Belevenissen van een Juffertje in 't Groen
door Anouk Reefman

 

Een buitenvrouw.

Ik woon in het buitengebied van een kleine groengemeente. Dat vergt enige aanpassing voor een voormalig stadse. Zo komen mijn pumps al jaren niet meer uit de kast en draag ik inmiddels het liefst m’n staljas en dikke wollen sokken in stevige profielschoenen.
Voor mijn verjaardag kreeg ik een kettingzaag, dus het gaat de goede kant op.
M’n opruimwoede van oud hout ligt evenwel aan banden. Zeker sinds ik een uilenlezing van de plaatselijke natuurgroep mocht bijwonen. Dooie bomen blijken behalve mooi, ook vogels te herbergen, die prat gaan op een kunstig diep gekapperd hol.
En zie daar enig resultaat van selectieve onthouding: behalve een lekker knapperende openhaard, ontbijt ik inmiddels met de grote bonte specht aan het raam.
Zo als alle leuke dieren, heeft ook hij een bijnaam gekregen, en maken we inmiddels een onderscheid tussen deze ‘Kafka" en ‘Vriendje’- de grote groene specht. De laatste, een ietwat schuwere, maar luidruchtige soortgenoot bewoont de beukenlaan en de perenboomgaard. Dit jaar zijn er wel vier of vijf stelletjes en hun lach heeft hen de bijnaam "vriendje" bezorgd. Zijn prachtige groene "jas" met het geel en het rood maakt meer indruk op een stadse, dan Kuif de - zoveelste- duif.


Kafka, de grote bonte specht (foto Anouk Reefman 6-3-05)


Na een jaar verbouwen, kwam ik eindelijk toe aan het huisgebeuren buiten. Van restanten hout maakten we op aanraden van een elektricien -tevens valkenier- een uilenhuis. Tja, zijn verhaal over het waarom van zo’n binnenschotje bij het nestgedeelte en natuurlijk de omvang van de kist, maakte me wel heel nieuwsgierig.

Grappig dat met mijn veertig levensjaren, m’n kennis van de uil niet verder reikt dan –inderdaad- de Fabeltjes krant. Gelukkig viel mijn oog niet veel later op de aankondiging van een uilenlezing in het plaatselijk nieuwsblaadje. Een blad dat bij ons niet wordt bezorgd, zoals er wel meer voorbij gaat aan het buitenste buitengebied. Stevig pennend, om de opgedane kennis thuis te kunnen delen, kijken we inmiddels reikhalzend uit naar wat voor een holenbroeder ons uilenhuis wil bewonen.
Aan de hoeveelheid muizen zal het niet liggen dacht ik zo, tot ik vernam dat 2003 een relatief slecht muizenjaar was! Een uil wil dus wel wat meer dan enkele muisjes op z’n boterham, ik hoop op een voorspoedige intrek. Het abonnement op de tweemaandelijkse "rattenvanger" aan huis met knaagdierverdelger is gelukkig al langer opgezegd. Dus de kans op vergiftiging is kleiner door een gezond muizenmaal.

U begrijpt het al, een vogelliefhebster-in spe- laat hier wat van zich horen. Meedoen aan de plaatselijke vogeltellingen zit er voorlopig toch nog niet in. Ik wil toch eerst wat meer vogelgeluiden thuis kunnen brengen en silhouetten leren herkennen hoog in de lucht. Het beroemde verschil tussen de sijs en de drijfsijs leren overstijgen. Anders blijken er straks wel heel veel zwaluwen en buizerds te wonen in het buitengebied, eenvoudig weg omdat de rest me veelal ontgaat.
Vol goede moed en met de ogen en oren open, ontdoe ik me van de poeha van de stad en leer ik langzaam maar zeer zeker te genieten van het buitenleven.