INHOUD RIETER
CUBRA HOME

 

©

Olivier Rieter & Stichting Cultureel Brabant 2022

 

 

Olivier Rieter

Katholieke retoriek

Nostalgie en antinostalgie in het werk van August Commissaris

 

August Commissaris (1897-1957) was een geestelijke en historicus die met zijn populariserende publicaties over geschiedenis bijdroeg aan de meningsvorming over heden en verleden onder de schoolgaande jeugd en ook onder volwassen lezers. Commissaris was leerling van en later leraar op het klein-seminarie Ypelaar te Bavel/Nieuw Ginneken.

 

 

Klein-Seminarie Ypelaar vervulde een belangrijke rol in het leven van Commissaris

Brabant-Collectie, Tilburg University

 

Commissaris, geboren in Rucphen en gestorven in Roosendaal, leidde een teruggetrokken leven dat door de schrijver B.A Vermaseren met de kwalificatie ‘zonder rimpelingen’ is omschreven. Zijn maatschappelijke uitlaatklep vond Commissaris in zijn publicaties, waarin hij onder meer een katholieke visie op het verleden ontvouwde. Zijn stijl is toegankelijk: de lezer wordt niet weggejaagd, maar de tekst ingetrokken.

In wat volgt ga ik in op Commissaris’ visie op de Brabantse geschiedenis in zijn boeken over de katholieke emancipatie. In hoeverre bedient Commissaris zich van retoriek en is er in zijn teksten sprake van nostalgie of van zijn tegenhanger, antinostalgie?

 

Het ‘arme Brabant’: een zwarte legende?

Het verhaal over het ‘arme Brabant’ dat als Generaliteitsland een ondergeschikte positie in het Nederlandse bestel had en door protestantse Noorderlingen zou zijn uitgebuit, komt duidelijk naar voren in de teksten van Commissaris. Hij stond niet alleen in deze beeldvorming over armoede en achterstelling, die ook blijkt uit een publicatie als Gerard Knuvelders Vanuit Wingewesten of uit het beeldend werk van Vincent van Gogh. In zekere zin is er sprake van een ‘zwarte legende’ (een term die normaal gesproken wordt gebruikt om het vroeg-moderne vermeend ‘wrede’ Spanje mee aan te duiden), omdat de botte wreedheid van de protestanten jegens de Brabantse katholieken flink in de verf wordt gezet.

 

 

Generaliteitsland Brabant op een achttiende-eeuwse kaart.

 Brabant-Collectie

 

Commissaris gaat ver in zijn retoriek. Hij schrijft: ‘De erbarmelijke toestand der katholieken in de Republiek was dubbel erg in Brabant. Bij de gewone verdrukking in zake godsdienst –een verdrukking die in het nagenoeg geheel katholieke Brabant nog schrijnender gevoeld werd- kwam de plaag der uitermate zware belastingen, de plaag der vreemde ambtenaren en de plaag der oorlogen: plagen die het Brabantsche volk in de bitterste armoede hebben gedompeld.’ Hij heeft het over een schrikbewind en een ‘sprinkhanenplaag der vreemde ambtenaren’ die zorgden voor ‘verwoestingen, brandschattingen, requisities’ die Brabant uitmergelden  ‘tot op het gebeente’. Commissaris’ teksten bevatten tal van hyperbolische uitroeptekens die moeten uitdrukken dat hoe erg de onderdrukking was en hoe nodig het was dat er veranderingen in de situatie kwamen in de negentiende eeuw want daarvoor heersten ‘inbraak, knevelarij, brand en doodslag’ ‘van dorp tot dorp’ door wat door Commissaris ‘militair gespuis wordt genoemd   .

 

Mythische voorvaderen

De historicus Albert van der Zeijden stelt dat Commissaris in zijn werk ingaat op ‘mythische voorvaderen’ van de katholieke emancipatie in de negentiende eeuw, zoals de schrijver Alberdingk Thijm, de priester-politicus Schaepman en de historicus Nuyens. Een voorbeeld van een invloedrijke Brabander in het werk van Commissaris is bisschop Joannes Zwijsen (1794-1877) die door Commissaris ophemelend ‘de man der voorzienigheid’ wordt genoemd. Hij prijst Zwijsen om de band die hij smeedde tussen Oranje, natie en katholicisme, en ook om zijn organisatorische kwaliteiten en zijn rol in het vormen van katholiek onderwijs. Commissaris noemt Zwijsen ‘den man van der rassche, kloeke, koene daad’, een ‘rijk-begaafde molenaarszoon’ en een ‘eminenten herder’. Neutraal klinkt het niet. Hier wordt inderdaad en mythische voorvader van katholieke en Brabantse emancipatie neergezet.

 

 

Bisschop Zwijsen door J.P. Tesson. Brabant-Collectie

 

Commissaris gaat in op de Brabantse pogingen om een meer volwaardige positie in het Nederlandse bestuurlijke bestel te krijgen. Hij heeft het over de Franse periode als bepalend en schrijft daarover: ‘Als goede katholieken waren de Brabanders geen revolutionairen. Maar is het te verwonderen, dat ze zoo waren ingenomen met sommige leuzen der revolutie, als die voor hen een middel kon zijn om een eind te maken aan het schandelijk onrecht?’

 

 

Het planten van een vrijheidsboom in Klundert in de Franse tijd. C. Bogers, J.Buys. 1793, Brabant-Collectie

 

Commissaris schrijft dat de Brabanders eerst werden afgescheept met ‘zoete woorden en mooie beloften’, maar dat de emancipatie van Brabant onder meer onder leiding van de Tilburgse fabrikant Pieter Vreede (een protestant overigens) uiteindelijk toch gestalte kon krijgen. Commissaris prijst ook de rol van koning Willem II vanwege zijn ‘zeer billijke plannen en maatregelen’.

 

Pieter Vreede is nog altijd een bekende naam in Tilburg. door R. Vinkeles. Brabant-Collectie

De rol van Koning Willem II wordt gevierd door Commissaris. Litho van C.W. Mieling. Brabant-Collectie

 

Conclusie

De geschiedschrijving van Commissaris is sterk betrokken bij het onderwerp, waardoor deze niet neutraal overkomt . Dat blijkt ook al aan de titel van zijn boek Van toen wij vrij werden. Het gaat om een verslag met een emancipatoire bedoeling. Het ‘wij’ uit de titel toont de verbondenheid van de schrijver met de andere katholieken. Zijn grimmige verwoording van de al dan niet vermeende uitbuiting van het Zuiden is een vorm van antinostalgie: Commissaris zet een beeld neer van diep trauma en diepe vernedering van de Brabanders.

De periode waarin zij zich uit deze achtergesteldheid zouden hebben los geworsteld in de negentiende eeuw wordt in ophemelende bewoordingen geschetst. Bisschop Zwijsen, koning Willem II en ook Pieter Vreede worden sterk positief gewaardeerd; zij zijn mythische voorvaderen van de Brabantse emancipatie die in een nostalgisch licht worden geplaatst: dergelijke mannen zouden ervoor hebben gezorgd dat Brabant zich van het juk van het Noorden kon bevrijden.

Van der Zeijden noemt in een weergave van de visie van de historicus Carpenter als mogelijk retorische instrumenten in geschiedschrijving: ‘vertelinstantie, verhaalperspectief (focalisatie), verhaal opbouw (volgorde), ritme, personages, plaats, gebeurtenissen, tijd en het gebruik van stijlfiguren’. Dergelijke retorische hulpmiddelen gebruikt Commissaris ook. Zo hijst hij bepaalde personages in de emancipatiestrijd op het historische schild en identificeert hij zich sterk met het katholieke volksdeel (‘wij’). Zijn beschrijving van de ontwikkeling van het arme Brabant tot een meer trots Brabant is retorisch opgebouwd. De lezers worden aangespoord te denken dat er veel werk is verzet, dat ook zeer nodig was, waardoor de geschiedenis kon uitmonden in een soort happy end, wat blijkt uit Commissaris’ boektitel Van schuilkerk tot kathedraal. Vanuit een onderdrukte, zich verborgen en gedwee houdende groep werden de katholieken en de Brabanders volgens Commissaris een groep die trots was op het eigen verleden, een trots die bijvoorbeeld bleek uit het bouwen van tal van neogotische kerken, in een stijl die aansloot bij de middeleeuwse Bossche Sint Jan, die weer kathedraal genoemd kon worden. Na vernedering was zelfvertrouwen ontstaan.

 

Literatuur

A. Commissaris, Van toen wij vrij werden. Deel een twee. Van schuilkerk tot kathedraal 1795 tot 1853, Van vrijheid naar gelijkheid 1853 tot 1903 (Groningen/Den Haag 1929)

A. Commissaris, De Geschiedenis van de emancipatie der katholieken in Nederland van 1795 tot 1903 (Groningen/Den Haag 1931)

B.A. Vermaseren, ‘Levensbericht. August Commissaris’, Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1960 https://www.dbnl.org/tekst/_jaa003196001_01/_jaa003196001_01_0004.php

A. van der Zeijden, Katholieke identiteit en historisch bewustzijn. W.J.F. Nuyens (1823-1894) en zijn ‘nationale’ geschiedschrijving (Hilversum 2002)