Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman
 

 

 

Oei ik groei(2)

Als een boom nou ècht zékers nìet OMhoog groeit, hoe groeit ie dan WEL uit tot een woudreus? “Waar houd jij je in hemelsnaam toch allemaal mee bezig?” merkt mijn puberzoon schamper op.
Hij hoort weer eens bewijs voor het gegeven dat ik niet van deze tijd ben. Zijn begrip van hout beperkt zich tot de houdgreep uit de judoles. Tja, de televisie en computer gaan snel en als vanzelf. En de natuur?  “Niet zo mauwen, mam: bomen groeien gewoon, punt uit”.
“Precies, dat zou wel eens heel goed kunnen, via groeipunten ja, zo valt er misschien een antwoord te vinden”!
Stevig gezucht aan de lunchtafel is mijn deel. Oei oei de groei.  Pffff”, blaast mijn puber en murmelt iets over moeders die uit de middeleeuwen komen.


Een Brabantse woudreus.

“Luistert Poezemien, een boom groeit anders dan een mens. De takken blijven namelijk allemaal op dezelfde hoogte zitten op de stam. Dus er komt lengte, maar als je het vergelijkt, zou jouw arm nu uit je knieholte komen”. Ik kijk onze 163 centimeter grote zoon triomfantelijk aan, maar die is helemaal niet onder de indruk van mijn appel- en peren verhaaltje. Godsamme.
Schijnbaar vergelijk je alleen de groei van mensen met die van bomen als je, zoals ik, uit de stad komt? Nou ècht niet! Hij denkt er blijkbaar hélemaal niet over na, zo lang het hout niet hiphopt.


Moeders zijn moeizaam!

“Zeg, Wippelstipke, heb je dan de liefdesbetuigingen wel eens gezien die ze in de bast van een boom kerven? Ze hangen echt niet hoog in de wolken bij de aanstaande zilveren bruiloft of zo, let maar eens op de dichtgegroeide data: nog steeds op dezelfde plaats!”
Helaas weer een tevergeefse trigger. Leuk geprobeerd. Een puber praktiseert de liefde op een ander niveau zolang de hormoontjes vooral naar beneden zakken. Gewoon tig boterhammen met pindakaas en hij verdwijnt met een “boěoě-iend!?” loeiend naar zijn hol.

Ik besluit minzaam mijn heil verder maar op internet te zoeken.
Hoe groeit een boom wèl in lengte? Nou, da’s een hele reis die ik u grotendeels zal besparen, want pas bij de ‘celbiologie’ begint zich enig resultaat af te tekenen. Ik krijg er zelf onderhand een punthoofd van.
Dan blijkt er plots een heuse wetenschap te bestaan die zich met de leer van de houtige gewassen bezighoudt.
De ‘dendrologie’, tuurlijk! Hoe kan het anders? Deze juffert herkent de naam van de boom ‘den’ onmiddellijk en probeert de abracadabra verder te ontcijferen. Ten eerste blijkt er geen definitie van “Boom” te bestaan, het is enkel een uitdrukking voor een groeivorm. Ook goed, zolang het maar over groeien gaat. Ten tweede wordt er gesproken over het vormen van een groeikern als een eerste proces. YESSs!
De specialisten lenen daarvoor de term ‘nucleatie’.
Ik snif wat en denk aan ongewenste bo(o)mbardementen, het is niet anders.

Ik begin al weer aardig genoeg te krijgen van mijn speurtocht, maar vis er nog wel twee soorten groeikernen uit: een treurvorm en een zuilvorm. Aha, ik ben niet de enige die het hoofd laat hangen.


Triest treuren is een natuurlijk kernproces.

Zo’n groeikern blijkt -hoe dan ook- altijd in de top te zitten. Van de boom zelf, inclusief de topuiteinden van de takken. De kroon wordt breder. Alléén de zuilen of de druilen hebben deze deelvaardige cellen (meristen). Kijkt! T’is meer! Elk jaar maken zij een stukje nieuw ‘schot’. Wat er al staat in enig jaar, wordt het volgend jaar niet hoger (lengte die vervolgens ‘verhout’).  Ieder jaar komt er wel een nieuw stuk bovenop: mèt jawel, hoe kan het anders: wéér een nieuwe groeikern bovenaan. Pffffffffffff.
Nu snap ik waarom niemand mijn vraag even 1-2-3 beantwoordt. Je boomt er niet even over op los, bij de borrel. 


Eikenmini met zuilgroeikern.

Nou, verders moeten we het blijkbaar in de taal van de natuurwetenschappen gaan zoeken: kristallisatie. Het hoort iets over de precieze celvorming te vertellen, maar ik kan er geen touw aan vastknopen. Grieks voor gevorderden, jammer.
Een boom maakt lengte door groeiweefsel in de top, denk aan de hoge koksmutsen: langgerekte cellen.
 


De verbeelding van enig Grieks voor gevorderden ziet er zo uit.

Tja, ik moet inderdaad niet mauwen en kan me beter storten op het kippen houden, zoals hier vaak geantwoord wordt bij de veelzeggende frase: Vrouwen…??
Maar ja, als ik dan toch uit de middeleeuwen stam, dan pakken we toch gewoon een boek over bomen?
O ja. Maar bomenboeken heb ik niet zoveel. Heb je daar dan al in gekeken? Ehh, nee. In het boek ’snoeien wanneer en waar?’ kom ik het volgende tegen: “Vertrouw op de ‘ingeboren’ aanleg van de soort om een mooi geheel te vormen”. Wow! Dat vind ik nou zo’n mooie belofte: elke boomsoort zijn eigen groeikernen-ding! Verder gaat het boek niet in op het groeiproces, alleen over hoe je ze in vorm moet jassen. Kortwieken op de goede manier.
Jeetje, hoe knip je de groeikern bij een bonsaiboompje eigenlijk?

Ja ja, want bijvoorbeeld een den die rigoureus van zijn top is ontdaan, stopt zijn kop niet in het zand, maar die den dubbelt vrolijk door!


De dubbelden

Ach juffert, een schoenmaker houdt zich bij zijn leest. Groei voor gesneden koek aannemen is veel eenvoudiger. Je beweegt je gloeiend nieuwsgierig op glad ijs. 


Glad ijs met boom

met dank aan:
- de Nederlandse Dendrologische Vereniging (NDV), secretaris: Anneke van Rhijn.
- Pius Floris