|
kunstmanifestatie
Icarus
-
Het Icarus
Icarus thema in de filosofie
Het
verhaal van Icarus is een mythe. In al of niet religieuze mythen wordt
geprobeerd op dezelfde vragen een antwoord te geven als in de filosofie en
de wetenschap. Ook al wordt gezegd dat na de mythische verklaringen de
filosofie een redelijk antwoord gaf, en daarna in toenemende mate de
wetenschap die taak heeft overgenomen en de echte werkelijkheid bloot
legt, toch bestaan ze nog altijd alle drie naast en door elkaar. Dat komt
omdat de wetenschap weliswaar bepaalt wat kan (techniek), maar de vraag
wat menselijk is (filosofie) en wat mag (ethiek) in 3000 jaar denken nog
niet beantwoord is. In die zin is het Icarus thema “hoogmoed komt voor
de val” én actueel én filosofisch relevant.
Filosofie
bestaat onder meer uit opvattingen over de mens. Wat is eigen aan de mens?
Wie ben ik? Wat is de plaats van de mens in het geheel van het universum?
Ethiek daarentegen gaat over wat goed en kwaad is, wat hoort en moet en
wat niet mag.
De Icarusmythe lijkt duidelijk: mensen hebben van nature geen
vleugels en horen dus ook niet in de lucht. Maar ook: mensen hebben
ambities, streven altijd naar meer en beter, willen hun grenzen verleggen,
hun gegeven situatie ontstijgen. Daardoor ontstaat er iets nieuws, is er
vooruitgang, wordt iets een tweede natuur. Er zit een opvatting in over
hoe de mens is (filosofie), maar tegelijk een norm over wat hoort, wat
goed en verkeerd is (ethiek). Ik maak een strikt onderscheid tussen beide.
Over wat de mens is, kunnen we het met elkaar hebben, en de wetenschap kan
ons helpen om onze argumenten te staven met empirisch onderzoek, en
daardoor het filosofisch speculeren deels overbodig maken. Mensen kunnen
tegenwoordig wel vliegen, zoals ze ook een aantal natuurlijke gebreken
kunnen verhelpen en sommige ziektes kunnen voorkomen en genezen. Wat
feitelijk kan is niet voor iedereen voldoende om dat gegeven te accepteren
en te gebruiken. Al de hele geschiedenis van de mensheid volgt de ethiek
de techniek, en zogauw er weer iets nieuws kan, vragen veel mensen zich
individueel, d.w.z. voor hun geweten, maar ook collectief
in ethische commissies, als wetgever of vanuit de kerk van Rome,
zich af of het ook mag! Zo wordt ambitie, verlangen en risico’s lopen
van moed tot overmoed (hybris) en zelfs tot zonde en strafbaar gemaakt. Er
is niets nieuws onder de zon! Van het “stelen” van het vuur door
Prometheus tot en met voorbehoedmiddelen en genetische manipulatie wordt
elke actie en mogelijke ingreep als een belediging van de goden gezien.
Het “argument” van onnatuurlijk te zijn wordt nog even vanzelfsprekend
gebruikt als in de tijd van het Icarus-verhaal.
Ook veel filosofen doen
uitspraken over wat mag en moet en ze zijn daarmee normatief. Ze bedrijven
dan ethiek en geen filosofie, want die gaat over wat en hoe iets is. Er is
ook een onderstroom in de geschiedenis van de filosofie. De hedonist
Epicurus (341- 270 b.c.) en de stoïcijnse filosoof Epictetus (55- 135
a.c.) leerden al dat we ons van de goden niets aan hoeven te trekken. Er
zijn zaken die in ons vermogen liggen en zaken die niet in ons vermogen
liggen. Zet je volledig in voor wat in je vermogen ligt en maak je niet
druk om wat niet in je vermogen ligt, raadt Epictetus aan. En vooral:
gebruik je eigen denkvermogen om er achter te komen wat tot het een en wat
tot het ander behoort, en hoe dat onderscheid verandert door je inzet.
De meest bekende Hollandse filosoof Spinoza (1632-1677) gaat er van uit
dat in alles wat bestaat – stenen, planten, dieren, mensen –
een streven naar volharden in het bestaan zit, tegen alles en
iedereen in. Het heeft geen zin iets te verbieden, want als mensen ergens
voordeel in zien, kunnen ze niet anders dan proberen het te
bereiken. Het al zo doende grenzen verleggen heeft naast risico’s –
maar dat heeft het blijven zitten waar je zit en het alles laten zoals het
is, als dat al zou kunnen, ook – tevens voordelen. Niet alleen technisch
en materieel, ook psychisch. Een paar jaar geleden kwam de FLOW- theorie,
met als voorloper Aristoteles (384-322 b.c.) op: voldoening komt
van doen, geluk komt van ge-lukt. Maar echt gelukkig word je niet van iets
doen en laten lukken dat routine is geworden, wel van een nieuwe
grensverleggende uitdaging.
Drie jaar geleden viel bijna iedereen over de Duitse filosoof Peter
Sloterdijk heen, omdat hij in genetische manipulatie (auslesen) eindelijk
een effectief middel zag om het klassieke humanistische ideaal van de
opvoeding (Bildung, lesen) te realiseren, in de tijd dat de jeugd niet
meer leest! Ook de recente biologische psychiatrie die met steeds betere
psychofarmaca en chirurgische ingrepen mensen minder psychisch kan laten
lijden wordt niet door iedereen van harte verwelkomd. Hoe dichter iets bij
de mens komt, des te huiveriger ervoor, ook al is het profijt ervan des te
groter? Geen ethische bezwaren meer tegen vliegen, tegen een bril of
kunstgebit, tegen verdoving bij de tandarts – een hot ethisch item in de
19e eeuw – , tegen regulering van de voortplanting? Maar de
wetenschap en techniek staan nooit stil. De menselijke “geest” is aan
de beurt, en daarmee eindelijk ook de werkelijke maakbaarheid van de
maatschappij, van menselijk samenleven?
Tot slot: de post-moderne filosofie (ca. 1980) zag in de filosofie zelf,
in de metafysica, het Icarus-thema terug. De Franse filosoof Derrida
bekritiseert de filosofische overmoed van de Grote Verhalen, van het De
Waarheid in pacht menen te hebben. Is de mens niet te eindig en te
historisch bepaald om zo hoog te kunnen vliegen? Wanneer deze vraag echter
met een stellig ja wordt beantwoord, valt de postmodernist in de kuil die
hij voor een ander had gegraven. De echte scepticus kan niet zeggen:
“niets is zeker”, maar wel “niets is zeker en misschien zelfs dat
niet”. De tijd zal het – misschien – leren!
Drs
Miriam van Reijen filosoof
|