Inleiding
De Boxmeerse vaart is een religieuze processie in het
Oost-Brabantse Boxmeer. Deze traditie heeft zijn wortels in
de late Middeleeuwen: de vroege vijftiende eeuw. Op
'vaartzondag' wordt elk (niet-corona)jaar in een optocht met
gilden, schoolgaande jeugd en muziekverenigingen een
zilveren reliekschrijn door de straten van Boxmeer gevoerd.
In dit artikel komt de nostalgische geladenheid
van de optocht naar voren: hoe wordt er naar het verleden
verwezen? Is er sprake van idealisering of eerder van
folklorisering van de religie? Is 'de Vaart' immaterieel
erfgoed?
De volkskundige en religiewetenschapper Peter
Nissen sprak ooit van de folklorisering van het
onalledaagse. Is de Boxmeerse Vaart daar ook een voorbeeld
van?
Foto Wim Goossens, Wikimedia Commons. Door Wim Goossens -
Eigen werk, CC BY-SA 3.0,
https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=22170580
De schrijn met de reliek wordt meegevoerd in de
processie.
Geschiedenis van de processie
De Boxmeerse vaart is gebaseerd op
een legende. Op de website van de vaart staat te lezen: 'De
overlevering verhaalt dat een priester twijfelde aan de
omzetting van brood en wijn in lichaam en bloed van
Christus. Het bloed bruiste over de kelk en een druppel
bleef op de corporale (witte doek) achter nadat de priester
zijn fout erkende. Dit doek is bewaard gebleven en
opgeborgen in de zilveren reliekschrijn en wordt in de
Boxmeerse Vaart meegevoerd.'
Het bloed van Christus
dat zou ontstaan uit wijn bij de eucharistie, wordt Heilig
bloed genoemd en het zou volgens het katholieke geloof gaan
om het bloed van Christus zelf. Wonderen als dat van Boxmeer
zouden vaker hebben plaatsgevonden in Noord-Brabant (en
elders), bijvoorbeeld in Boxtel, een 'concurrent' van
Boxmeer op het terrein van religieviering. Ook in Meerssen
(Limburg), Binderen (bij Helmond) en Nieuwervaart (bij
Breda) zouden dergelijke wonderen zich hebben voltrokken.
Rond 1450 was er al
sprake van verering van de corporale. Boxmeer kende toen een
paar honderd inwoners. Omstreeks 1480 ontstond in Boxmeer
een 'Gilde van het Heilig Sacrament en het Heilig Bloed' en
1557 kreeg de plaatselijke kerk een eigen Heilig
Bloedaltaar, wat het centrale aspect van de relikwie in de
geloofsbeleving toont. In de tweede helft van de zestiende
eeuw werd de relikwie tijdens de protestantse beeldenstorm
tijdelijk gedurende een periode van twaalf jaar in Gennep
bewaard. Zo is deze behouden gebleven.
De jaarlijkse
processie trekt door de straten twee weken na Pinksteren.
Men kent in Boxmeer de zegswijze: 'Pinksteren vroeg of
Pinksteren laat, veertien dagen daarna trekt de Boxmeerse
Vaart.'
In een herdenkingsboekje Uit 1910
wordt het vermelde verhaal op stichtelijke wijze verteld,
wat een goed beeld geeft van de religieuze tijdgeest. Over
de priester die centraal stond in de legende meldt het
boekje, geschreven door de geestelijke Gabriel Wessels:
'Zoodra hij de Consecratie onder beide gedaanten voltrokken
had, rees er twijfel op zijne ziel of God-Mensch wel
waarlijk, wezenlijk en waarachtig was. Doch God, in zijne
eindelooze barmhartigheid, had medelijden met den diep
gevallen zondaar. Daar deze geen geloof wilde slaan aan Zijn
onfeilbaar woord en de uitspraak der H. Kerk zou Hij hem
door middel van zijne zintuigen, ofschoon deze zeer aan
dwaling onderhevig zijn, van zijne wezenlijke
tegenwoordigheid overtuigen. Want zie! De gedaante van Wijn
gaat eensklaps over, bruist op den kelk en vloeit
gedeeltelijk over den corporaal'. De corporaal is een wit
linnen doek, waarop een hostie op het altaar wordt gelegd.
De corporaal of corporale stond voortaan centraal in een
cultus van verering. Wessels beschrijft de relikwie als
volgt: 'dat gedeelte van het miraculeus Bloed, hetwelk op
den Corporaal gevloeid was bleef zijn helderroode kleur
behouden en stolde ter grootte eener muskaatnoot. En tot op
den dag van heden is het in dienzelfden toestand gebleven.'
(p8-9)
De citaten tonen een
religiebeleving die ons nu exotisch toeschijnt, de huidige
processie lijkt vooral nog een vorm van folklore te zijn,
waaraan slechts een minderheid religieuze waarde verleent.
Sinds de jaren zeventig wordt de Vaart steeds meer
gepresenteerd als cultureel erfgoed, eerder dan als puur
religieuze traditie.
Wim Goossens, Wikimedia
Commons. Door Wim Goossens - Eigen werk, CC BY-SA 3.0,
https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=4167459
De zilveren reliekschrijn.
Immaterieel erfgoed
De Boxmeerse Vaart staat sinds
2012 op de nationale lijst van Nationaal Immaterieel
Cultureel Erfgoed. Bij de overdracht van immaterieel erfgoed
gaat het om het doorgeven van kennis over bijvoorbeeld
rituelen, beroepspraktijken, recepten en vieringen. Op de
website immaterieelerfgoed.nl staat: 'Immaterieel erfgoed is
de schakel tussen heden, verleden en toekomst. Het is
cultuur van nu, geeft een gevoel van verbondenheid met
vorige generaties en is tegelijkertijd ook toekomstgericht
omdat mensen het willen doorgeven aan volgende generaties.'
In de Boxmeerse Vaart
wordt een materieel overblijfsel, het altaarlinnen, in een
reliekschrijn rondgevoerd. De Vaart is echter vooral een
traditie, uitgevoerd volgens een bepaald script. In die zin
is deze processie inderdaad een vorm van immaterieel
erfgoed, waarin bepaalde groepen elk hun eigen functie
hebben in de optocht, met centraal de groep direct rond de
reliek. De dracht van de groepen is natuurlijk in eerste
instantie materieel, maar ook immaterieel, omdat deze
groepen een bepaald uiterlijk hebben dat van oudsher wordt
ingezet in de symbolische representatie. Zo komt de kleur
blauw nadrukkelijk voor bij de Mariagroep in de optocht,
omdat blauw de kleur van Maria is. Er zijn ook nog
een Rozenkransgroep, een Heiligbloedgroep, een Karmelgroep
en een Sacramentsgroep, ieder met hun eigen uiterlijk. De
hele processie is ongeveer een kilometer lang en telt
honderden deelnemers.
Zowel voor deze deelnemers als voor de
nog meer talrijke toeschouwers fungeert de Boxmeerse Vaart
ook als een rite de passage, een overgangsritueel dat elk
jaar op (ongeveer) hetzelfde tijdstip terugkeert. Rites de
passages fungeren bij het in stand houden en structureren
van herinneringen.
Optochten
Optochten zien we meer in het Zuiden van Nederland dan in
het Noorden. Ook in België bestaat een rijke optochtcultuur:
van blijde inkomsten en carnaval tot religieuze processies.
Het verschil tussen noord en zuid lijkt echter deels te
verdwijnen, nu ook het noorden steeds meer festivaliseert en
deel wordt van een nationale feestcultuur: van dance
festijnen tot voetbalvieringen. Deze toename van de
feestcultuur in heel Nederland lijkt onder meer te maken te
hebben met deconfessionalisering, of specifieker:
deprotestantisering. Het is een (mogelijk waar) cliché dat
katholieken uitbundiger in het leven staan dan protestanten.
Ook het katholieke Zuiden is geseculariseerd, maar de
uitbundigheid is gebleven. De heilig bloed processies in
Noord-Brabant passen in de cultuur van vieringen, van pracht
en praal, van overdaad. In die zin zouden ze deel uitmaken
van de Bourgondische identiteit van de provincie, een
populair mentaal construct, dat overigens niet volledig is
gebaseerd op de historische werkelijkheid.
Toch is het niet alles feest wat de klok slaat.
De historische optocht komt bijvoorbeeld minder voor in de
provincie, zo lijkt het, al was er in 2018 een Brabant Stoet
in Bergen op Zoom en is er jaarlijks de Brabantse dag in
Heeze. De Vlaamse historicus Tom Verschaffel schreef onder
meer over de in de negentiende eeuw opgekomen historische
optochten. Hij legt een verband tussen de verschillende
stoeten: 'Uiteraard kunnen oudere soorten van optochten,
zoals intredes, ommegangen en processies, als voorlopers en
inspiratiebronnen worden genoemd, maar de historische stoet
als ‘voorstelling’ van het verleden, als historiografische
(en als zodanig bedoelde) vorm, is negentiende-eeuws.'
Men kan spreken van historische verschillen
tussen de optochten van de negentiende eeuw en die van de
eenentwintigste. Bij de historische optochten van de
negentiende en vroege twintigste eeuw was er veelal sprake
van actieve nationalistische, regionale of lokale
identiteitsconstructie, werd er retorische macht over de
toeschouwers uitgeoefend, terwijl bij de hedendaagse
optochten het vieren an sich belangrijk is, eerder dan dat
de toeschouwers heel opzichtig retorisch bespeeld worden. Er
zullen zich in ieder geval niet veel mensen tot het
katholicisme bekeren na het bijwonen van de 'Vaart', het
getoonde heeft in die zin geen impact. Toch toont de
katholieke religie zich in een processie als de Boxmeerse
Vaart van haar beste kant. Vanuit religieuze zijde is men
daarom blij met een dergelijke vorm van viering, waardoor
men maatschappelijk aanwezig is.
De religieuze sensatie
De historicus Johan Huizinga schreef ooit over de
historische sensatie. Het ging hem om het in aanraking
komen met een voorwerp uit het verleden, waardoor het
verleden als het ware aanwezig gesteld werd. Een dergelijke
sensatie wekte bij hem een sterke historische belangstelling
op.
Anders van aard is het begrip nostalgische
sensatie. Hierbij gaat het meestal om een kunstmatig
effect, een geconstrueerde emotie, door het tegenwoordig
stellen van elementen die naar een geïdealiseerd verleden
verwijzen, vaak zonder er zelf uit te stammen. Hier zou
Huizinga niet veel in hebben gezien, omdat er geen sprake is
van authenticiteit. Het gaat bij de nostalgische sensatie
niet om het echte verleden, maar om de suggestie ervan.
Een derde sensatie die ik hier wil benoemen is
de religieuze sensatie. Met beeldende middelen wordt
een effect teweeg gebracht dat samenhangt met het geloof en
dan met name de visuele pracht ervan. Deze religieuze
sensatie is eerder katholiek getint dan protestants: het
gaat om openbaringen, verschijnselen en verschijningen, die
in de vorm van veruiterlijking opnieuw getoond worden: in
kerkelijke rituelen, die verwijzen naar de traditie, en
processies. Erin wordt het verleden steeds opnieuw
opgevoerd. Door deze religieuze opvoeringen sluit men aan
bij de overgeleverde culturele en symbolische herinnering
van vele generaties terug, zoals beschreven door het
wetenschapsechtpaar uit de memory studies Jan en
Aleida Assmann. De historicus Peter Burke spreekt bij het
culturele geheugen van symbolen, beelden en stereotypen
waaruit leden van een cultuurgroep putten en waarmee ze
herinnering en identiteit construeren. De Vaart is bij
uitstek symbolisch, een uiting ook van beeldcultuur en het
evenement beantwoordt tevens aan het stereotiepe beeld van
hoe een religieuze processie eruit behoort te zien. De
pracht en praal passen bij een ophemelen van de katholieke
cultuur.
Conclusie
De Boxmeerse vaart is een voorbeeld van religieuze
folklorisering die door zijn visualisering onalledaags is,
om te verwijzen naar Nissen. Tegelijkertijd past het
evenement bij een bredere cultuur van viering, die in zekere
zin bijna alledaags geworden is. We leven steeds meer in een
cultuur van het beeld, eerder dan van het woord, wat
verklaart waarom katholieke evenementen voortgezet kunnen
worden, terwijl de protestantse niet opvoerbare
schriftcultuur het nakijken lijkt te hebben.
De kunsthistoricus W.J.T. Mitchell kwam in de
jaren negentig met een theorie over de pictorial turn,
de wending naar het visuele in de cultuur en de
wetenschappen. Juist het gegeven dat veel mensen, met name
ook intellectuelen, de schriftcultuur willen verdedigen, zou
er volgens Mitchell op wijzen dat deze wending plaats vindt
of al heeft plaats gevonden.
Ik wil ook een verband leggen met de zogenoemde
performative turn, een term uit de
geesteswetenschappen waarmee men de cultuur van het opvoeren
van bijvoorbeeld het verleden bedoelt. De Vaart is er een
voorbeeld van. Voor sommigen heeft deze processie een
religieuze betekenis, maar men zou het evenement ook als een
opvoering van verledenheid kunnen opvatten, waarbij
verledenheid staat voor de creatieve omgang met het
verleden.
Men kan hierbij spreken van idealisering van de
schoonheid van vroeger. Dit esthetische aspect en de
verwijzing naar de verdwenen cultuur van het Rijke Roomse
Leven, maken de processie een mengvorm van vier typen
nostalgie. Ten eerste gaat het om nostalgisch
representeren, dit zien we in de uiterlijke schoonheid.
Ten tweede is er sprake van nostalgisch fantaseren,
in de zin van de creatieve omgang met het verleden; men
voegt soms verbeeldingselementen toe aan de processie. Ten
derde zien we dat de Vaart aansluit bij nostalgisch
herinneren: de herinnering aan de katholieke cultuur
wordt levend gehouden. Een vierde type is nostalgisch
leven. Voor de honderden vrijwilligers is het vaak een
belangrijk aspect van hun bestaan en voor de deelnemers en
toeschouwers past de processie bij een cultuur van
opgevoerde uiterlijkheid.
Wie een religieuze optocht aanschouwt ondergaat,
wanneer men gelovig is, een religieuze sensatie en wanneer
men dat niet is, eerder een nostalgische sensatie. Bij zo'n
nostalgische sensatie put men zowel uit de zingevende
herinneringscultuur als uit de al even zingevende cultuur
van opvoering die samen deels als een alternatief kunnen
gelden voor de zingeving van het geloof.
Dit artikel verscheen eerder in Devotionalia, nr. 2
van 2022
Literatuur
J. Assmann, ''Communicative and cultural
memory,' Cultural memories.
(Dordrecht 2011) 15-27.
P. Burke, 'Co-memorations. Performing the
past' in: K. Tilmans, F. van Vree en J. Winter (red.),
Performing the past. Memory, history and
identity in modern Europe (Amsterdam 2010) 105-118.
R. Klaassen, De vaart. 600 jaar Heilig Bloedprocessie in
Boxmeer (Boxmeer 2000)
W.J.T. Mitchell, Picture theory.
Essays on verbal and visual representation (Chicago
1994/5)
P. Nissen, 'De folklorisering van het onalledaagse' (Tilburg
1994)
O. Rieter, Het patina van de tijd. Vormen en functies van
hedendaagse nostalgie en nostalgisering in Noord-Brabant
(Tilburg 2018)
T. Verschaffel, 'Aanschouwelijke Middeleeuwen Historische
optochten en vaderlandse drama's in het negentiende-eeuwse
België' Theoretische geschiedenis 26 1999, 129-48.
L.Wessels,
Het mirakel van het heilig bloed te Boxmeer.
Geschiedenis, gebeden en litanieën (Boxmeer 1910)
Nederlands Centrum voor
Volkscultuur en Immaterieel erfgoed, 'De Boxmeerse vaart',
Immaterieel Erfgoed 4 2012, 22-25
www.boxmeersevaart.nl
www.immaterieelerfgoed.nl.
Boxmeerse Vaart - Wikipedia
C.M. Beltz-Hillenaar. Brabant-Collectie
Tilburg University.
C. Poellath. Brabant-Collectie Tilburg
University
|