B i j z o n d e r  n a t u u r l i j k
door Wim van de Wouw

 - Beekdal van de Reusel en de Moddervelden -  


Moddervelden

In mijn jeugd slingerde de loop van de Reusel; (in Oisterwijk ,,Achterste stroom” genoemd) zich door het z.g ,,Haarensbroek”. Ik wil mij beperken met de beschrijving tot dit gebied, omdat ik het bovenstroomse gedeelte niet zo goed ken. Het Haarensbroek behoorde tot 1938 bij de gemeente Haaren, maar kwam bij de gemeentelijke herindeling in 1938 bij de gemeente Oisterwijk. Het was een gedeelte van het beekdal van de Reusel, en verdeeld in verschillende kleine percelen weiland van diverse eigenaren. Het weiland werd meest gebruikt als hooiland, en werd gewoonlijk 2 of 3 keer per seizoen gemaaid. De eerste snede, rond half Juni, de tweede snede genoemd de ,,toemaat” of  “toement” en een eventuele derde snede werd ,,léktoement” genoemd, een andere benaming heb ik nooit gehoord. De weersomstandigheden moeste wel navenant zijn. De hoogst  gelegen gedeelte werd elk jaar beweid. Ook waren er een paar z.g. putten, dit waren verbredingen van de beek, een soort vennen, die erg diep waren. Doordat  in de jaren dertig van de vorige eeuw de beek gedeeltelijk werd recht getrokken  ,,genormaliseerd”, verdwenen de meeste meanders, ondanks dat bleef het een gebied rijk aan flora en fauna, vele soorten orchideeën –trilgras- adderwortel- gele lis -slangewortel en vele plantensoorten meer. Eenden- waterhoen- hazen- bunzing -wezel en hermelijn, waren ondanks de bestrijding door de jagers nog vol op aanwezig. De ,,Kwartelkoning “had hier zijn broedgebied. Het Haarensbroek was landschappelijk zeer fraai. De beek was rijk aan vis. In de winter bestond er een hoge waterstand en was het beekdal dikwijls overstroomd, terwijl in de zomer er een lage waterstand heerste. In de zomer werd er in de nog aanwezige meanders de z.g. ,,wielen” door de jeugd gezwommen, het water was glashelder, en in de rechte stukken de z.g. ,,rekken“ was de waterstand zo’n 30 à 40 centimeter, daar ging de jeugd ,,dokkelen” anders gezegd pootjebaden. Door de z.g. ,,normalisatie” van de beek groeiden de putten die geen deel meer uitmaakten van de beek dicht en ontwikkelde zich tot moerassen, deze verlanding gaat nog steeds door. Ook de restanten van de beek die na de ruilverkaveling op aandringen van Brabants Landschap behouden zijn gebleven verlanden op verschillende plaatsen. Dit mede door het feit dat de doorstroming van de beek veel trager is geworden. Ook de helderheid van het water dat roestbruin gekleurd is, heeft m.i. te maken met de trage doorstroming van het water. In een beekdal als hier heeft zich in het verleden op de grens van de zomer en winterwaterstand door uitspoeling een ijzerhoudende laag gevormd, die echter door de snellere doorstroming en de grote waterhoeveelheden in het verleden het water niet deed verkleuren. Ook is bij mij wel eens de gedachte ontsproten dat de verkleuring gedeeltelijk te maken zou kunnen hebben met een hoger fosfaatgehalte van het water.  Er zijn bepaalde fosfaten die zich binden aan ijzer, bewijzen heb ik niet, ik heb hier alleen mijn gedachte uitgesproken. Hier en daar komt men nog hogere gedeelten tegen, of dit stroomruggen zijn of uitwaaiïngen, is door mij niet te beoordelen, in het verre verleden, zijn hier vele ontginningen geweest. Op diverse hogere gedeelten zijn bomen of schaarhout geplant. Hier bestaat de uit bodem uit  het z.g ,,Loodzand” en de z.g ,,koffiediklaag” ook wel ,,Vlest”genoemd. Zo’n laag is op verschillende dieptes ontstaan door uitspoeling van de bovengrond, zo ontstond  het z.g. ,,Loodzand”, waar alle mineralen in verloop van eeuwen zijn uitgespoeld, waardoor op de grens van de zomer en de winterwaterstand de koffiediklaag is ontstaan. Het loodzand is erg onvruchtbaar, opvallend is dat op veel van deze plekken de ,,Adelaarsvaren” weelderig groeit. Op deze onvruchtbare gronden, werden in het verleden dikwijls naaldbomen geplant. Dan werd eerst met de schop de vlestlaag gebroken, hiervoor moesten deze gronden wel eens tot een meter of meer werden omgezet. Dan doet hier ter plaatse de situatie voor dat de stroomruggen overgaan in laag gelegen heide, in die overgang van hoog naar laag of van droog naar nat werd dikwijls op z.g. ,,Rabatten”  hakhout geplant. De rabatten werden aangelegd, door om de vijf meter een sloot te graven, deze grond werd als verhoging tussen twee sloten gedeponeerd. Op deze ontstane wal  (Rabat) werden dikwijls bomen maar meest hakhout geplant. Op niet beplante verhogingen vestigde zich meestal de z.g. ,,Vliegdennen”. Van hieruit daalt de bodem nog meer en komen we terecht in het westelijk deel van ,,De Moddervelden”.

Dit westelijk gedeelte ga ik echter beschrijven komende vanaf de aan de oostzijde gelegen boerderij ,,Kievitsblek”. Tegenover de boerderij ligt nog een klein weitje, omzoomd door houtwallen, het z.g ,,Paardenweitje”, begroeit met pitrus en reukgras. Na het weitje komen we op een hoge zandrug, dit was in het verleden een heideveldje, dat echter in de jaren vijftig van de vorige eeuw is ontgonnen en beplant werd met Corsicaanse dennen, die inmiddels weer zijn gerooid. Vervolgens is de bovenlaag geplagd, om nieuwe heide terug te krijgen, wat wonder wel is gelukt. Mooie jonge heide met op enkele plaatsen het Warkruid ook wel ,,Duivelsnaaigaren” genoemd groeide in 2004 op de geplagde stukken. Lopende op de zandrug hebben we aan de  linkerzijde een gedeelte van de moddervelden dat geheel verschilt van het gedeelte aan de rechterzijde. Het gedeelte aan de linkerzijde dat ook grenst aan de Kievitsblekweg, werd vroeger ,,De Rietvelden” genoemd, dit gedeelte van de moddervelden heeft een heel andere vegetatie dan de andere gedeelten. Meer rietopslag, maar het plantje ,,Beenbreek”zoekt men hier tevergeefs. Wel kan men hier het Kleine Blaasjeskruid vinden en veel Gagel, ook wel Vlooienkruid genoemd, omdat het vroeger gebruikt zou zijn om vlooien te bestrijden. Ook schijnt het gebruikt te zijn bij het brouwen van bier. Op een paar plaatsen zijn diepere gedeelten, waar vroeger veen is uitgestoken, die hier ,,Dikke Turf” werd genoemd. In dit gebied zaten tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw ontelbare watersnippen, die zigzag vliegend door de jagers bij tientallen werden geschoten, niet voor de snippen, maar alleen om hun schietkunst te tonen. Een watersnip is niet groter dan het kuiken van een kip van een week oud. Ik ga verder met de beschrijving van het gedeelte aan de rechterkant. Ook hier vind men een soort kleine vennetjes waar vroeger dikke turf werd gestoken, toen die echter op was, was men genoodzaakt om in de zomer de vegetatie die bestond uit diverse mossen met dop en struikheide de z.g ,,Heideturf” af te plaggen, te laten drogen, om in de winter het vuur te kunnen stoken. Als na enkele jaren zo’n  geturfd stuk weer was begroeid, werd er weer heiturf afgestoken, en zo ging men door. Door het turfsteken werd iedere keer de toch al schrale grond ontdaan van de organische begroeiing en natuurlijke mineralen, wat resulteerde in verandering van de vegetatie . Het vleesetende plantje ,,Zonnedauw” en het lelieachtige plantje ,,Beenbreek” , witte en bruine ,,Snavelbies” en ,,Veenpluis” verschenen. Als in tijde van grote droogte de mensen genoodzaakt waren hun toch al schrale vee op deze vegetatie te laten grazen, braken veel dieren hun benen, en daar kreeg het lelieachtig plantje de schuld van en werd daarom Beenbreek genoemd. De oorzaak was echter het mineralengebrek, wat bij het vee ontstond, door de beweiding van deze zo voedselarme grond.

Massaal groeide hier in het verleden de ,,Klokjesgentiaan” het is inmiddels jaren geleden dat ik die heb waargenomen, maar ze zijn er nog wel, ik heb n.l het vlindertje, het ,,Gentiaan blauwtje” waargenomen, want dat vlindertje en de Klokjesgentiaan hebben elkaar hard nodig . Het vlindertje bezoekt de gentiaan en legt daarbij eitjes aan de buitenzijde van het bloempje, de rupsen die hier uit groeien laten zich op de grond vallen, waar zij door mieren worden meegenomen naar het mierennest, daar worden de rupsen door de mieren gevoed, en gaan de rupsen een suikerhoudende stof afscheiden die door de mieren wordt gebruikt als voedsel. In het voorjaar als de rups in het mierennest vlinder is geworden, verlaat de vlinder het mierennest, om weer gentianen te bezoeken en daar haar eitjes weer af te zetten. Zo wordt hun kringloop voltooid.

Kikkers en hagedissen zijn in de moddervelden goed vertegenwoordigd, de daar voorkomende hagedis is levend barend, wat zeggen wil dat de jongen levend worden geboren.

Hiermee beëindig ik mijn beschrijving die, zoals ik zelf weet, verre van volledig is, het hele natuurgebeuren is hier uiteraard veel groter, en door mij niet te beschrijven, ik heb mijn best gedaan zo duidelijk mogelijk te zijn, en groet een ieder die dit leest. Mijn verhaal over de moddervelden die gelegen zijn aan de oostzijde van de Nemerlaerweg, komt ook nog, maar duurt nog even. 


Beekrestant


Heibleekje moddervelden


Moddervelden


Restant van de beek  


Roestwater


Schraal land


Op deze foto van omstreeks 1970 laat mijn vader zien hoe je moet turfsteken


Beenbreek


Egelskop


Gagelstruweel


Gele lis


Klokjesgentiaan


Orchidee


Veenpluis


Warkruid


Warkruid


Zonnedauw


Foto's en tekst: Wim v.d. Wouw