Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman

 

Vleugje vlinder.

Na de zoveelste stortbui is alles kleddernat. Ik kijk naar buiten de bedrukkende hitte in. Tropen ja-àllà, maar nergens en dan ook nergens, zijn er vlinders meer te zien. Waar zouden ze zich opeens verstopt hebben? Maken ze zich alleen hier uit de voeten bij een flinke bui of doen ze dat overal en al eeuwenlang? Ik ben wakker geschud.
Waar een regenbui allemaal niet toe kan dienen.
Ik zie het voor me: donkere verzadigde wolken in aantocht. Trefzeker met de tastertjes voelen van welke kant de slagregens gaan komen en direct in de tegengestelde richting een schuilplaats zoeken…
Punt is dat ik ze vervolgens nergens kan vinden en ik weet ook niet of die voelsprieten wel zijn toegerust voor dergelijke wilde plannen.


Voelsprieten spetteren op de tast naar regen.

Fantasie is een groot goed, en wij hebben ons er zelf toe moeten dwingen waar het de vlinders aangaat. Onze bosuilen in de notenboomgaard worden namelijk sinds twee jaar beschermd door deze fluweeltjes met een spannend bord. “a.u.b. Niet betreden i.v.m. Zeldzame vlindersoort”, een boodschap die werkt als een trein, want de onderbegroeiing is inmiddels zo hoog dat zelfs een fladderende vlinder er nog moeilijk te ontdekken valt. Waar we echter geen rekening mee gehouden hebben is dat er mensen van vlinderclubs bestaan.
Die komen vragen wat voor bijzondere vlinders er dan wel gesignaleerd zijn. Of nog scherper: wie die specifieke vlinders dan wel, en waar precies aangetroffen heeft.
De briljante vondst voor bosuilbescherming doet mij dan beteuterd met de mond vol tanden staan. Ik heb vlinders kennelijk altijd als een bijzonder pietlutterig excuus gezien om door te lopen in de grootse natuur.


Excusez le mot.

Niet getreurd, we halen gewoon een boek uit de bieb en kiezen de mooiste kleur: blauw. Dus wordt er besloten dat we Gentiaanblauwtjes hebben. Jawel. Probleem is alleen dat we te laat zijn voor een dergelijke voorkeur, want die blijken in Nederland allang geleden uitgestorven.
Dit werd me even fijntjes door een passerend papillonner verteld.
Het Gentiaanblauwtje komt alleen nog voor in lagere  stukken van de hoge Alpen, in combinatie mét hei én pijpenstrootje én bloeiende blauwe Gentianen in de buurt. En nee, het wonen op een terp en aanwezigheid van blauwe korenbloemen zijn niet genoeg voorwaarde.
‘Beter lezen’ is het credo van de gepassioneerde vlinderkenner en zeker niet zomaar een gezellige kleur vlinder uitzoeken de volgende les.
Gelukkig is er een warm hart voor bosuiltjes en wordt een leugentje om bestwil snel vergeven. Maar omdat we bij eventuele toekomstige vragen over het bord, niet zomaar maar met een of andere ‘boerenkoolvlinder’ op de proppen kunnen komen, en mensen wél uit de notenboomgaard willen houden, wordt er naarstig nagedacht.


De kleur van de kniebeschermertjes dan?

Tja, en dan blijkt dat wij gelukkig, maar helaas niet de enige leeghoofden in de Brabantse omtrekken zijn. Inspiratie voor de volgende zeldzame vlinder op de Pettelaar, ontleende ik aan het ‘vlindervriendelijk’ beleid van de gemeente Vught. Zij haalden namelijk het landelijk nieuws met het naar de gallemiezen helpen van het leefgebied van het Pimpernelblauwtje. Ook dit voorheen inheemse blauwtje bleek nog dun gezaaid, maar werd in Polen opgehaald (zeventig stuks) en in Vught opnieuw uitgezet in een speciaal project door vlinderliefhebbers.
Een overijverige ambtenaar begaat vervolgens de fout om de bermen om te laten zetten in zijn opruimwoede. Twee noodzakelijke voorwaarden voor het pimpernelblauwtje, let wel: nesten steekmieren en hun waardplant de Grote Pimpernel, werden netjes rechtgetrokken en verdwenen onder het bulldozergeweld.
Einde project pimpernelblauwtje. Onwetendheid en arrogantie wil ik liever niet voortzetten in onze achtertuin. Wat ik er van leer is dat veel vlinders niet zomaar en vanzelf wat flipflappen van de ene naar de andere plant.


Ogenschijnlijk a piece of cake maar vliegen doen ze niet voor de flauwekul.

Ik lees meer over de specifieke rol van de rode- en de bos steekmier in het voortbestaan van het pimpernelblauwtje en de relatie met de waardplant de Grote Pimpernel. Nou echt wel dat je daar moeilijk over kan doen, goe-den-mid-dag, wat komt het nauw in de natuur.
Op die betreffende steekmieren had ik tot dan toe enkel een vervelend abonnement als ik even in het bos ging plassen. En de (scarlet) Pimpernel kende ik alleen als aangeklede dandy uit het theater.
Maar wat is er tegen het idee om bosuilen te beschermen met het bestaan van het pimpernelblauwtje? Gewoon verhuisd weet je wel, terecht de gemeente Vught vaarwel gezegd en lekker hier komen wonen?


Het begin van een Pettelaar pimpernelproject.

Vanaf dat moment zie ik natuurlijk alleen maar pimpernelblauwtjes vliegen, tot ze er thuis wat moe van worden. Aan het bestaan van nesten steekmieren ontkom ik nog steeds niet, maar met de waardplant Grote pimpernel wordt een nieuwe betekenisvolle speurtocht ingezet.
Mijn weidebloemenboek meldt precies wat ik wil horen wanneer ik hem zou vinden. Want behalve een Alpenverhaaltje is daar vooral de opmerking ‘in het noordelijke laagland zeldzaam’. Hiermee poets ik mijn drijfveer op. Ik laat het bewuste plaatje aan iedereen zien.
Zoekt en gij zult vinden!

Vele bijzondere bosjes gras later ontdek ik deze zomer aan de rand van onze tuin een plant, waar ik helemaal happy van word. Het zal toch niet de Grote Pimpernel wezen? Juist bij de mierenkolonie van mijn oudste zoon? Jawel! Ik zet er een zielepieterig bamboestokje bij, want mijn grootste hond Ziezo springt nietsontziend door de sublieme vondst.
Ik maak een foto en stuur die om bevestiging van zeldzaamheid naar Wim van Wouw de wilde plantenkenner van CUBRA en wacht vol spanning af.


Pamper een buitengewone plant voor een pimpernelproject.

Nou het is de Grote Pimpernel mensen, dus daar zitten we goed!
Maar het weidebloemenboek en mijn gestreelde ego kunnen de prullenbak in. We hebben maar liefst één exemplaar van een veel voorkomende bermplant in Brabant. Slik.

Het wachten nu is op het echte Pimpernelblauwtje. De waardplant is er, de steekmieren ook. En dat ze een jaar lang een uitzonderlijk moeilijk gezamenlijk ritueel nodig hebben, vergeten we voor mijn gemak maar even. De natuur maakt rare eigenschappen los in een mens.


Een vleugje vlieg dan maar, wie loopt hier een blauwtje?

(Alle foto's : Anouk Reefman)