|
De
7 overige genomineerden Justine Schönfeld Icarus Golven als handen die me willen pakken Was die mijn vleugels aan elkaar doet plakken Een warme zon die ik graag had zien willen verdwijnen, maar ik werd gegrepen, Oneindig ver mee naar beneden Ik werd er rustig van, eerst was ik in paniek geweest, maar nu voelde ik wat vertrouwd leek te zijn een arm als vroeger, de warmte om me heen, geen pijn maar fijn Toen hoorde ik boven, daar door de massa water heen, een stem die ik kende, Maar ik wou niet meer luisteren, Ik wou hier blijven, ik moest hier blijven Ik was al lang één met alles om me heen Een stem in m’n hoofd probeerde nog te zeggen Als jij me vleugels schenkt, kom ik uit mezelf weer terug Voorbij is het, zucht. Jan Verwijmeren 2c We vallen met blote voeten Uit de hemel: vader en ik. We reiken naar elkaar. Geen God die ons ziet. Ik kom terecht Op een penseelstreekje blauw Vader valt buiten het kader. En dageraad woelt wat Met roze vingers In het water van de zee Bart van den Burg 1c Kennis Wat het verleden moest vragen Het heden moest oplossen En de toekomst wist De kennis waar je het uit moet opdoen Iedereen die vraagt Wat men nu nog niet weet De ogen van een poes De krullen van een schaap En de vleugels van vogels Wat het verleden moest vragen Het heden moest oplossen En de toekomst wist Waarom, waarom is dit moeilijk te begrijpen? Het zou voor de hand kunnen liggen Maar dat is het niet Waarom zijn er kleuren Waarom zouden wij leven En hoe voelt een bloem? Wat het verleden moest vragen Het heden moest oplossen En de toekomst wist Soms komen we op iets Maar denkt iemand anders er niet zo over Er blijven discussies Nooit, zal iemand luisteren Wat de natuur zegt Kleuren van een regenboog De vlucht van zwanen En de schittering van de sterren Wat het verleden moest vragen Het heden moest oplossen En de toekomst wist De toekomst zal het zeggen Dominique Verhaert 1F Ik viel heel ver, heel lang naar beneden, En toen was het ogenblik daar, Ik voelde een stekende, verscherende pijn, Mijn hele lichaam voelde raar. Toen was het voorbij, En ik voelde niks meer, geen pijn en geen verdriet, Geen vreugde, geen boosheid, geen opluchting of haat, Wat ik wel voelde weet ik niet. Toen hoorde ik een soort van ruisen, Ik voelde me mijn lichaam verlaten, En ik wist ineens wat het was, De dood, waar veel mensen over praten. Ik weet niet meer wat ik toen dacht, Maar ik voelde niets meer, geen pijn, geen verdriet, Geen vreugde, geen boosheid, geen opluchting of haat, Wat ik wel voelde weet ik niet.
Jelke van Gennep 3c De Ikarus val Na zijn laatste leven in de onbekende bekendheid, Waait het weg van de wijze weldoener, Die hem onuitgenodigd meesleurde in het dodelijke nieuwe. Die zon, rode lichtbron, groot in alle kleuren, Aanlokkelijk maar toch zo zwaar onder de voeten, Doet het hele plan te niet. Smeltend, wegdruppend, ervan afglijdend. Valt het jonge onwetende vraagteken Voor de deur weg in het dolende bruisende. Terug naar de ouderlijk ademloze koelte. Gezien door een minkukel die lachend Zijn eigen levenrover ziet verdwijnen.
Mandy Lambregts 3c ’t
Einde Een leuk gezicht Maar vreemd eigenlijk Toch worden je ogen aangetrokken Vragend en zoekend naar het einde Ben je op weg naar een begin Ikaros was te laat… Viel de droom in… Zoekend naar een nieuw begin Was hij op weg naar het einde Joy
van Lieshout 3c Droom maar, lieverd
Neem de roos toch Pluk de doorns Maar laat de veren zitten Is het niet zo Kindjelief Je zou wel willen Maar ze vinden Dat de blaadjes Te mooi mooi mooi Zijn om te verbranden Ik weet dat je Niets liever wilt Maar het Kan kan kan niet
hoger hoger Kan kan mag mag mag niet Het is te warm, te vrij klim zucht klim zucht klim zucht Het is zo warm zo vrij Het spijt je zo klim zucht klim zucht Klim Het spijt mij zo zucht Voor altijd
Peter Hazemeijer 3c Met vreugd en veren Vliegt Icarus over de zee In de herfst van de poleis Als een hoek in een dakpan Als een schapenlam op een eiland Zonder tassen of gaten De zon ziet blauw Icaros, waar gaat het heen met jou? De paarden grazen op het strand Een vogel kwettert op een vallend blad Als een poort naar de werkelijkheid Rook in de branding Schoppen vormen de zee Je kunt je niet verstoppen, Bernard Ga nu snel door de grote pluizige zee Boekenlegger
|