INHOUD RIETER
CUBRA HOME

 

©

Olivier Rieter & Stichting Cultureel Brabant 2023

 

 

Olivier Rieter

Beeldresearch: Emy Thorisssen

Religieuze objecten in de leefruimte. Het ‘Arme Roomse Leven’?


 

De historicus wijlen Albert van der Zeijden schrijft dat ‘het visuele een geconstrueerde werkelijkheid is’. Deze geconstrueerde werkelijkheid ontstaat volgens hem door een ‘proces van toe-eigening van elementen uit de werkelijkheid.’ Foto’s zijn niet alleen een bron van informatie wat betreft de wijze waarop het leven in het verleden er uitzag, maar ook wat betreft de manier waarop men zich presenteerde. In de Brabant-Collectie van Tilburg University bevinden zich foto’s en ansichten van sobere katholieke interieurs uit de tijd van het ‘Rijke Roomse Leven’, die met beeldbepalende details een sterke band met het katholicisme uitdrukken. De leefruimte kan worden geassocieerd met zaken als veiligheid en huiselijkheid, een beschermd zijn door de christelijke God. Men zou, gezien de karige bestaan dat de foto’s tonen, ook kunnen spreken van het ‘Arme Roomse Leven.’ In hoeverre drukken de foto’s een tevredenheid met weinig uit, de sociale status quo met een katholieke connotatie?

 

Toont fotograaf Gaston Remery hier een reliscape?

 

Let op de religieuze beelden, het kruis en de devotieprent aan de muur. Brabant-Collectie, Tilburg University.

 

Het huiselijke

De geograaf John Rennie Short ziet verschillende tegenstellingen samenkomen in het huiselijke:

Reis-aankomst, rust-beweging, heiligdom-de wereld buiten, familie-gemeenschap, ruimte-plaats, binnen-buiten, privé-publiek, het huiselijke-het sociale, vrijetijd-werktijd, vrouwelijk-mannelijk, hart-geest en worden-zijn.

 In de leefruimte komt een relatie naar voren tussen de mens op zichzelf en de mens in de gemeenschap. De interieurs van boeren en ambachtslui uit het katholieke Zuiden van ons land tonen iets van de wijze waarop men het eigen leven vorm gaf en ook van de manier van presentatie van het eigene aan de gemeenschap: van de bezoekende pastoor tot mensen van dezelfde sociale laag.  Het niet tonen van religiositeit zou de verkeerde boodschap hebben verzonden.

Om een van de tegenstellingen van Short eruit te lichten: de katholieke interieurs tonen meer iets van een staat van zijn, dan van een staat van wording (ontwikkeling). De beelden zijn vastgevroren impressies van vroegere zelfpresentaties, waarin veel van de beeldelementen de connotatie ‘katholiek’ hebben.

            Ook  drukken deze foto’s rust uit en het samenkomen van vrije tijd en werktijd, omdat in de leefruimte huiselijke arbeid werd verricht. De interieurs zijn kleine heiligdommen van vertrouwdheid en al dan niet vermeende ongereptheid. Ze drukken uit dat de bewoners eenvoudig en vroom zijn, dat ze geborgenheid vinden in hun geloof. Het gaat om volksreligiositeit die appelleert aan het sentiment van de aanschouwer.

 

Devotionalia

De devotionalia-deskundige W.H.Th. Knippenberg heeft erop gewezen dat volgens de rondreizende dominee Hanewinkel de woonkamers van katholieke boeren in de Meierij van Den Bosch rond 1800 vol stonden met devotionalia. Hetzelfde kan worden gezegd voor van de situatie in het Zuiden een eeuw later.

Knippenberg omschrijft zijn onderwerp als volgt: ‘Tot de devotionalia behoren alle voorwerpen, die op een of andere wijze de devotie (toewijding, godsvrucht) van gelovige katholieken kunnen opwekken en in stand houden. Het kunnen prenten of beelden zijn van Christus, Maria en andere heiligen, kruisen, medailles, scapulieren, rozenkransen en gebedenboeken.’

Door dergelijke objecten in de leefruimte te plaatsen, verleent men deze ruimte de connotatie ‘wij zijn katholiek, kijk maar.’  Het katholicisme is een beeldcultuur, waarin men herinneringen en gedachten over geloof omzet in het visuele. Deze visualiteit van het christendom wordt in de getoonde foto’s gekoppeld aan de vermeende puurheid van het leven van de eenvoudige mensen op het platteland. De idealisering van de uiterlijkheid van het geloof in de beeldcultuur, wordt verbonden met de idealisering van eenvoud.

 

Foto: Anton Schellens. Brabant-Collectie, Tilburg University. Vroomheid te midden kaarsen, een kruis en devotie-afbeeldingen aan de muur. In hoeverre is deze foto geënsceneerd?

 

Zijn foto’s een ingang naar de mentaliteit van vroeger?

MCK, Brabant-Collectie, Tilburg University

 

Devotie aan de muur. Detail uit de vorige foto

 

Nog een detail. De woonruimte als museaal vertrek van katholiciteit?

 

Anton Schellens. Brabant-Collectie, Tilburg University. Religieuze omlijsting van het dagelijks leven.

 

Uitsnede uit de vorige foto. Het kruisbeeld is met afstand het meest decoratieve beeldelement op de foto.

Het Rijke Roomse Leven te midden van het Arme Roomse Leven?

 

De leefruimte als ‘reliscape’

Zo is er sprake van wat men een ‘reliscape’ zou kunnen noemen, een plek waar het geloof een dwingend onderdeel van de uiterlijke vormgeving van het leven uitmaakt.

De filosoof Alain de Botton stelt: ‘Het hele principe van religieuze architectuur komt voort uit de gedachte dat waar we zijn van cruciaal belang is voor waar we in kunnen geloven. We mogen er rationeel nog zo van overtuigd zijn dat we een bepaald geloof aanhangen, volgens pleitbezorgers van religieuze architectuur kunnen we het alleen met hart en ziel toegewijd blijven wanneer het voortdurend door de gebouwen om ons heen wordt bevestigd.’ Bij uitbreiding kan gesteld worden dat niet alleen de architectuur, maar ook de objecten die in het gebouwde worden geplaatst, bijdragen aan deze geloofsbevestiging. Juist als objecten schaars zijn, heeft elk object dat er wel is een speciale betekenis. Een kruisbeeld aan de muur geldt in zo’n omgeving van schaarste als een uitroepteken van het katholicisme.

 

Herinneringslandschap

De leefruimte kan worden gezien als een herinneringslandschap, wat in de vakliteratuur een ‘autotopography’ wordt genoemd. In woonvertrekken tonen de bewoners de zaken die essentieel zijn voor hun processen van identificatie. In Noord-Brabant is het katholieke geloof lang een belangrijk onderdeel van de identiteitsvorming geweest en de religieuze voorwerpen die men in de eigen leefruimtes plaatste droegen bij aan de gepresenteerde identiteit, gebaseerd op de katholieke herinnering. Ze vertellen ons iets over de mentaliteit van de bewoners.

Dergelijke leefruimten zijn doorgaans sober, maar ze zijn ook het tegendeel van ‘het strakke wonen’ zoals dat aan het begin van de twintigste eeuw werd gepropageerd door de culturele avantgarde, zo stelt de cultureel antropologe Irene Cieraad. In de avantgarde moest men niets hebben van ‘dat idolate gezwijmel over vroegere glorietijden.’ De avantgarde kwam duidelijk niet op bezoek in Brabantse katholieke leefruimten.

 

 

Religie boven de bedstee. Anton Schellens, Brabant-Collectie Tilburg University.

 

Gaston Remery. Gaan slapen met de religie?

 

Uitsnede uit de vorige foto. Let op de Maria met Jezus en een kruis boven het bed.

 

Deze foto drukt katholicisme uit; niet alleen door het kruisbeeldje, maar ook door het grote gezin dat erin wordt getoond. JEG, Brabant-Collectie Tilburg University

 

Picturalisme

Tot de avantgarde behoorde ook de fotograaf Anton Schellens (1887-1954) niet. Hij zag niet veel in het verder gevorderde modernisme in de kunst van zijn tijd, maar was wel een fervent kunstverzamelaar. Volgens de historicus Cor van der Heijden is Schellens een laat voorbeeld van een picturalistische fotograaf. Het picturalisme bereikte volgens Van der Heijden tussen 1890-1914 een hoogtepunt. Het ging deze fotografen erom foto’s als schilderijtjes te maken.

Schellens kan wat betreft Van der Heijden worden gezien als een postpicturalist. Postpicturalisten boden een ‘idealiserende voorstelling van het landelijke leven’ dat was gestoeld op ‘sentimentele en romantische gevoelens.’ Schellens bracht ‘de Kempische boer, vroom en eenvoudig, maar hard werkend op onvruchtbare grond’ in beeld. Deze Kempenaar staat volgens Van der Heijden symbool voor christelijke waarden. En ook voor conservatisme. Het ging Schellens om een idealisering van ‘het eenvoudige en onbedorven plattelandsleven.’ Juist de daad van het maken en verspreiden van een foto van een eenvoudig interieur maakt duidelijk dat de fotograaf het geziene als relevant ziet. De beeldinhoud wordt tot kunstwerk verheven, dat de schoonheid van eenvoud toont. Deze beeldinhoud drukt ook de sociale status quo uit, door zijn verstilling: zijn niet-dynamische karakter.

Bij het (post)picturalisme zijn details geen bijzaak maar hoofdzaak. De religieuze objecten in boerenhoeven connoteren zowel katholiciteit als ‘Brabantsheid.’ Juist omdat de verdere inrichting zo sober is vallen de devotionalia op. De leefruimte is de plek bij uitstek waar men identiteit in stand houdt. In de zelfpresentatie, waarvan deze leefruimten een uitdrukking zijn, zijn kruisen, beelden en religieus prentwerk een belangrijk, haast vanzelfsprekend onderdeel, zo tonen de foto’s. Ze drukken  geestelijke en visuele rijkdom uit in een sobere omgeving. Juist omdat religieuze objecten zo decoratief zijn, zijn ze sfeerbepalers in het Arme Roomse Leven. Decorativiteit heeft de connotatie van ’vroeger’, omdat men ermee een niet-functionalistische benadering van schoonheid biedt. In de foto’s vervullen de devotionalia de rol van markeringen van identiteit en ‘verledenheid’.

Dit artikel is eerder verschenen in Devotionalia 41, nr. 242, december 2022, 288-294

 

Literatuur

Alain de Botton, De architectuur van het geluk (Amsterdam 2006)

Irene Cieraad, ‘De gestoffeerde illusie’ in idem ea. (red.) Honderd jaar wonen in Nederland 1900-2000 (Rotterdam 2000) 47-107.

Cor van der Heijden, Anton Schellens (1887-1954). Fotograaf van het ongerepte Brabantse plattelandsleven (Nijmegen 2019)

W.H. Th. Knippenberg, Devotionalia. Religieuze voorwerpen uit het katholieke leven (Eindhoven 1980)

D. Petrelli, S. Whittaker en J. Brockmeier, ‘Autopography. what can physical mementos tell us about digital memories?Proceedings CHI 2008

John Rennie Short, ‘Foreword’, in Irene Cieraad (red.) , At home. An anthropology of domestic space (New York 1999) ix-x.

Albert van der Zeijden, Visuele cultuur. Fotografie als historische bron en als medium voor etnologisch onderzoek (Utrecht 2004)