Op weg naar Brabant - een geïllustreerde bloemlezing uit het dichterlijk werk van Brabantse dichters, voornamelijk zaliger, samengesteld en van illustraties of commentaar voorzien door Ed Schilders
INHOUD BRABANTSE GEDICHTEN
INHOUD ED SCHILDERS
HOME

BRABANTS

AUTEURS
POEZIE
AUDIO
SPECIALE BIJDRAGEN

Oda's Ode verscheen oorspronkelijk in het Brabants Dagblad / Tilburg Plus

Kermisdans verscheen in 1936 in Brabantia Nostra

Afbeelding: Kees van Dongen (detail)

CuBra

KERMISDANS - MARIA DIETSE

De bomen zwaaien, de lampen dansen
en op de keien speelt het licht.
De regen valt in de zwarte plassen
De regen verfrist ons heet gezicht.

Van de daken der tenten stroomt 't water
Maar onder de tenten daar stade goed :
daar is gejoel en daar is geschater
en muziek die u dansen doet.

Kom ! dans met ons den dans der dwazen,
zodat gij uw verdriet vergeet.
Ik vrees : ge wierd nog gek tenlaatste
wanneer ge nooit eens dwaasheid deed.

Kom ! 'n wilde galop in den mallemolen !
Draai in de rond' in de karoessel!
Zwier van beneden naar den hoge !
Glij van den hemel naar de hel !

"Wij zijn gezworen kameraden,"
'nen staker naast enen fabrikant.
Is uw hart mee dwaasheid volgeladen ?
Dans ! en vergeet uw dwaas verstand.

ODA'S ODE - ED SCHILDERS

Eerst maar even de misser, dan hebben we dat gehad. In het boek Muzikaal, kleurrijk en vol taal (1997), de door Theo Schouw geschreven geschiedenis van de Katholieke leergangen, komt Mariëtte Swagemakers niet voor. Dat is jammer. Want mevrouw Swagemakers, geboren in 1916, behoorde zowel tot het ‘kleurrijk’ gedeelte als tot dat ‘vol taal’. Ze was een dubbeltalent dat in de jaren ’30 in Tilburg de Academie voor beeldende vorming bezocht, en vanaf 1935 gedichten publiceerde in het tijdschrift Brabantia Nostra, onder de schrijversnaam Maria Dietse. Ze was van goeden huize. Letterlijk en figuurlijk. Als dochter van de textielfabrikant Leon Swagemakers was het Mariëtte die de eerste steen legde voor De Lange Akker, aan de Bosscheweg in Enschot. Ze had nog een derde talent: haar gelovigheid. In 1938 trad ze in bij de benedictinessen in de priorij Regina Pacis, nabij Antwerpen. Daar kreeg ze haar derde naam: Zuster Oda. Dat was niet het einde van haar wereldse talenten. Ze werd een gewaardeerd beeldhouwster, en ze verzamelde haar gedichten in 1982 onder de titel Vijftig verzen.

Mariëtte, Maria, Oda. ‘Een ouw spook’, noemde ze zichzelf in een brief (aan mij) in 1996, nadat ik haar had gevraagd om voor deze krant een paar stukjes te schrijven over De Lange Akker. Wat ze deed. Welnu, dat ‘ouw spook’ verscheen deze week plotseling aan mij. Gewoon overdag, zo tegen het eind van de middag. De hele kermisweek publiceert deze krant kermisgedichten, en wat volgde zal misschien niet geheel toevallig geweest zijn. De lucht betrok, het begon te regenen, en ik stond op om het raam te sluiten. De wind stond goed, want vanuit het centrum van de stad hoorde ik de kermisgeluiden komen aanwaaien tussen de druppels door. Waar had ik dit ooit eerder gehoord?

Kermis, regen, poëzie. Het was even zoeken, maar toen heb ik het toch gevonden: het tweede gedicht dat Maria Dietse in Brabantia Nostra publiceerde. Het heet ‘Kermisdans’, en het begint zo: De bomen zwaaien, de lampen dansen/ en op de keien speelt het licht./ De regen valt in de zwarte plassen/ De regen verfrist ons heet gezicht.

Het is de ode van Oda aan de kermis. Een pleidooi voor de vreugde, ondanks de regen (met een vleugje Tilburgs dialect): Van de daken der tenten stroomt ’t water/ Maar onder de tenten daar stade goed:/ daar is gejoel en daar is geschater/ en muziek die u dansen doet.

En een lofzang op de dwaasheid, Erasmus op de kermis: Kom! dans met ons den dans der dwazen,/ zodat gij uw verdriet vergeet./ Ik vrees: ge wierd nog gek tenlaatste/ wanneer ge nooit eens dwaasheid deed.

Ik sloot het raam.

Zuster Oda Maria, overleed op 14 oktober 2006. Op haar bidprentje staat dat ze is ‘ontwaakt tot haar Schepper’. Ik houd het erop dat ze naar de eeuwige kermis is. Naar de hemelse spooktent. Daar, waar het nooit regent.