Vroeg
Voorjaar
Reeds fluiten merels in de luwer dagen,
wanneer de lucht vol witte wolken blauwt,
geen klamme mist of nevel drukkend rouwt,
maar madelieven zich te oop'nen wagen.
Het jonge leven moet nog veel verdragen
al tintelt zon nu oovral in het woud,
vol blaren onder 't sidd'rend kale hout,
blootstaand aan vorst en gure Maartse vlagen.
O zoetelief, ik kan mij niet bedwingen
hier in de eenzaamheid langs 't blauwe ven,
vol eenden en vol zilvren rimpelingen.
De berken zullen 't eerst gaan openspringen
en priklend ruikt al elke jonge den;
o hier ontwaken weer herinneringen! |