Verhalen uit de Kivietsblek
door Wim van de Wouw

Kees Snelders

De man die op bovenstaande foto een bijenkorf aan het vlechten is,  is Kees Snelders. Ik heb hem leren kennen toen ik het beheer voerde in de Mortelen. Zijn vader die ik echter nooit gekend heb, had als bijnaam 'Jaon Lék', hij schijnt volgens de bewoners daar die hem nog gekend hebben zo'n lange tong te hebben gehad dat hij er zijn hele gezicht mee af kon likken, zodat je alleen aan zijn gezicht kon zien dat hij blank was. Kees woonde samen met zijn broer Jan aan de Lopensestraat te Oirschot gelegen in het hart van de Mortelen. Zij woonden in een oud vervallen boerderijtje, beide zijn al enige jaren overleden. De boerderij is na hun vertrek gerestaureerd. Wijlen Carol Schade, toenmalige eigenaar en bewoner van landgoed ,,De Hoge Braken" te Moergestel, was een fervent jager en goed bevriend met prins Bernard. Schade was eens samen met de prins uitgenodigd voor een jachtpartij op een van de landgoederen gelegen nabij de Lopensestraat. Na het nodige wild geschoten en gemist te hebben, gingen zij genieten van een wildbraad dat door hun kelen werd gespoeld met de geestrijke vochten uit de ,,Meder" branderijen van Carol Schade. Toen zij na afloop van de maaltijd
zich nog wat gingen verpozen met een wandeling door dreven,  akkers en weide, kwamen zij langs het boerderijtje van Snelders. Toen zei de prins tegen Carol Schade, dat hij graag eens zo'n boerderijtje en de bewoners wilde zien en spreken. Carol Schade joviaal als altijd, stapt binnen en vraagt of zij het boerderijtje niet eens mochten bekijken. "Jé gerust, wéllie kééken hier nie zó naaw" was het antwoord. Toen de ,,Heren Jagers" zo het een en ander hadden bekeken zoals woonhuis stal en schuur, bedankte prins Bernard de bewoners voor de gastvrijheid. ,,Dés al lang goed" zei Kees ,,ge komt mèr us terug, en dan brengde oew wééf en oew jong mér mee". Als Carol Schade dit verhaal tegen mijn schoonvader Koos van de Wouw vertelde, meestal bij de samenkomsten van het gilde waar Carol Schade beschermheer van was en mijn schoonvader hoofdman, schaterde hij het uit, ook de prins scheen het erg vermakelijk gevonden te hebben. GE KOMT MÈR US TERUG, EN DAN BRENGDE OEW WÈÈF
EN OEW JONG MÈR MEE.

Dit verhaal vertelde mijn schoonvader wijlen Koos van de Wouw aan mij, hij
had het meer dan eens uit de mond van Carol Schade gehoord. Als ik mijn
gedachte uitspreek zal het geestrijke vocht uit de ,,Meder" branderijen ook
wel debet zijn aan deze geschiedenis, want mijn goede schoonvader en Carol Schade spierste er ók nie in.

Gegroet Wim v.d.Wouw