Deze teksten verschenen oorspronkelijk in Brabant Literair, de literaire bijlage van Brabant Cultureel


Dichter bij Brabant - Lauran Toorians

Koning-zwerver en verzetsburgemeester:

Louis de Bourbon, prins-dichter

 

Dat je als dichter een groots en meeslepend leven dient te leiden (of lijden?) is een cliché en een vooroordeel dat door weinigen zo waarachtig werd verwezenlijkt als door Louis de Bourbon (1908-1975). Burgemeester van Oss te zijn is voor menigeen al een hele prestatie, voor De Bourbon was het slechts één van de vele dingen die hij tijdens zijn leven heeft gedaan, en dan nog wel van 1941 tot in 1943. Uit protest tegen het gedrag van de bezetter nam hij ontslag, waarna hij onderdook en zich aansloot bij het verzet. In 1944 werd hij bij verstek ter dood veroordeeld, een onverdiende straf die hij gelukkig wist te ontlopen.

Louis de Bourbon was een achterkleinzoon van Karl Wilhelm Naundorff, de man die op zijn doodsbed verklaarde de Franse koningszoon Lodewijk XVII te zijn en die – in weerwil van de Franse Revolutie – aanspraak maakte op de Franse kroon. Deze claim bleef in de familie gehandhaafd en ook Louis de Bourbon hield haar na grondig historisch onderzoek in stand. Niet voor niets was hij weliswaar in Renkum-Oosterbeek geboren, maar op Franse grond. Het kraambed stond met de poten in vier bloempotten met aarde uit Frankrijk.

Deze zware verantwoordelijkheid – waarmee ook zijn vader al een groot deel van zijn jeugd had verpest – zal er in elk geval toe hebben bijgedragen dat De Bourbon wist wat joie de vivre betekent, en hoe je flamboyant leeft. Dat hij ook de Franse taal meer dan uitstekend beheerste, blijkt uit de gedichten die hij in het Frans schreef of vertaalde. Ter bevordering van de Europese integratie schreef hij zelfs enkele gedichten waarin hij meerdere talen naast en door elkaar gebruikt. Hij debuteerde als dichter in 1931 in het tijdschrift Het Venster (Asten), waarvan hij ook redacteur werd. Ook werd hij mede-redacteur bij de tijdschriften die we in deze serie steeds opnieuw tegenkomen: Roeping en De Gemeenschap. Hij sloot vriendschap met mannen als Anton van Duinkerken, Antoon Coolen, Jan Engelman en Hendrik Wiegersma en vond een baan als journalist bij De Gelderlander.

Lang duurde dat niet, want de tropen lonkten en De Bourbon trok met zijn gezin naar Nederlands-Indië. Na twee jaar dwongen gezondheidsproblemen hem alweer terug naar Nederland, waar zijn vader was overleden en Louis nu de rol van dauphin erfde. In november 1938 werd hij benoemd tot burgemeester van Escharen en Langenboom. Hier leerde hij de vrienden kennen met wie hij later verzet zou plegen tegen de Duitse bezetter.

Na de oorlog werd De Bourbon gerehabiliteerd als burgemeester van Oss, maar hij weigerde zich te laten herbenoemen. Een ommekeer in zijn geloofsleven maakte het hem – zo zei hij – onmogelijk nog langer aan het hoofd te staan van een katholieke gemeente. Nu stortte hij zich volledig op het schrijven. Hij deed dit onder meerdere pseudoniemen van poëzie tot artikelen voor damesbladen en in hoge mate om-den-brode. Ook in zijn persoonlijke leven kende Louis de Bourbon naast succes en warme vriendschappen ook grote tegenslagen. Zijn moeder overleed toen hij nog maar twaalf jaar oud was, een verlies waarmee zijn ‘paradijselijke jeugd’ werd afgesloten en dat later in zijn gedichten een prominente rol speelde. Zijn huwelijk met de Deense Gudrun Marie Naumann liep stuk in de jaren na WO II en een tweede huwelijk hield niet langer dan drie jaar stand. Later hertrouwde hij met Naumann, die voor hem toch een baken en anker in woelige baren bleek.

De nagedachtenis aan Louis de Bourbon is rijk aan anekdotes waaruit hij naar voren komt als tragisch/romantisch troonpretendent, als betrokken bestuurder en als dapper verzetsman, en vooral als een rusteloze en zoekende zwerver op zoek naar erkenning en menselijke warmte. Van zijn hand verscheen een dertigtal boeken en talloze artikelen en ik volsta hier slechts met te verwijzen naar zijn Verzamelde gedichten die in 1974 werden uitgegeven bij Orion in Brugge. Hoewel hij met recht een ‘vergeten dichter’ genoemd kan worden, zijn alle commentatoren het erover eens dat dit volstrekt onterecht is – ik sluit mij daarbij aan. Om dat te onderstrepen volgt hier een korte en tamelijk willekeurige keuze uit de Verzamelde gedichten, waarin ook een inleiding is opgenomen van de hand van Jan H. de Groot. Een korte biografische schets van De Bourbon is te vinden in deel drie van de Brabantse biografieën. (lt)

 


Bloemlezing

Terug naar begin van deze pagina

Vakantie

 

O, oude, wonderlijke Apennijnen

- Spoleto, Terni, Ascoli -

hier rust de nette burger met de zijnen

man, vrouw, twee zoons, Janssen’s uit Overschie.

 

Jan Pieter, de oudste zoon, en amper twintig jaren,

doet hier in Eros’ tuin zijn eersten stap

met Silva, dienstmaagd, glanzend zwarte haren,

er is maar één bezwaar: het kraken van de trap.

 

Papa heeft aan Oom Klaas een lange brief geschreven

en geestig ondertekend: Hannibal;

toch - schrijft hij - zou ik hier niet gaarne leven

de vrouwen slecht voor ’t hart, het eten voor de gal.

 

Mama heeft weer een aanval van migraine

en vindt het landschap zo maar matig mooi;

en Kees, elf jaar, omdat "hiero geen voetbalvelde sijne",

schat al die heuvelrommel maar een zooi.

 

O, oude, wonderlijke Apennijnen

- Spoleto, Terni, Ascoli -

stort, smeek ik u, wat lava op die zwijnen,

jaag ze de doodsangst in tot Overschie.

 

(Storm en drang)

 

 

 

Soms weet ik niet

 

Soms weet ik niet of jij mij bent, of ik jou ben

zo nauw verstrengeld is ons beider leven,

ik zie met jouw gezicht, ik fluister met jouw stem

en aan jouw hart voel ik mijn hartslag beven.

 

Er is een tijd van komen en er is geen gaan,

wij zijn tesaam voor alle eeuwigheden

van einde en oorsprong, bloeien en vergaan:

één leven, in gemeenzaamheid beleden.

 

Maar soms, ten bergtop onzer innigheid

op het schemermeer der zoetste tederheden

op hoge golven der onstuimigheid

 

sta ik opeens ten spiegel van mijzelf

alleen, in bet donkerst der verlatenheden

vervreemd van jou, verstoten van mijzelf.

 

(Lente en liefde)

 

 

 

Ik heb je lief

 

Ik heb je lief, daar zijn geen woorden voor,

ik heb geen goud, geen zilver of juwelen

geen koninkrijk, geen tuinen of kastelen,

maar ’k heb je lief, daar zijn geen woorden voor.

 

Ik heb je lief, al zoveel jaren door

om zoveel lichte en zoveel donkre dingen

om het bitter-zoet van mijn herinneringen,

ik heb je lief, daar zijn geen woorden voor.

 

Nu ’s levens voorraad vreugde is verdaan

de bloesems en de bloemen zijn vergaan

aan ijdelheid, aan eerzucht en genot.

 

Nu kilte huivert om mijn eenzaam lot

is er die zekerheid die ik nooit verloor:

ik heb je lief, daar zijn geen woorden voor.

 

(Lente en liefde)

 

 

 

Het woord

 

Ik zit en peins en wacht en wacht en wacht,

hoor in den tuin het waaien van de winden,

ik peins en wacht en kan bet woord niet vinden,

dat éne woord, dat ik zo lang verwacht.

 

Wat zal ik schrijven van mijn aardse lot,

en welke woorden rijmen op mijn leven?

Een stem zegt: laat het alles ongeschreven,

één woord is maar van waarde: GOD.

 

(Lente en liefde)

 

 

 

Tour de vie

 

Droeg ik één dag, één uur Uw gele trui?

was ik ooit moedig in het demarreren?

joeg ’k ooit een sprint geheel te Uwer ere?

of was ik altijd weer te laf, te lui?

 

Was ik een helper of een favoriet?

was dit misschien de finish van mijn streven:

dat ik zélf wou glanzen, schittren, om het leven

tot wiens totaal, tot wiens finaal crediet?

 

Ik was een slechte renner op Gods baan,

ik had een hekel aan het zware trappen,

mijn klassement hing meestal onderaan.

 

Roem, bloemen, nam ik wél, maar bandjes-lappen

en knechtswerk ben ’k, als ’t even kon, ontgaan.

Wees mij genadig, Heer, in de eind-étappe.

 

(Zomer en doodsgevaar)

 

 

 

Crediet

 

Hier sta ik nu, ik heb verdriet.

Mijn laatste toevlucht - Ome Jan -

zegt dat hij mij niet helpen kan.

Hij zegt "die hond die je daar ziet

die heeft waarachtig meer crediet

dan jij!" – Ik vraag of hij dan niet

wat voor mijn hondenleven biedt?

 

Helaas, daar kan geen lachje af,

Raiffeisen keert zich om in ’t graf!

 

(De laatste vruchten)

 


Illustraties

Terug naar begin van deze pagina


Terug naar begin van deze pagina