Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman
 

Speurwerk

Ik ben HET gewoon vergeten. Dat is reuze knap, want veel tractorlawaai zou je er toch aan moeten herinneren.
Er is ook zoveel afleiding om het huis, koolzaad-, vlinderbloemen- en graanvelden. De maïsplant is daarmee vergeleken echt wel slungelig saai en voor mij weinig charmant als ik aan de giga ladingen stront denk, waarvan ze “zo goed gaan groeien”.
Het land ONDER de maïs ontgaat je gemakkelijk. Liever ben ik drukdoende met het ontdekken van vogels, vlinders, planten en neuzige beesten. Verdwijnt daarmee een wondere wereld samen met weer andere plannen in de ijskast? Pas als het oogstwerk door de boeren gedaan is, wordt deze stadse troela blijkbaar wakker. Maïs in de kuil en juffert komt uit de veren! De blaadjes kleuren terwijl de grond nog goed zichtbaar is. Het bedje is gespreid en ik ga ervoor. Wat valt daar dan zo nodig te zien, op gerooide stukken Brabants maïsland?


Maïs, joekels hè?

Nou, let maar eens op hoe een stoppelveld spreekt. Een geheel nieuwe oude verborgen wereld komt tevoorschijn. De Romeinen, Napoleon of de slag om Den Bosch, trekt u maar even een blikje naar believen open! Een paar stevige schoenen, een stok en een oude staljas met diepe zakken zijn genoeg uitrusting om uren schat te zoeken. Herfstzonnetje erbij en de regionale heemkunde wordt tastbaar. Letterlijk.


Aarden scherf gedraaid, Romeins?

Bij mij begon het met de vondst van een oor van een lemen bierkroes. Zo’n gezellig variantje op het chique Delfts Blauw, maar dan in gebruiksuitvoering. Daar valt een juffert wel voor te porren. Rara. Vervolgens keek ik eens wat beter en systematischer de glooiende lijnen van het land af. Je ziet hoogteverschillen en vooral: kleurverschillen in de ondergrond. Niet op elk stuk land da’s waar, maar een begin is er. ZEKER met de vondst van tig fragmenten op een gelig gekleurd stuk grond. Stukken van kandelaars, kopjes, en borden met zo’n oplichtend laagje engobe erop, ijselsteenjes, zwart aardewerk, kapotte porseleinen poppetjes. Vroeger gebruikten ze kennelijk ook al wit zand als fundament voor bouwwerken waar van alles in gebeurde.


Van alles wat.

Op de hoeken van het land vind je vooral wit lemen pijpenkoppen, stukken steel en oud glaswerk en heel veel kapotte bierkroezen. Namen ze hun bierkroezen mee naar het land? Noeste arbeid maakt dorstig nietwaar?

In het begin ging ik voor ALLES. Ik was een ekster te slim af.
Na een tijdje vooral voor geel gestreepte bruine stukjes en met een beetje geluk ook wat groen erbij. Oud boeren aardewerk, yess!
Van Gogh zijn tijd, aardappeleters, zijn geschilderde beelden van armetierige landarbeiders komen bij deze vondsten te voorschijn. De stukjes sluiten goed aan bij mijn zeer beperkte idee van geschiedenis.


Alles

Eerst één mand vol, dan twee, daarna een oude letterbak van de rommelmarkt met vakjes: het sorteren/verzamelen is begonnen.
Van de bieb haal ik het eerste boekje over ‘volksaardewerk in Nederland’ sedert de late middeleeuwen(1600-1900). Het bevestigt het bestaan van talloze voorwerpen uit ons Brabants verleden. 

We gaan naar het plaatselijk museum in St. Michielsgestel en vinden de hele potten, kommen en pullen terug in vitrines. Daar ontmoeten we ook een club bevlogen archeologen, die ondermeer het plaatselijk “neerstrijken” van de Romeinen reconstrueert. Mijn gevonden aarden glimdingetjes blijken geenszins Romeins, die gebruikten nog geen glazuur leer ik. We brengen een fruitkistje met een selectie van de mooiste trofeeën naar het museum, en krijgen het niet veel later keurig gedateerd terug. Elk stukje in een eigen plastikje met labeltje. Wow, de geschiedenis spreekt kennelijk.


Speciaal porselein: doet u maar een paar eeuwen

Een paar uitzonderlijke vondsten ertussen! Ik begin dan zelf maar te glimmen, zo trots ben ik. De geschiedspeurders komen vervolgens toch maar eens bij ons op de koffie om de rest van de collectie te bewonderen. Aandachtig worden de vondsten bekeken. Deze mensen weten zoveel te vertellen van en aan te wijzen in de heemkunde, dat ik eigenlijk niet durf te zeggen dat ik enkel verzamel voor een winterproject: het maken van een grote totempaal voor buiten in de tuin. Dat kan wel eens wat moeilijk vallen lijkt me. Mijn lekenpassie waarderen ze geloof ik wel. Zo nu en dan met een glimlach.
Als je een pot als kopstuk voor een totempaal wilt gebruiken, die ineens Romeins blijkt? En met boerenrandaardewerk de oren wilt versieren, afgezet met zwarte stukken, die plotseling 16e eeuws Engels en hier uiterst zeldzaam blijken. Slik.


Soms met jaartal is het voor mij ook duidelijk.

Maar ach wat maakt het uit: het ligt toch bijna allemaal aan diggelen.
De heren vragen naar de vindplaatsen van een en ander en we maken een stevige wandeling over jawel, het merendeel maïsvelden.
Ik ben blij dat ik een redelijk geheugen heb voor details, want als je enkel voor herkenbaar eet- en drinkgebeuren gaat, of bruine stukjes geliggroen wel ziet blinken, onthoud je niet precies waar je de rest gevonden hebt.
Weer thuisgekomen met de jaszakken vol, maken we een nieuwe afspraak om eens met de metaaldetector te gaan zoeken. Archeologen hebben echte professionele piepers. Het is geweldig om bevlogen mensen met een passie te ontmoeten, een eeuwenoud medicijn tegen hedendaags gesacherijn.

Mijn totempaalproject zet ik toch maar even in de ijskast. Ook omdat ik eerst zal moeten leren met steen te werken. Hoe plakt het bijvoorbeeld, op wat wel en wat niet en hoe vul je het aan tot een geheel als collage?
Ik besluit voorlopig eerst maar eens een klein porseleinprojectje te doen. En ben al uren zoet met passen en meten. Het eindresultaat is… .


Porseleinproject: passen en meten

Geschiedenis uit de grond. Ik heb nooit geweten dat ik er zo vaak overheen ben gelopen. Over tig eenzelfde levens en veranderingen daarin. Echt wel dat het ‘dooie’ herfstige oogstland me wakker schud.


Stoppelland onder de voet.