Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman

Juf bluft best.

Een tiende JUFFERT op de Cubra site vraagt om een speciale actie!
Doet u mee aan een wedstrijdje overtreffende trap? Welke ervaring is u het meest bijgebleven in het misbegrijpen van het platteland? Kent u een paar staaltjes van goedbedoelde acties, van u zelf of anderen, die met stip op een Sufferd-top tien, kunnen prijken? Mail uw reacties eens naar het onderstaand adres en werk (anoniem) mee aan een vette misser-sisser.
Er bestaan meer Juffertjes in het Groen. De verplaatsing van stadse stompzinnigheden naar het edel buitengebied is een trend, waarover zelfs de politiek zich van een nieuwe kant begint te laten zien. Met vrienden en vriendinnen zit ik regelmatig hard te lachen, zeker nu ze weten dat ik er af en toe vrijelijk een stukje over schrijf. Wanneer juffertjes namelijk openlijk aan het vertellen slaan, komt er een kenmerkend menselijk gedrag naar boven. Zo weet een juffertje behalve eigen missers, ook altijd nog sterkere verhalen over anderen.

Om de anekdotes alvast een aanzet te geven:
Er komen twee dames in buitenoutfit met bontkraag ons erf op wandelen. Terwijl ik een paardenstal aan het uitmesten ben, wordt er kordaat gegroet en de vrouwen nemen wat tijd bij de mestvaalt om de merries in de wei te bekijken. Onze ‘Crème de la Crème’, een net geschoren sportpaard op rust, komt met haar winterdeken op naar de hekkenslag lopen.
De belangstelling is wederzijds, want Crème neust richting de bontjes. De dames raken vervolgens in discussie over haar dekentje. “Mevrouw kunnen we u iets vragen?” roept de langste van het stel. “Vertel het eens”, breng ik uit boven de verse paardenvijgen. “Waarom heeft dat paard nou een jas aan en de anderen niet?”
Ik kijk naar haar hoge hakken waarmee ze toch een heel eind de beukenlaan is afgelopen. Wat voor een beleefd antwoord valt je binnen, als je geen zin hebt een heel verhaal te beginnen bij nul? “Die jas, die heeft ze aan, omdat haar pyjama nog in de was zit,” antwoord ik broodnuchter. Beide lady’s kijken nog eens goed en leggen zich neer bij het antwoord. “Oh vandaar! Juist ja.” De humor ontgaat hen en uiterst serieus wandelen zij het erf weer af, voor het vervolg van hun buitenbezigheden.  


Mijn pyjama zit namelijk in de was.

Een bevriend juffertje van boven de rivieren weet het nog sterker te vertellen. Tijdens lente werkzaamheden aan hun boerderij vraagt een ingehuurd schilder wat dan toch die prachtige bloeiende bomen waren naast de keukendeur? Appels, peren en pruimen antwoordt zij opgetogen. Het wordt  dan even stil en vervolgens informeert de vakman -zonder gekheid- naar waar die appels, peren en pruimen dan wel zijn? Ze is hem die middag vervolgens maar het letterlijke principe van de bloemetjes en de bijtjes uit gaan leggen. 


De bloemetjes en bijtjes zijn niet voor niets in het leven geroepen.

Laten we wel wezen, als Juffertje in ’t Groen sterkt het, zo’n ervaring. Je boerengehalte krijgt er een misplaatste maar gewenste, oppepper van.
Nou wil het geval dat de bovengenoemde ‘bijschooldame’ ook een Burgerman in 't Groen heeft getroffen, met drie bijpassende Amsterdamse pubers. Als mee-moeder van het stel maakt ze ook het nodige mee. Zo slaat de oudste zoon alle juffer-suffer records, kort na de verhuizing naar het poldergebied. Hij komt dan op zeventienjarige leeftijd er in het kippenhok achter, dat een ei uit een kippenkont komt. Vervolgens weigert het kind nog langer eieren te eten, want dit is toch wel een heel vies verhaal. Komt een ei uit hetzelfde gat?
Deze polderpuber ziet niet veel later een paard in de wei piesen en ook de schapen blijken daar niet vies van. De vanzelfsprekendheid over het onzichtbaar verdwijnen van menselijke ontlasting wordt dan doorbroken, met een vraag over de aanwezigheid van een riolering. Moeders legt nu geduldig het wel en wee uit van de septictank en de jongeheer in spe concludeert droogjes dat zo het buitenleven toch niets anders kan wezen dan het leven op één grote beerput? 


Een ei komt uit het zelfde gat.

Als Brabantse heb ik natuurlijk vreemd leren opkijken van wat er zich boven de rivieren afspeelt, maar wij kunnen er toch ook wat van. Er zijn mensen bij ons in de buurt geweest, die het klaar speelden om in een half jaar tijd de aangekochte boerderie met veel te veel, en vooral snel geld, te verbouwen. De tuin inclusief natuurlijk, met van die bomen en struiken waar je geen geduld meer voor hoeft te hebben. Het toppunt van hun “ik heb een buitenhuis”-gedrag, was de aanschaf van twee mini-shetland pony's. De ‘finishing touch’, jawel, op vers aangelegde rollen gazongras. Nu weet ik toevallig dat paarden daar ernstig ziek van kunnen worden. Het wachten was dan ook op de dag dat die pony’s ginds, dood in het speelgras zouden liggen. Maar zover kwam het achteraf gelukkig niet. Het huis is voor goed geld binnen geen tijd weer van de hand gedaan. Schijnbaar exclusief de pony’s, de gietijzeren prullaria en de houten fruitpluktrap tegen de knotwilg. Het “Dallas”-gedoe was daar slechts even voor het landleven aangezicht. Verdwenen zijn ze snel en geef ze eens ongelijk.

Mensen, kijk eens om u heen, of herinner een eerder vertoeven op het platteland!
Of heeft men altijd al geweten dat een koe mét horens geboren wordt en dat melk niet louter uit de fabriek komt? Dat echte appelmoes niet aan een blik vastzit?
Leest u wel eens een juffertje op Cubra om, tot nu toe, onverklaarbare redenen? Stuur uw ervaring eens deze kant op, dan kunnen we met z’n allen lachend het (tractor)wiel heruitvinden.

(Alle foto's : Anouk Reefman)