INHOUD RIETER
CUBRA HOME

 

©

Olivier Rieter & Stichting Cultureel Brabant 2022

 

In de banner: detail van de reliekcylinder. Foto: Wim Goossens. Bron: Wikimedia Commons.

 

Olivier Rieter

De Boxmeerse Vaart vanuit nostalgisch perspectief

Over de koppeling tussen materieel en immaterieel erfgoed

 

 

Inleiding

De Boxmeerse vaart is een religieuze processie in het Oost-Brabantse Boxmeer. Deze traditie heeft zijn wortels in de late Middeleeuwen: de vroege vijftiende eeuw. Op 'vaartzondag' wordt elk (niet-corona)jaar in een optocht met gilden, schoolgaande jeugd en muziekverenigingen een zilveren reliekschrijn door de straten van Boxmeer gevoerd.

            In dit artikel komt de nostalgische geladenheid van de optocht naar voren: hoe wordt er naar het verleden verwezen? Is er sprake van idealisering of eerder van folklorisering van de religie? Is 'de Vaart' immaterieel erfgoed?

            De volkskundige en religiewetenschapper Peter Nissen sprak ooit van de folklorisering van het onalledaagse. Is de Boxmeerse Vaart daar ook een voorbeeld van?

 

 

Foto Wim Goossens, Wikimedia Commons. Door Wim Goossens - Eigen werk, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=22170580

De schrijn met de reliek wordt meegevoerd in de processie.

 

Geschiedenis van de processie

De Boxmeerse vaart is gebaseerd op een legende. Op de website van de vaart staat te lezen: 'De overlevering verhaalt dat een priester twijfelde aan de omzetting van brood en wijn in lichaam en bloed van Christus. Het bloed bruiste over de kelk en een druppel bleef op de corporale (witte doek) achter nadat de priester zijn fout erkende. Dit doek is bewaard gebleven en opgeborgen in de zilveren reliekschrijn en wordt in de Boxmeerse Vaart meegevoerd.'

            Het bloed van Christus dat zou ontstaan uit wijn bij de eucharistie, wordt Heilig bloed genoemd en het zou volgens het katholieke geloof gaan om het bloed van Christus zelf. Wonderen als dat van Boxmeer zouden vaker hebben plaatsgevonden in Noord-Brabant (en elders), bijvoorbeeld in Boxtel, een 'concurrent' van Boxmeer op het terrein van religieviering. Ook in Meerssen (Limburg), Binderen (bij Helmond) en Nieuwervaart (bij Breda) zouden dergelijke wonderen zich hebben voltrokken.

            Rond 1450 was er al sprake van verering van de corporale. Boxmeer kende toen een paar honderd inwoners.  Omstreeks 1480 ontstond in Boxmeer een 'Gilde van het Heilig Sacrament en het Heilig Bloed'  en 1557 kreeg de plaatselijke kerk een eigen Heilig Bloedaltaar, wat het centrale aspect van de relikwie in de geloofsbeleving toont.  In de tweede helft van de zestiende eeuw werd de relikwie tijdens de protestantse beeldenstorm tijdelijk gedurende een periode van  twaalf jaar in Gennep bewaard. Zo is deze behouden gebleven.

            De jaarlijkse processie trekt door de straten twee weken na Pinksteren. Men kent in Boxmeer de zegswijze: 'Pinksteren vroeg of Pinksteren laat, veertien dagen daarna trekt de Boxmeerse Vaart.'

            In een herdenkingsboekje Uit 1910 wordt het vermelde verhaal op stichtelijke wijze verteld, wat een goed beeld geeft van de religieuze tijdgeest. Over de priester die centraal stond in de legende meldt het boekje, geschreven door de geestelijke Gabriel Wessels: 'Zoodra hij de Consecratie onder beide gedaanten voltrokken had, rees er twijfel op zijne ziel of God-Mensch wel waarlijk, wezenlijk en waarachtig was. Doch God, in zijne eindelooze barmhartigheid, had medelijden met den diep gevallen zondaar. Daar deze geen geloof wilde slaan aan Zijn onfeilbaar woord en de uitspraak der H. Kerk zou Hij hem door middel van zijne zintuigen, ofschoon deze zeer aan dwaling onderhevig zijn, van zijne wezenlijke tegenwoordigheid overtuigen. Want zie! De gedaante van Wijn gaat eensklaps over, bruist op den kelk en vloeit gedeeltelijk over den corporaal'. De corporaal is een wit linnen doek, waarop een hostie op het altaar wordt gelegd. De corporaal of corporale stond voortaan centraal in een cultus van verering. Wessels beschrijft de relikwie als volgt: 'dat gedeelte van het miraculeus Bloed, hetwelk op den Corporaal gevloeid was bleef zijn helderroode kleur behouden en stolde ter grootte eener muskaatnoot. En tot op den dag van heden is het in dienzelfden toestand gebleven.' (p8-9)

            De citaten tonen een religiebeleving die ons nu exotisch toeschijnt, de huidige processie lijkt vooral nog een vorm van folklore te zijn, waaraan slechts een minderheid religieuze waarde verleent. Sinds de jaren zeventig wordt de Vaart steeds meer gepresenteerd als cultureel erfgoed, eerder dan als puur religieuze traditie.

 

Wim Goossens, Wikimedia Commons. Door Wim Goossens - Eigen werk, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=4167459

De zilveren reliekschrijn.

 

Immaterieel erfgoed

De Boxmeerse Vaart staat sinds 2012 op de nationale lijst van Nationaal Immaterieel Cultureel Erfgoed. Bij de overdracht van immaterieel erfgoed gaat het om het doorgeven van kennis over bijvoorbeeld rituelen, beroepspraktijken, recepten en vieringen. Op de website immaterieelerfgoed.nl staat: 'Immaterieel erfgoed is de schakel tussen heden, verleden en toekomst. Het is cultuur van nu, geeft een gevoel van verbondenheid met vorige generaties en is tegelijkertijd ook toekomstgericht omdat mensen het willen doorgeven aan volgende generaties.'

            In de Boxmeerse Vaart wordt een materieel overblijfsel, het altaarlinnen, in een reliekschrijn rondgevoerd. De Vaart is echter vooral een traditie, uitgevoerd volgens een bepaald script. In die zin is deze processie inderdaad een vorm van immaterieel erfgoed, waarin bepaalde groepen elk hun eigen functie hebben in de optocht, met centraal de groep direct rond de reliek. De dracht van de groepen is natuurlijk in eerste instantie materieel, maar ook immaterieel, omdat deze groepen een bepaald uiterlijk hebben dat van oudsher wordt ingezet in de symbolische representatie. Zo komt de kleur blauw nadrukkelijk voor bij de Mariagroep in de optocht, omdat blauw de kleur van Maria is. Er zijn ook nog een Rozenkransgroep, een Heiligbloedgroep, een Karmelgroep en een Sacramentsgroep, ieder met hun eigen uiterlijk. De hele processie is ongeveer een kilometer lang en telt honderden deelnemers.

            Zowel voor deze deelnemers als voor de nog meer talrijke toeschouwers fungeert de Boxmeerse Vaart ook als een rite de passage, een overgangsritueel dat elk jaar op (ongeveer) hetzelfde tijdstip terugkeert. Rites de passages fungeren bij het in stand houden en structureren van herinneringen.

 

Optochten

Optochten zien we meer in het Zuiden van Nederland dan in het Noorden. Ook in België bestaat een rijke optochtcultuur: van blijde inkomsten en carnaval tot religieuze processies. Het verschil tussen noord en zuid lijkt echter deels te verdwijnen, nu ook het noorden steeds meer festivaliseert en deel wordt van een nationale feestcultuur: van dance festijnen tot voetbalvieringen. Deze toename van de feestcultuur in heel Nederland lijkt onder meer te maken te hebben met deconfessionalisering, of specifieker: deprotestantisering. Het is een (mogelijk waar) cliché dat katholieken uitbundiger in het leven staan dan protestanten. Ook het katholieke Zuiden is geseculariseerd, maar de uitbundigheid is gebleven. De heilig bloed processies in Noord-Brabant passen in de cultuur van vieringen, van pracht en praal, van overdaad. In die zin zouden ze deel uitmaken van de Bourgondische identiteit van de provincie, een populair mentaal construct, dat overigens niet volledig is gebaseerd op de historische werkelijkheid.

            Toch is het niet alles feest wat de klok slaat. De historische optocht komt bijvoorbeeld minder voor in de provincie, zo lijkt het, al was er in 2018 een Brabant Stoet in Bergen op Zoom en is er jaarlijks de Brabantse dag in Heeze. De Vlaamse historicus Tom Verschaffel schreef onder meer over de in de negentiende eeuw opgekomen historische optochten. Hij legt een verband tussen de verschillende stoeten: 'Uiteraard kunnen oudere soorten van optochten, zoals intredes, ommegangen en processies, als voorlopers en inspiratiebronnen worden genoemd, maar de historische stoet als ‘voorstelling’ van het verleden, als historiografische (en als zodanig bedoelde) vorm, is negentiende-eeuws.'

            Men kan spreken van historische verschillen tussen de optochten van de negentiende eeuw en die van de eenentwintigste. Bij de historische optochten van de negentiende en vroege twintigste eeuw was er veelal sprake van actieve nationalistische, regionale of lokale  identiteitsconstructie, werd er retorische macht over de toeschouwers uitgeoefend, terwijl bij de hedendaagse optochten het vieren an sich belangrijk is, eerder dan dat de toeschouwers heel opzichtig retorisch bespeeld worden. Er zullen zich in ieder geval niet veel mensen tot het katholicisme bekeren na het bijwonen van de 'Vaart', het getoonde heeft in die zin geen impact. Toch toont de katholieke religie zich in een processie als de Boxmeerse Vaart van haar beste kant. Vanuit religieuze zijde is men daarom blij met een dergelijke vorm van viering, waardoor men maatschappelijk aanwezig is.

 

De religieuze sensatie

De historicus Johan Huizinga schreef ooit over de historische sensatie. Het ging hem om het in aanraking komen met een voorwerp uit het verleden, waardoor het verleden als het ware aanwezig gesteld werd. Een dergelijke sensatie wekte bij hem een sterke historische belangstelling op.

            Anders van aard is het begrip nostalgische sensatie. Hierbij gaat het meestal om een kunstmatig effect, een geconstrueerde emotie, door het tegenwoordig stellen van elementen die naar een geïdealiseerd verleden verwijzen, vaak zonder er zelf uit te stammen. Hier zou Huizinga niet veel in hebben gezien, omdat er geen sprake is van authenticiteit. Het gaat bij de nostalgische sensatie niet om het echte verleden, maar om de suggestie ervan.

            Een derde sensatie die ik hier wil benoemen is de religieuze sensatie. Met beeldende middelen wordt een effect teweeg gebracht dat samenhangt met het geloof en dan met name de visuele pracht ervan. Deze religieuze sensatie is eerder katholiek getint dan protestants: het gaat om openbaringen, verschijnselen en verschijningen, die in de vorm van veruiterlijking opnieuw getoond worden: in kerkelijke rituelen, die verwijzen naar de traditie, en processies. Erin wordt het verleden steeds opnieuw opgevoerd. Door deze religieuze opvoeringen sluit men aan bij de overgeleverde culturele en symbolische  herinnering van vele generaties terug, zoals beschreven door het wetenschapsechtpaar uit de memory studies Jan en Aleida Assmann. De historicus Peter Burke spreekt bij het culturele geheugen van symbolen, beelden en stereotypen waaruit leden van een cultuurgroep putten en waarmee ze herinnering en identiteit construeren. De Vaart is bij uitstek symbolisch, een uiting ook van beeldcultuur en  het evenement beantwoordt tevens aan het stereotiepe beeld van hoe een religieuze processie eruit behoort te zien. De pracht en praal passen bij een ophemelen van de katholieke cultuur.

 

Conclusie

De Boxmeerse vaart is een voorbeeld van religieuze folklorisering die door zijn visualisering onalledaags is, om te verwijzen naar Nissen. Tegelijkertijd past het evenement bij een bredere cultuur van viering, die in zekere zin bijna alledaags geworden is. We leven steeds meer in een cultuur van het beeld, eerder dan van het woord, wat verklaart waarom katholieke evenementen voortgezet kunnen worden, terwijl de protestantse niet opvoerbare schriftcultuur het nakijken lijkt te hebben.

            De kunsthistoricus W.J.T. Mitchell kwam in de jaren negentig met een theorie over de pictorial turn, de wending naar het visuele in de cultuur en de wetenschappen. Juist het gegeven dat veel mensen, met name ook intellectuelen, de schriftcultuur willen verdedigen, zou er volgens Mitchell op wijzen dat deze wending plaats vindt of al heeft plaats gevonden.

            Ik wil ook een verband leggen met de zogenoemde performative turn, een term uit de geesteswetenschappen waarmee men de cultuur van het opvoeren van bijvoorbeeld het verleden bedoelt. De Vaart is er een voorbeeld van. Voor sommigen heeft deze processie een religieuze betekenis, maar men zou het evenement ook als een opvoering van verledenheid kunnen opvatten, waarbij verledenheid staat voor de creatieve omgang met het verleden.

             Men kan hierbij spreken van idealisering van de schoonheid van vroeger. Dit esthetische aspect en de verwijzing naar de verdwenen cultuur van het Rijke Roomse Leven, maken de processie een mengvorm van vier typen nostalgie. Ten eerste gaat het om nostalgisch representeren, dit zien we in de uiterlijke schoonheid. Ten tweede is er sprake van nostalgisch fantaseren, in de zin van de creatieve omgang met het verleden; men voegt soms verbeeldingselementen toe aan de processie. Ten derde zien we dat de Vaart aansluit bij nostalgisch herinneren: de herinnering aan de katholieke cultuur wordt levend gehouden. Een vierde type is nostalgisch leven. Voor de honderden vrijwilligers is het vaak een belangrijk aspect van hun bestaan en voor de deelnemers en toeschouwers past de processie bij een cultuur van opgevoerde uiterlijkheid. 

            Wie een religieuze optocht aanschouwt ondergaat, wanneer men gelovig is, een religieuze sensatie en wanneer men dat niet is, eerder een nostalgische sensatie. Bij zo'n nostalgische sensatie put men zowel uit de zingevende herinneringscultuur als uit de al even zingevende cultuur van opvoering die samen deels als een alternatief kunnen gelden voor de zingeving van het geloof.

 

Dit artikel verscheen eerder in Devotionalia, nr. 2 van 2022

 

Literatuur

J. Assmann, ''Communicative and cultural memory,' Cultural memories. (Dordrecht 2011) 15-27.

P. Burke, 'Co-memorations. Performing the past' in: K. Tilmans, F. van Vree en J. Winter (red.), Performing the past. Memory, history and identity in modern Europe (Amsterdam 2010) 105-118.

R. Klaassen, De vaart. 600 jaar Heilig Bloedprocessie in Boxmeer (Boxmeer 2000)

W.J.T. Mitchell, Picture theory. Essays on verbal and visual representation (Chicago 1994/5)

P. Nissen, 'De folklorisering van het onalledaagse' (Tilburg 1994)

O. Rieter, Het patina van de tijd. Vormen en functies van hedendaagse nostalgie en nostalgisering in Noord-Brabant (Tilburg 2018)

T. Verschaffel, 'Aanschouwelijke Middeleeuwen Historische optochten en vaderlandse drama's in het negentiende-eeuwse België' Theoretische geschiedenis 26 1999, 129-48.

L.Wessels, Het mirakel van het heilig bloed te Boxmeer. Geschiedenis, gebeden en litanieën (Boxmeer 1910)

Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel erfgoed, 'De Boxmeerse vaart', Immaterieel Erfgoed 4 2012, 22-25

www.boxmeersevaart.nl

www.immaterieelerfgoed.nl.

Boxmeerse Vaart - Wikipedia

 

 

C.M. Beltz-Hillenaar. Brabant-Collectie Tilburg University.

 

C. Poellath. Brabant-Collectie Tilburg University