De dodenakker aan de Bredaseweg, Tilburg, bij velen
bekend als `het kerkhof met de beelden', was in zijn eerste periode
de begraafplaats van de gemeente Tilburg. Toen nagenoeg de gehele
begraafplaats in handen was gekomen van parochie het Heike, werd de
kant aan de Bredaseweg verfraaid met de neogothische beelden. Een
bijzonder verhaal, deze geschiedenis van de heiligen van Tilburg.
In den beginne
Op last van de Franse bezetter werd in 1811 begonnen
met de aanleg van de nu oudste dodenakker van Tilburg. Dat was ook
nodig, want het eerste en dan nog enige kerkhof van de stad, gelegen
rond de Heikese kerk, kende reeds een geschiedenis van zo'n duizend
jaar begraven. Overvol was het daar geraakt. In de geest van het
Verlichtingsdenken klonken in het hele land steeds meer bezwaren
tegen het begraven in en om de kerken, zowel vanuit ethisch als
vanuit hygiënisch oogpunt. In het algemeen pleitte men in de
diverse verhandelingen en redevoeringen voor het aanleggen van
begraafplaatsen buiten de bebouwde kom.
Tilburg vormde hiervan een duidelijke illustratie.
De duizend jaar oude gewoonte om in en rond de kerk te begraven was
in Tilburg - in 1785 reeds een gemeente van 8665 zielen - een zeer
nijpend probleem geworden. Een schrijnende beschrijving uit ca. 1795
luidt:
`...Dat de Lijken te midden in het meest bewoonde
gedeelte van het Dorp worden opeengestapeld, zoodanig dat de Graven
voor de deuren der bewoonderen worden gemaakt en dat de menigte
Volks die het Kerkhof uithoofde van deszelfs gelegenheyt dagelijks
moeten passeeren, geduurig treeden op Menschen beenderen,
Bekkeneelen of stukken en Brokken van Doodkisten, ja dat zij die er
bij avond over gaan gevaar lopen om in de open graven en Kuylen te
loopen, zoo als zulks reeds verscheyde malen gebeurd is...'
Toch begon men pas in 1811 met de aanleg, en twee
jaar later werd de nieuwe dodenakker van Tilburg in gebruik genomen
met het begraven van de eerste vijf doden. Maar het zou nog 74 jaar
duren voordat de eerste beelden de begraafplaats zijn zo markante
uiterlijk zouden geven.
De eerste beelden
In 1887 vond de aanbesteding plaats van het ijzeren
hekwerk en de hardstenen onderdelen van de ontworpen omheining.
Pastoor Van der Lee (zijn pastoraat van het Heike duurde van 1871
tot 1891) nam hiertoe het initiatief.
Het maken van het hekwerk werd gegund aan Antonius
van der Schoot en steenhouwer Leandre Petit leverde de hardstenen
onderdelen. Petit zou er nog vele grafmonumenten voor vervaardigen
en tenslotte zelf er ook zijn laatste rustplaats krijgen. Voor het
graaf- en metselwerk zorgde A. Simons. Aangenomen mag worden dat het
door Van der Schoot gemaakte hekwerk in hetzelfde jaar gereed is
gekomen. Of daarna meteen de eerste beelden op de pijlers geplaatst
zijn, is niet bekend. Wel dat de eerste drie beelden, de
apocalyptische engelen aan weerszijden van de toegangspoort én dat
van Johannes de Doper ter rechterzijde, blijkens een foto in 1892 al
geplaatst waren. In de vijftien jaren daarna verschenen de andere
beelden, successievelijk geschonken door parochianen. Dit zijn de
schenkers met name die met het plaatsen van hun patroonheiligen in
het uur van de dood willen rekenen op hun voorbede bij het Laatste
Oordeel.
Steeds meer beelden
Op 10 januari 1897 berichtte de Tilburgsche Courant:
- Door de firma Janssen & Cie., alhier, zijn
weder vier beelden geplaatst op het monumentale hekwerk van het
kerkhof onzer St. Dionisiuskerk. Zij stellen voor: H. Moeder van
smarten, H. Carolus Boromeus, H. Franciscus van Sales en H. Henricus
(Keizer). Deze twee meter hooge beelden zijn naar oorspronkelijke
modellen, uit één stuk, in ijzer gegoten. Het bruto gewicht is 550
kilo's, zoodat de twintig beelden een gewicht vertegenwoordigen van
± 11000 kilo's. Overbodig te melden dat de uitvoering aan genoemde
firma toevertrouwd, niets te wenschen overlaat en stijl,
modelleering en "pose" onverbeterlijk behandeld zijn. Het
zal een trots gezicht zijn, wanneer de negen te vervaardigen
beelden, dit hekwerk zullen voltooid hebben. Hierdoor zal door de
volijverige zorg onzer Geestelijkheid, een monument zijn gesticht,
op dit gebied éénig in ons land en voor zoover bekend, ook in 't
Buitenland niet te vinden.
En zes jaar later meldde dezelfde Tilburgsche
Courant (19 februari 1903):
- Het prachtige hek aan het kerkhof der parochie het
Heike, indertijd onder nu wijlen pastoor van de Lee gemaakt, is
thans voltooid door het aanbrengen van het laatste der levensgroote
beelden, welke ten getale van twintig op de pilasters staan; dit
laatst aangebrachte stelt de H. Catharina voor.
De typisch neo-gothische beeldengalerij had zijn
voltooiing bereikt en gold van den beginne af als een markante
verschijning in de stad.
Steeds minder beelden
Oorspronkelijk stonden alle twintig beelden aan de
zijde van de Bredaseweg, maar in de jaren dertig werd aan de
oostzijde een stuk afgesneden ter verbetering van de kruising van de
Schijfstraat met de Bredaseweg. Toen werden twee hekdelen en twee
pijlers verplaatst om het hek aan te passen aan de nieuwe rooilijn.
Na de oorlog werd ook aan de westzijde een strook grond opgeofferd,
waarbij de meest westelijke zuil met het beeld van Michaël
afgebroken werd.
Bij de aanleg van de Noordhoekring legden nog eens
drie beelden langs de Bredaseweg het loodje. Van de oorspronkelijke
negen heiligenbeelden rechts van het toegangshek resteerden er
sedertien nog vier.
Toen volgde de genadeslag - bijna. Ten behoeve van
een verbreding van de Bredaseweg nam de gemeenteraad in 1972 een
voorstel aan dat aankoop van de strook grond met het daarop het
hekwerk behelsde. Een motie waarin gesteld werd dat de gemeente ook
de beelden diende te verwerven en deze vervolgens op een nieuw te
maken hekwerk langs de Bredaseweg zou heropstellen, deze motie werd
met 19 tegen 18 stemmen verworpen.
Heiligen gaan niet naar de hel
Een comité onder de leus `Heiligen gaan niet naar
de hel', onder aanvoering van prof. dr. H. van den Eerenbeemt,
hoogleraar aan de toen Katholieke Hogeschool, verhinderde net op
tijd de totale ondergang en zorgde zelfs voor restauratie en
terugkeer ervan. De opvallende leus werd ontleend aan een roman van
de Franse schrijver Gilbert Cesbron, die echter wel de heiligen naar
de hel liet gaan. Vele honderden adhesiebetuigingen kwamen binnen en
het jaar daarop, 1973, draaide de gemeenteraad het besluit om de
strook grond te kopen, terug. De reconstructie van de Bredaseweg was
van de baan! Vervolgens stelde de raad ¦
20.000,- beschikbaar voor de restauratie van het hekwerk. Van de
oorspronkelijke twintig beelden stonden er veertien nog op hun
plaats. Het meest westelijke beeld, een Michaël, was al verdwenen,
gekocht door een café-eigenaar. Sinds de aanleg van de
Noordhoekring in 1965 waren al vijf oostelijke beelden afgevoerd
naar de sloper - die konden wel teruggekocht worden.
De vijf verdwenen beelden werden, net als de
resterende veertien, gerestaureerd. Zij kwamen op nieuw gemetselde
pijlers aan de zijde van de Noordhoekring te staan. Op 21 mei 1974
werd het herstelde beeld van Johannes de Doper plechtig onthuld door
monseigneur Bluyssen. Ruim een jaar later waren de vijf verdwenen
beelden opnieuw opgesteld. De beeldenstorm was ongedaan gemaakt. Een
ingemetselde plaquette rechts van de ingang herinnert aan deze
succesvolle redding. Wat dan tevens opvalt is dat de begraafplaats
een huisnummer draagt: nr. 45.
Het twintigste beeld, de tweede Michaël, kon pas op
17 mei 1999 de rij sluiten.
Plaquette bij de ingang ter
herinnering aan de reddingsactie
De beelden op een rij
Klik op een afbeelding om naar de
pagina van dit beeld te gaan met twee grotere foto's.
Al met al luidt de huidige situatie als volgt. Aan
de zijde van de Bredaseweg staan veertien gemetselde, vierkante
zuilen, op een sokkel van hardsteen. Aan de zijde van de
Noordhoekring zes nieuwe, gemetselde zuilen.
Van links (hoek Wilgenstraat) naar rechts ontmoeten
we de volgende beelden:
Aartsengel Michaël. Een van de
oorspronkelijke twee Michaëlbeelden. Dit exemplaar heeft zijn
vleugels teruggekregen, die tijdens de `beeldenstorm' gesneuveld
waren. Daarom dacht menigeen dat het Sint Joris was en zo
vleugelloos heeft hij lang op de hoek Noordhoekring-Bredaseweg
gestaan.
Nicolaas van Myra is in het Oosten bekend als
patroon van Rusland en van de schippers, maar in Noord-Europa is hij
de kindervriend Sinterklaas. Nicolaas was in het begin van de 4de
eeuw bisschop van de stad Myra aan de zuidkust van Klein-Azië. .
Koning David stelt het volgende beeld voor, maar
diens - Romeinse - kledij is wel bijzonder te noemen. Linksonder
ligt een soldatenhelm. De harp daarentegen is wel zijn traditioneel
attribuut.
Franciscus van Assisi leefde van 1181 tot 1226.
Hij staat met opgeheven rechterhand, en houdt een regelboek of de
bijbel vast. Hij draagt een kovel met capuchon, opgebonden door een
koord met drie knopen (drie geloften). Rechtsonder ligt een fraaie
doodskop.
Carolus Borromaeus (1538-1584) was aartsbisschop
van Milaan. Hij houdt een kruis in de handen. Van hem is een
duidelijk dodenmasker overgeleverd.
Petrus is immer te herkennen aan de sleutels van
de hemelpoort. `Aan u zal ik de sleutels van het rijk der hemelen
geven', vandaar het gezegde dat Petrus aan de hemelpoort staat.
Maria is hier uitgebeeld als Moeder van Smarten,
ofwel Mater Dolorosa, met een doorboord hart. Op een begraafplaats
wordt zij gezien als middelares, die `bidt voor ons zondaars, nu en
in het uur van onze dood'.
Het beeld van de Verrezen Christus stamt uit
1893. Het werd geschonken door de zuster van de toen juist overleden
pastoor van het Heike Joannes van der Lee, die links van de
Calvarieberg begraven ligt.
Aan weerszijden van de poort treft men de twee apocalyptische
engelen. Zij zijn de eerste twee beelden die geplaatst werden.
De linkerengel draagt een bazuin, de rechterengel houdt een
lauwerkrans vast en een afgesneden stengel als schrijfgerei.
Johannes de Doper geldt als de voorloper van
Jezus. In zijn linkerhand heeft hij een discus met daarop het Lam
Gods.
Jozef zou gestorven zijn in het bijzijn van
Maria en Jezus. Als timmerman is hij patroon van de arbeiders.
Jozefs leven wordt (zeer beknopt) verteld in de evangeliën van
Lukas en Mattheus.
Barbara heeft als attributen palmtak en zwaard,
plus de toren die hier tegen haar aan staat. Barbara werd door haar
brute vader opgesloten in een toren, alwaar zij zichzelf doopte -
zelfs in christelijk-mystieke zin een ongekend fenomeen! Haar zwaard
is sinds enige jaren verdwenen.
Franciscus van Sales (1567-1622) was bisschop
van Genève. Te herkennen aan de ganzeveer en het boek, en hij is
dan ook patroonheilige van de pers en van de schrijvers.
Antonius van Padua (1195-1231) heeft in zijn
linkerhand een boek vanwege zijn leraarschap en in zijn rechterhand
houdt hij een bosje lelies vast als teken van zuiverheid. Antonius
wordt nog steeds aangeroepen om verloren zaken terug te krijgen:
`Heilige Antonius, beste vrind, geef dat ik mijn ... terugvind.'
Catharina van Alexandrië stierf in het jaar
306. Zij draagt het boek der wijsheid en aan haar voeten ziet men
een gebroken rad - zij werd dan ook geradbraakt.
Naast Catharina staat Agnes, maar welke? Zij
draagt een lam, dat op haar hemelse bruidegom wijst, dus ligt het
voor de hand om te denken aan Agnes van Rome, met het Lam (agnus).
Maar de staf duidt op haar functie van abdis, en zo bekeken zou het
Agnes van Monte Pulciano zijn. Of een combinatie?
De heilige Cecilia leefde ongeveer rond het
jaar 300. Als attributen heeft zij een harp en een palmtak die op
haar martelaarsschap wijst. Nu leeft zij voort als patrones van de
muziek. Eerder had koning David deze rol.
De Duitse keizer Henricus die van
973 tot 1024 leefde. Rome kon hem slechts beteugelen door hem tot
rooms keizer te kronen. Met staf en een geopende hand, die lang zijn
kerkje moest ontberen, maar dat gelukkig teruggevonden en herplaatst
werd. Dit model herinnert aan de kathedraal in Bamberg, waarvan
Henricus bouwheer was.
Ten slotte: het twintigste beeld, de tweede Michaël,
heeft jarenlang donkergeschilderd en eenzaam voor een café in de
buurt van Biest-Houthakker gestaan. Pas op 17 mei 1999 keerde hij
terug.
Sinds 1974 staan de beelden samen met het
neogotische hekwerk en de sokkels op de rijksmonumentenlijst.
Hiermee is de kunsthistorische waarde van de beeldengalerij erkend.