Deze teksten verschenen oorspronkelijk in Brabant Literair, de literaire bijlage van Brabant Cultureel


Dichter bij Brabant - Lauran Toorians

Ter gelegenheid van Nationale Gedichtendag 2008

Fietsen door Brabant 

een cyclus gedichten uit het verzameld dichtwerk van Oda Swagemakers (Maria Dietse)

 

Van de Redactie (9 november 2006)

Op 14 oktober 2006 overleed zuster Oda Maria op 89-jarige leeftijd in de priorij Regina Pacis van de benedictinessen in Schotenhof (België), alwaar zij op 18 juli 1938 was ingetreden. In de wereld heette zuster Oda Maria Mariëtte Swagemakers. Ze werd geboren op 21 oktober 1916 in Berkel-Enschot. Als schrijfster publiceerde ze onder het pseudoniem Maria Dietse. Zuster Oda Maria werd begraven op de begraafplaats van Schoten.

 

Van Rooms-Brabants tot de zen van het fietsen:

Maria Dietse / Oda Swagemakers

 

Van Oda Swagemakers had ik wel gehoord, maar ik had nog nooit iets van haar gelezen – en dus ook geen idee van de kwaliteit van haar werk. Gerard Knuvelder heeft haar in zijn Handboek tot de moderne Nederlandse letterkunde aangeprezen als een veelbelovend talent, maar dat naslagwerk is intussen behoorlijk belegen en in zijn oordelen al lang niet meer maatgevend. Nog niet zo lang geleden vond ik echter in een antiquariaat een exemplaar van de verzamelbundel die in 1983, verscheen bij gelegenheid van Swagemakers’ vijftigjarig dichters-jubileum: Oda M. Swagemakers, Vijftig verzen, 1932-1982. Antwerpen: Stg Mercator-Plantijn, 1983 (ISBN 90-6216-406-4).

Bladerend en lezend in de trein op weg naar huis was ik meteen overtuigd. Dit is poëzie die de moeite waard is en ik had dus een goede investering gedaan. Het boek bevat een nawoord door Frans Berkelmans waaraan ik de meeste van mijn informatie voor dit stukje ontleen.

Oda Swagemakers werd in 1916 geboren als Mariëtte Swagemakers, dochter van een Tilburgs textielfabrikant (en familielid van de schilder Theo Swagemakers aan wie sinds enige tijd in Haarlem een eigen museum is gewijd). Zij groeide op met kunst en cultuur en publiceerde haar eerste gedicht in het Jong Studentenblad toen zij nog op kostschool zat. Zij was toen pas zestien jaar oud en dit gedicht ‘Vigilate’ lijkt op wat puberale wijze vooruit te lopen op haar latere intrede bij de benedictinessen. Meer waarschijnlijk is echter dat het gedicht de katholieke atmosfeer van de Nijmeegse kostschool reflecteert.

Na haar eindexamen keerde Swagemakers terug naar Tilburg, waar zij de opleiding tekenen en schilderen ging volgen aan de Tilburgse Academie voor Beeldende Kunsten. Zo kwam zij terecht in de studentenclub Sint-Leonardus (of Leendert) van de R.K. Leergangen en in de kring van de bezielende priester-bohémien Frans Siemer. ‘De Siemer’ was toen leraar Duits aan het Odulphus-lyceum en bewoonde de monumentale boerderij De Oliemeulen (toen nog net buiten, nu midden in de stad). Daar verzamelde hij een kring jonge mensen in een vriendengroep om zich heen, jongeren die hij stimuleerde om – in de sfeer van Brabantia Nostra – bezig te zijn met kunst en cultuur. Voor Mariëtte Swagemakers was dit een belangrijke ontmoeting en in deze periode publiceerde zij regelmatig gedichten in Roeping en in Brabantia Nostra. Zij deed dit steeds onder het pseudoniem Maria Dietse.

In 1937 trad Swagemakers in bij de benedictinessen van de Priorij Schotenhof bij Antwerpen en werd zij Zuster Oda. Tot 1949 bleef zij daar druk tekenen en schilderen, waarna zij vrij abrupt overstapte naar het beeldhouwen. Dichten deed zij niet langer, al verzorgde zij wel veel vertalingen van hymnen uit het Latijn en het Grieks ten behoeve van de liturgie. Dit veranderde toen zij in 1970 de zen-meditatie ontdekte. Tijdens lange fietstochten naar zen-bijeenkomsten in diverse abdijen en gestimuleerd door deze vorm van meditatie, begon haar dichtader opnieuw te vloeien.

Uit deze korte biografische schets wordt al duidelijk dat we hier niet te maken hebben met een kwezel, en ook niet met een belichaming van het rijke roomsche leven van weleer. Haar ‘jeugdwerk’ is voldragen poëzie die volledig past in de literatuur van het interbellum en die ook nu nog niets aan zijn levenslust heeft ingeboet. Het latere werk is veel compacter en verraadt opnieuw iemand die goed weet wat er in de wereld omgaat, zowel in de poëzie als daarbuiten. Natuurlijk is dit voor een aanzienlijk deel religieuze poëzie, maar wie daarbij denkt aan Huub Oosterhuis heeft het grondig mis en zal verrast zijn door wat deze kunstzinnige non zowel buiten als binnen kloostermuren heeft gedicht. De bundel bevat ook enkele foto’s die iets laten zien van haar beeldhouwwerk, dat er eveneens mag zijn. Misschien kan het Theo Swagemakers Museum haar een keer als beeldend kunstenaar voor het voetlicht brengen. Een houten beeld dat zij in 1980 maakte bij gelegenheid van het vijftiende eeuwfeest van de geboorte van de heilige Benedictus, werd bekroond met een internationale prijs. (lt)

 


Aan zee I

 

Wij kwamen uit de cinema, des avonds laat.

Er hing ons nog een duizeling voor d’ogen.

Een koele wind woei door de donkere straat.

De bomen bogen.

 

Toen wij de hoek omsloegen, naar de zee,

joeg ons het bruisen van de branding tegen.

Opeens, luid-op, weer al het wel en wee

dat wij verzwegen.

 

Hoelang nog? floot een stem mij in het oor.

Het was de wind. Maar voor ik hem kon vragen

mij deze nacht nog - nu meteen - het luchtruim door

naar huis te dragen,

 

was hij, voorbij. – Mijn ogen zagen,

in ’t donker achter mij, zijn gloeiend spoor

- het stofgoud dat hij onderweg verloor -

langzaam vervagen.

 

Ze riepen mij vanaf de boulevard,

waar stemmen rinkelden, en glazen blonken.

Ik ging, zo zwaar, alsof ik aan ’t trottoir

stond vastgeklonken.

 

(1935)

 

 

 

‘Gezworen kameraden’

kermisdans

 

De bomen zwaaien, de lampen dansen,

en op de keien speelt het licht.

De regen stort in de zwarte plassen,

de regen verfrist ons verhit gezicht.

 

Van de daken der tenten stroomt het water,

maar onder de tenten daar staat ge goed,

bij vrienden, vrolijkheid, geschater,

en muziek die u dansen, dansen doet.

 

Kom, dans met ons de dans der dwazen,

zodat gij uw verdriet vergeet.

Ik vrees: gij werdt nog gek tenlaatste,

wanneer ge nooit eens dwaasheid deedt.

 

Kom, een wilde galop in de mallemolen!

Draai in de rondte, in de carrousel!

Zwier van beneden naar den hoge,

zwaaiende tussen hemel en hel.

 

Wij zijn gezworen kameraden:

een staker naast een fabrikant.

Is uw hart met dwaasheid volgeladen?

Dans, en vergeet uw dwaas verstand.

 

(Tilburg, stakingskermis 1935)

 

 

 

Perpetuum mobile-route

Voor Siemer, 10 jaar na zijn afreis

 

Rondrijdend

door het Hart van Brabant,

ergens tussen Loon op Zand

en Udenhout...

 

Ruik je hier nóg

het spoor van Siemer

- dolend, Don Quichot,

wie immer -:

drukinkt, lino, lindenhout,

en pijptabak...?

 

Dus, ergens tussen Loon op Zand

en Udenhout,

voel ik me zo langzamerhand,

ter plaatse verder trappend,

stil blijven staan.

 

Wolken en weiden, akkerland,

dennen en duinen draaien door.

Hemel en aarde draaien door.

En zon. En maan.

 

Nu zo maar verder blijven rijden:

ieder zijn leven, elk zijn baan.

En ongemerkt, langzaamaan,

uit de tijd in de eeuwigheid

binnenglijden.

 

Waar, ergens tussen dodendal,

sterrenbos en hemelweiden,

hoor ik opeens hoorngeschal:

jouw schallende lach, herkenbaar

nog op de Laatste Dag!

 

Twee schitterende sterrewielen

schieten mij voorbij.

Daartussenin rijst, recht en hoog,

een wapperende rafeltoog,

glimmend nu in alle kleuren

van de regenboog...

 

En reeds, vanaf de overkant

van de Melkweg, zwaait een hand.

Een lánge arm, een gróte hand

werpt mij een handvol sterren toe.

 

Bedolven onder een vonkenzegen,

vanuit het land van de Overkant,

hervind ik mij - negen

hemelen lager -

opgebotst tegen

een struik gouden regen,

in de buurt van de ‘Rustende Jager’.

 

Nu verder rijden, elk zijn route.

Ieder zijn leven, zijn eigen baan.

Maar van nú af aan

zullen wij elkaar ontmoeten,

telkens, ergens rond de grens

tussen tijd en eeuwigheid.

Onverwacht en nooit vermoed,

en toch - de mens blijft mens! -

in geest, én vlees en bloed

vertaalbaar,

herhaalbaar tot in eeuwigheid:

een hoornstoot van Zijn vreugde,

die doorbreekt in de tijd.

Jouw lach, jouw groet,

herkenbaar tot in eeuwigheid.

 

(Trappsalmen 1970-1982)


Illustraties

Terug naar begin van deze pagina


Terug naar begin van deze pagina