De repeterende illustratie in de meest rechtse kolom van deze pagina laat een dassenkop gezien gemaakt uit zwerfhout. Hij is gemaakt door Fred, een Brabantse boomkunstenaar en is in het bezit van Anouk Reefman.

Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman

Een dassendrol

Het wachten is op de komende volle maan. We houden dan een wake bij de dassenburcht. Die is wel 30 meter lang en een goed plekje vinden vergt dus enige zorg. Uit de wind, of bovenwinds vanuit een zogenaamde hoogzitter, zal het wonder zich gaan voltrekken. We hebben besloten bij de poel plaats nemen, want behalve rommelen en spelen zullen dassen toch zeker wel wat gaan drinken? Ik ben zo benieuwd of er zich ook kleintjes bovengronds wagen.

Slechts een keer eerder kwam ik hier s’ nachts bij toeval een das tegen. Door de snelheid van mijn auto en de daarop volgende vlucht van het dier, dacht ik in eerste instantie met een hele dikke grote poes te maken te hebben. Slechts een fractie van een seconde zag ik zijn typische wroet-snuit en de witte streep boven op z’n koppie.
Ik zou zo graag eens wat langer willen mogen kijken.
Moet je mij horen, want wij wonen nota bene tegenover een dassenburcht. Er bevindt zich een weilandje winterrogge tussen hun en ons huis. Vanuit onze woonkamer kijk ik op het fort. De dassen blijven een uitzonderlijke observatie.
Mijn verrekijker heeft er al eens drie vosjes in het vizier gehad: de buurbeesten die dankbaar gebruikmaken van de dassenbedoening.
Ook konijnen wipstippen er overdag vrolijk rond.

 
De dassenburcht.

Maar de das heeft genoeg van de mensheid gekregen.
Die vertoont zich enkel nog in de schemer en geef ze eens ongelijk.
Om het juffertjesdom wat meer gewicht bij te zetten haal ik een boek van Das & Boom uit de bibliotheek. Ik lees wat meer over de onwetendheid van mensen die de das in de loop der jaren bijna letterlijk de das heeft om gedaan. Vanuit de gedachte dat het dier niets aan de mensheid kon bijdragen, alleen afnemen, zijn de meest zieke technieken uit de kast gehaald. Gas er op bijvoorbeeld, deze uitroeiingmethode is kennelijk niet alleen van zeer moeizame mensentijden onderling. Eerder stond de das dus lang als schadelijk bekend. Er moest een beeld bevestigd worden, dat genoeg fabeltjes overeind zou houden. Het zou een vleeseter wezen, een grote concurrent in de (konijnen)jacht. En als de konijnen op zijn, dan eet ie je kippen op. Ga zo maar door. 
De das is gelukkig niet zozeer van het padje af, hij maakt paadjes. Naar het valfruit in de perenboomgaard, naar de hazelnootbomen en pruimen.


Een das is niet zozeer van het padje af, hij maakt paadjes.

Appeltjes vindt ie ook lekker. De konijnen vinden de dassenburcht trouwens een waar feest, zeker de kleintjes zo te zien. Dan lees ik dat de das wel de kunst van het egel-eten blijkt te verstaan. Die gooit ie gewoon op z’n rug en peuzelt hem lekker op. Ik heb het weliswaar ook nog nooit gezien, maar het verklaart wel de afwezigheid van egeltjes hier in onze rijk gevulde bossen.

Veel mensen hebben nog nooit een levende das gezien. Ik geef toe dat een dassenburcht wat tegenvalt zo op het eerste gezicht. De verwachtingen zijn dan hoog gespannen en de verse zandbergjes spreken niet meteen boekdelen.
Overdag bevinden ze zich onder de grond en enkel dassensporen vertellen je een familieverhaal.


Pootafdruk van een das.


Zo hebben we pas hun toiletten ontdekt onder de bramenstruiken aan de rand van het weiland. Dassen blijken schone dieren te zijn, bekleden hun buizenhuisjes met blaadjes, hooi en haren en verdragen geen vuil in het gangenstelsel onder de grond.
Ze poepen met z’n allen een eind verderop in een soort knikkerkuiltjes, waar je er steeds zo’n vier of vijf bij elkaar in de buurt aantreft. Pas als het kuiltje vol is, wordt het keurig dicht gemaakt, net als poezen dat doen. De das geeft je echter wel een kans om het toiletgebeuren wat langer te bestuderen. De hele familie gaat erop. Kleine drolletjes wijzen op kleine dasjes? 


Dassendrol.

Volgens kenners waren dassen vroeger dagdieren. Zo verklaren ze de witte streep op hun kop die hun s' nachts te zeer verraad. Bovendien zien dassen overdag beter dan s' nachts. In het donker of de schemer zijn ze vooral op hun neus aangewezen. 
En die neus kom je overal tegen in de bossen. Ze wroeten heel wat af op zoek naar wormen en andere bosbeestjes. Door dat wroetgedrag noemen ze een vrouwtjes das dan ook wel een zeug, en het mannetje een beer. Vreemd zo’n associatie met varkens, dassen lijken me toch een stuk eleganter om te zien. Zo’n aanspreektitel komt wat gewoontjes over. Doet in ieder geval weinig recht aan de dassentraditie om zich om hun dode familieleden te bekommeren. Een dode das wordt namelijk door de familie opgehaald en krijgt een eigen grafkamer ergens apart in de burcht. Moet je je eens voorstellen! Hoezo sociaal? We kunnen er een hoop van leren. (wordt vervolgd)

(Alle foto's : Anouk Reefman)