Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman
 

Maartje.

Ooit was ik een kadootje. Ja, daar lenen ze je in dit huis gewoon voor. Een winterpresentje: toe maar! Mijn naam is Maartje maar ik kwam, jawel, in December. Eigenlijk heet ik Jamaar..., wat ondermeer mijn zeer bescheiden overkomen uitdrukt. Naast Ziezo de gele herder die hier al langer rondloopt. Ik ben gemaakt voor de zon want ik heb een heel dun gevlekt velletje. Het liefst ben ik pas buiten als het vrouwelijk symbool van de Nederlandse economie óók in de wei staat. Ik héb iets met zonnestralen en hoge grasjes. Koude grijsbruine modderprut is niet mijn ding. Een automatische winterjas, zoals die paardenberen van hier maken als het gaat vriezen, is mij niet gegeven. Ja, ernstig zielig dus. Vindt u dat ook? Doe maar een aaitje en ik lust wel een koekje.


Maartje op het krukje.

Ik ben een boerenfox en ze noemen me Minikoe of Traumaartje. Ja, doe nog maar een koekje!

Affijn, het kleuterleven is hier klere snel voorbij. Vooral paarden gaat het om heb ik begrepen. En omdat die gele banaan Ziezo bij de dierendokter is ‘gedaan’, moest ik er aan geloven. Ja, zo gaat dat? Eerst werd ik in een hok opgesloten bij een donker mormel dat van alles wilde, maar ikke niet. Toen koos ik een week later zelf een bloedmooie passant uit. En wat voor één: een kanjer hoor! Bas, net als ik een driekleurige fox. Bas had er wel zin in en ikke ook. Wist ik veel dat je daar een dikke buik van krijgt en dat je er een melkfabriek mee aan de gang zet!


Dikke maartje.

Toen mijn vrouwtje, de juffert, gewoonweg niet meer geloofde dat er nog iets zou gaan gebeuren, zette ik maar liefst vijf kleintjes op deze wereld. Mevrouw juffert was helemaal idolaat!
Dat mens is er regelmatig af hoor. Maar dat wist u waarschijnlijk al.
Van het padje, of ze ziet ze vliegen... moeizaam moeizaam.
Vooral als IK niet mee op pad mag. De essentie van het bestaan ontgaat haar gewoonweg regelmatig. Ach, de goede tijden zijn vergankelijk. Ik kreeg zoveel eten als ik wilde toen ik moest bevallen en ook daarna.


Maartje met de pupkes.

Zo hoort dat, maar na een tijd werd ‘dieet dag voor dikke dames’ ingevoerd. Daar klopt toch geen meter van? Je wordt ‘gewoon’ acht keer per dag vergeten. Ik bedoel maar. Nou, doe nog maar zo’n gestreept eetdingetje dan… .
Wel, enne …vijf pupkes is nie nix. Ik geef ze te drinken en juffert loopt er mee te pronken. De meest bizarre uitspraken moet ik aan mijn kinderen zien uit te leggen. Zo noemen ze de kussentjes onder hun voetjes ‘framboosjes’. Ga er maar aan staan! Da’s verder nog een heel verhaal hoor! Maar ik kon het godsamme wel allemaal alleen doen. Die slobbergasten blijven bovendien niet klein en ze willen al maar meer. Bas, mijn kanjer, was in geen velden of wegen te bekennen.


Grotere pupkes.

Maar goed, het puppenhuis drinkt niet alleen: het poept ook! Hohodro’s noemen ze dat hier. ‘Ho, honden drolletjes’ voor een goed verstaander. Ja, ik geloof zelf mijn oren soms ook niet hoor. … doe nog maar zo’n stokje dan… nee, zo’n Rooie!
Het stinkt inderdaad, poep, en het plasverhaal is ook voor mijn rekening. Mijn melkmachientje stond geen minuut stil. Ik speelde zeer bezield Berta één (mijn pootjes kunnen even de omvang niet nadoen nu) en ook Berta vijf werd afgekloven, melk of geen melk. Ik bedoel maar.
Nee, een slokje water lust k nou wel. Kan het niet uit mijn eigen bakje? Die boerenbonte ja.

Eén voordeel, sinds mijn kroost geboren is heet ik ‘Maharadja Maartje’. Wat het precies betekent weet ik ook niet, het heeft iets met een exotisch paleis te maken, wellicht een konijnenhol, maar het klinkt een stuk vriendelijker en past meer bij mijn edel gemoed. C’est le tone qui fait la musique, n’est-ce pas? Die juffert doet er zelf geen vijf hoor! Daar leent ze een ander voor. Ik voorzie haar rijkelijk, en zij vindt twee geboren mini-mannetjes al genoeg. Onderscheid moet er wezen of zo?
Haar jongste mensje mocht wel één van MIJN kinderen kiezen. Zo leerde ik dat MIJN hondjes een beperkte houdbaarheid hebben. Zij leert haar puber ‘knuffelervaring en verantwoordelijkheid’, zo noemt ze dat. Hoe kom je erop? Of ik daar nou zo blij mee ben? Broedmachine allez-alla, maar mijn positie is inmiddels danig aangetast. Zoontjelief heeft een pupje uitgekozen en haar de naam ‘Roos’ gegeven. Mijn rust en voedselpatroon zijn blijvend passé.


Roosje framboosje

‘Roosje Framboosje’, hoe kom je erop! Ze bromt net als haar vader, dat zal het wezen, verders is ze vreselijk verwend. Daar kan een Maharadja nog een puntje aan zuigen.
Wat? Een botje, mmm …van de Keur? Niet? Nou vooruit dan maar….


Roos op de kruk.

Het arme beestje moest op het krukje, wat ze mijn dochtertje allemaal aandoen? Ik ben natuurlijk groter! Maar ik keek lijdzaam toe.
Al mijn kinderen zijn verder naar het boerenbuiten gegaan. Drie zoontjes en een andere dochter. Zij had net als ik een dun huidje, Mozart heette ze (ze halen hier alles door elkaar). En ik zit met Roos opgescheept, ze heeft te lang met haar neus in de Brinta gehangen, ik weet het zeker. U denkt toch niet dat die borden pap voor mij waren?


Roos neus

Ik heb haar geaccepteerd, maar ze pubert zo verschrikkelijk. Kent u dat? Zeker sinds er ook nog eens een allochTeun als Grieks pleegkind bij is gekomen. Roos miert niet meer, ze mauwt tegenwoordig, knap hè voor een hond? Ze heeft last van een opgedrongen sandwich-identiteitje. Ze bedoeld dan dat ze niet langer de voordelen van de junior positie heeft, maar de vulling is van een ongenadige leegte tussen de oudste hond en een nieuwe jongste. Pubers blijven een hoofdstuk apart. Volgens mij zit er kaas tussen twee boterhammen. Ja! De koelkast is daar…


Roos op tafel

Roos is mijn kind. Ze dalmatienert er op los. Een beetje glimlach voor haar moeder? Echt niet. Pubers hé? Je doet het nőőit goed!
En weet hoe moeizaam het nog wordt als haar baasje zingt: ik geef je een roosje mijn roosje, ik geef je een roos elke dag…..


Roos dalmatienert.