Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman

 

Ochtendgloren.

Heerlijk vroeg wakker als het een mooie warme dag gaat worden. De zoveelste op een rij van deze zomervakantie.
Zelfs een lekker koel krakend laken, gedroogd in- en geurend naar de perenboomgaard, houdt me niet langer in bed. Mijn eigen nest doet me wel even zeer tevreden luisteren naar de vogels om het huis. Ik kan ze in de zomer niet zien maar wel horen door alle bladeren van de esdoorn voor het slaapkamerraam. Zoals gewoonlijk is het de zanglijster die als eerste een nieuwe dag aankondigt. Half vijf vaste prik. Pas later de groene spechten, “waterveulens” volgens Brabantse kenners, die hard hun humeurtjes heen en weer lachen door het landschap. Ze maken mijn beleving van de ruimtelijke omgeving zoveel belovend groter, dat het buitenleven me het bed uit trekt.


Een waterveulen: hinnikt hoog en is laag aan de grond als het gaat regenen (gehoord van: Wim van de Wouw).

Ik kijk even door het badkamerraam de tuin in en zie dat onze twee zwarte huiskraaien nog bezig zijn om wakker te worden op hun vaste stek in de boomgaard.
Een Vlaamse gaai zit al volop in de rijpende stoofperen te pikken. Het wordt vast een goed perenjaar dit jaar want de bomen hangen stikvol. Een flinke tros mussen is stevig in de weer bij de restjes aalbessen tussen de uitgebloeide seringen. Het lijkt wel of er stroopdraadjes tussen hen in geweven zitten, ze buitelen zo snel zijdelings de takjes door, ze kennen de gecompliceerde wirwar uit hun broekzakjes. Ongelooflijk, wat een finesse en snelheid. Ook voor hen beloofd het een mooie dag te gaan worden.


De plaatselijke zwartjannen aan de poetsbeurt.

Wat zal ik eens gaan doen vandaag? Druiven snoeien en zaad van uitgebloeide tweejarigen verzamelen staat op het programma als ik zin heb. Eigenlijk ben ik wel een ontzettend tuinmens, maar de zon moet niet te heet worden. De dieren fascineren me tegenwoordig meer, als ik eerlijk ben. We hebben nog een paar nieuwe vogels gevonden die we niet kennen en waar de boeken hier geen antwoord op geven. Ook wat wilde planten dwalen zo door mijn beeld. Om de chaos compleet te maken: het is vlindertijd en dan voel ik me helemaal een broekie. 


Deze
Dis is een vleugellokker bij uitstek.

Ik probeer de fladderaars wel ernstig te lokken met planten natuurlijk, maar vraag me niet hoe ze heten. Ik ben er net achter dat ze vier vleugels hebben in plaats van twee. Heb ik ze toch altijd verkeerd getekend als kind. Ik denk omdat de hoeveelheid aan kleuren vooral opviel, waardoor mijn kleurdoos eerste prioriteit kreeg.
Lekker ongekamd en ongewassen ga ik naar beneden en gooi de tuindeur open. De honden zijn verbaasd me zo vroeg beneden aan te treffen en lopen gapend en rekkend mee naar het roggeveld.


Ochtendstond goud in de mond.

Het gewas staat er al flink geel op. De zolder boven de stallen is gister vrijgemaakt voor het stro dat er vanaf zal komen. Van mij hoeft het nog niet, want het uitgestrekte gouden rogge bekoort me. Het geeft me een eindeloos rijk gevoel. Het lijkt hier wel Frankrijk zeggen bezoekers wel eens, ik knik dan herkennend, maar voel tegelijkertijd dat het Brabant te kort doet zo. Het is toch niet alleen maar maïs wat de klok slaat in de Kempen? Moeten we toch eens wat ‘eigen’ woorden voor zoeken of maken.
Misschien dat een van de nieuw aangestelde Brabantse stadsdichters zich geroepen voelt? Tenminste, voor zover ik weet hebben we geen Kempendichter? Een paar woorden voor de zwaar geurende koolzaadvelden lijkt me dan ook op z’n Brabantse plaats.


Koolzaadbloemen verbeteren ook het humeur.

Terug in huis stop ik eens even lekker ongegeneerd mijn hoofd onder de kraan, drink een bak koffie, sluit de honden op en pak mijn camera.
Eens kijken wie er nog meer wakker is. Mijn plannen voor de dag zijn gewijzigd. Ik ga op jacht.


Een ree aan de wandel.


De kleine onbekende, wie het weet moet het zeggen


De kleine onbekende, wie het weet moet het zeggen


Zal dit een ‘juffer’ wezen?

(Alle foto's : Anouk Reefman)