voor de geplande handelingen, verhip, zien we er een merel in en uit vliegen. De twijfel slaat toe, het geweten gaat spreken, maar ik houd toch voet bij stuk: de verhuizing gaat door.
Ik assisteer bij de trap, en bestudeer een van de keilbouten die uit de muur komt. Een keilbout is naar mijn smaak een enorme schroef met een rokje aan, een tutu van metaal. Het ding blijkt echter kapot gegaan te zijn bij het verwijderen en ik krijg de opdracht om even ‘een nieuwe zelfde’ te halen.
Geduldig wacht ik op een complete keilbout om als voorbeeld mee te nemen. Het zal namelijk niet de eerste keer zijn dat ze in de ijzerwarenwinkel in een deuk liggen om mijn assortimentsomschrijvingen. (“Ik zoek een bout, die lengte, geen schroef met een rokje, meer een soort kokerrokje, want anders is ie kapot, toch?”) 
Mijn gebrek aan warenkennis van het schroefgebeuren verbloemde ik namelijk al eens eerder aldaar, met opmerkingen als “doe maar wat van die gezellige” en “van die mini’s ook leuk ja” en “en die zijn ook aardig, kun je daar ook een doorgezaagde boom mee aan elkaar schroeven, en hoe werkt dat dan?”. Ik vergeet in m’n enthousiasme of zenuwen maar voor het gemak even dat niet iedereen zijn meubilair zelf laat maken van eigen bomen.  Ach, alles went, en ik ben geen vent.

Met de nieuwe keilbout op zak, tref ik de mussenvilla op de terrastafel met het voorfront eraf. Mijn mond valt open van verbazing als ik de inhoud bestudeer. 
Van allerlei fragmentjes uit de tuin is ie aan drie nestjes tegelijk begonnen. Toe maar zeg, een huisjesmelker! Één woninkje beschikt al over een kinderkamer in vergevorderd stadium. En zo snoezig samengesteld, daar kan Prenatal als babywinkel nog leuk wat inspiratie opdoen. Op het bodemgedeelte verse stukjes akelei,  een walnotenblaadje, twee vergeelde bamboeblaadjes, een takje rode beuk, een krulslaatje uit de moestuin, een paardenbloemblaadje, een gedroogd zaadpluisje van een monarda van vorig jaar, een hele korenaar met zaad, dan een laagje gedroogde kweekgraswortels die in het rond gevlochten zijn, afgemaakt met het hooi van de paarden en gelardeerd met wat mosjes.
Zo’n opbouw van vers groen naar gedroogd, doet me denken aan een verhaal van boer Thijs die me vorig jaar heeft uitgelegd hoe ik een broedse kip op een andere plek dan haar keuze, opnieuw aan de gang kon krijgen. Het verse groen op de bodem heeft volgens hem tot doel dat de eieren niet uitdrogen in de leg- en broedperiode. Nu is mijn dialect helaas niets, zal het ook nooit worden trouwens.
Ik herhaal zijn versie dus maar in een ander Nederlands. Men neme een stuk of wat van de vochtige sloot-zijkantplanten, met wortels, modder en al en legt die omgekeerd, op hun kop dus, in het nesthok. Daarop spreid je vers stro in de rondte en tot slot de versufte broedse kip met haar eieren. Afschermen, bakje water erbij en klaar is klazien.
Kijk een juffer moet je veel uitleggen maar een merel niet!
Wees welkom kraker. De mussen wachten wel.