Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman
  

 

Allochteun

Ik ben Teun en op dierendag kreeg ik van mijn vrouwtje een vette promotie. Vanaf die dag heb ik óók een echte leren band, en de mijne is mooier. Het leer komt van een paardenconcours en er zit een koperen plaatje aan met mijn naam erop. Ik maak naam en hoor er hier helemaal bij, sterker nog: ik ben favoriet! Ik kon wel even wachten op mijn onderscheiding, het moest namelijk nog gemaakt worden en twee andere mensen wilden het vervolgens ook hebben. Mijn bandje ja, het ging niet om de kwaliteit van het leer, maar om mijn ingeblikte naam.
De prijs verdubbelde per opbod en de onderlinge hilariteit werd steeds groter.


Een beetje band is aan mij besteed.

Nou ben ik van origine een blije gup, maar wel uiterst serieus als het om mijn status gaat. Grieks geboren en Nederlands getogen, is soms verwarrend. Niet in de laatste plaats voor mensen. Ze drukken zich wat vreemd uit, en zo heel regelmatig zeggen ze tegen mij: “zo zo schriele panharing!” Nou, wat is er Hollandser? Zo zal ik ook wel blijven heten denk ik, want ik blijf eten en ze weten niet waar ik het laat.
Heb ik me toch flink aangepast, zou ik zo zeggen, na mijn Griekse tragedie (Zie juffert nr. 11 en 16).


Een schriele panharing

En ja, de lengte van de namen ‘allochteun of schriele panharing’ past bij mijn lange voorkomen. En nee, het overgewicht uit het Westerse, trekt me niet. Hier hebben ze andere hondjes voor, twee mini koetjes. Je moet toch bij je roots blijven, niet? Heel gewillig laat ik hen meestal het vuile werk opknappen.


Mijn kornuiten.

De foxen rauzen dan met de neus dicht aan de grond onder de braamstruiken door, en stoppen hun giechel overal in. Ze riskeren hier een geweldige badbeurt mee. Ik niet, ik wacht geduldig op het pad tot er iets uit komt rennen. Tja, onderscheid moet er wezen hè? Ik heb natuurlijk de aanleg voor hard rennen én ben een stuk verstandiger. Je hebt nou eenmaal raspaarden en werkpaarden.

Mijn overgrootouders komen hoogstwaarschijnlijk uit de voormalige Sovjet-Unie. Hier wordt nooit naar gevraagd, alleen naar waar ìk zelf vandaan kom. Ligt aan m’n pigment, hè? Zwart is allesbepalend anders, bij mensen. Ik heb er wel eens aan zitten denken om van zwart mijn politieke identiteit te maken. Dan hoef ik nooit meer in bad, en vang meer waardering voor de behartiging van jachtbelangen.


Een nachtmerrie, doe mij maar gewoon de zon.

Maar het blijft complex, ‘Russische wippits’ hebben waarschijnlijk meer wit dan ik en dan nog associëren zij ze hier met illegale stropers.

Zo wordt mijn imago onterecht en ongewild toegeschreven aan mijn uiterlijk. Een ingevulde etnische identiteit heet dat. Heeft een dominante cultuur kennelijk nodig om de eigen status overeind te houden. Niks alleen etniciteit. Da’s voor autochtonen. Men komt uit Friesland of uit Uden en voorouderlijke Hugenoten & co doen ook wel eens iets belangwekkends op de achtergrond.


En ik ben Mediterraans en MOET mee zwemmen hier. Bah.

Nee, ik pak het slimmer aan. Aan minderheden zelf wordt minder gevraagd en van alles toebedeeld, ook onder de noemer positieve discriminatie. Ik ben er een groot voorstandster van geworden.
Meer eten, meer kansen op een echt bed boven, meer kroeltjes, kortom meer echte aandacht voor mij. ’t Zal me een worst wezen wat andere honden daardoor menen tekort te komen. Hier ben ik gewoon heel autonoom in. Misschien ook wel alleen, maar allez, excuus-Truzen bestaan er genoeg in deze samenleving, dus ik sluit me graag bij hen aan. 


Teun als excuustruus,

Mijn aanpak is de volgende. Op het moment dat je promotie in twijfel getrokken wordt: aanpakken die hap. Zo had Maartje, de oudste minikoe hier in huis, vijf pupkes geworpen en die moesten allemaal naar elders verkassen. Das stap één. Je voelt je begrepen in prioriteiten, want ik scheet in mijn broek van dat grut. Komen er verschillende mensen op bezoek, en de schare wordt kleiner. Tot er een mijnheer arriveerde, met een Oekraïense dame aan zijn zijde. Hij wilde zijn pas gesloten huwelijk bezegelen met een pup voor zijn eenzame huisvrouw.


Iet wiet waait weg: ik Teun heb toch een voorsprong!

Kijk, dat laat ik niet over mijn kant gaan, ik sprong onmiddellijk bij mijnheer op schoot. Terwijl zijn mevrouw de puppels bestudeerde. Valt de man opeens helemaal stil en vraagt of ‘de’ kleintjes al zindelijk zijn en haren verliezen. Juffert keek hem bevreemd aan en zei vervolgens dat het geen Mexicaanse naakthondjes waren en bovendien pas zeven weken oud.
U raadt het al deze mijnheer wilde mìj hebben en mevrouw dús ook.
Ze zagen de pups niet meer zitten, alleen mij. Mmmm.
Maar ik mocht niet. Tja, je kunt niet alles hebben hè?
Een allochteun kan het weten.


Beetje meer wit vergroot mijn kansen?