Inleiding
De meningen over het werk van de Brabantse katholieke
schrijver Walter Breedveld (1901-1977) zijn altijd verdeeld
geweest. De invloedrijke Menno ter Braak noemde hem bij het
verschijnen van zijn debuut, een natuurtalent. Kees
Spierings schreef in Het Huisgezin dat Breedveld in
zijn roman Hexspoor de tragiek van De dood van een
handelsreiziger van Henry Miller overtrof. En een
recensent van het Nieuwsblad van het Zuiden ging
helemaal ver. Hij schreef: ‘Zoals Homeros gold als de
grootste troubadour van zijn dagen, kan men van Walter
Breedveld zeggen dat hij de grootste verteller is van het
hedendaagse katholieke Nederland.’
Collega-literator Jan Greshoff echter rekende hem niet tot
de literatuur. Hij stelde onder meer: ‘Breedveld schrijft
overigens een rustig eenvoudig Nederlands; banaal, dat wil
zeggen, vlak en kleurloos.’ In De Tijd verscheen in
1957 een bespreking van Breedvelds roman Benedikt Ivo.
De recensent pende de volgende zure zinnen neer: ‘’…het
ontbreekt Breedveld aan het talent een originele,
indrukwekkende of intrigerende persoon op te roepen. Hij kan
in feite niets dan typen neerzetten. Aangrijpen of ontroeren
doen die de lezer nergens. Zij zijn onpersoonlijk als
modepoppen. Modepoppen lijken alle op elkaar en ik kan het
gevoel niet van me afzetten, dat Breedvelds figuren alle
afdrukken zijn van hetzelfde cliché. Ook Breedvelds
vertelkunst is beperkt. Zijn taalgebruik is nergens
oorspronkelijk. De woorden en zinnen zijn log.’ En ook
schreef deze recensent: ‘Vervelend en devotioneel is
Breedveld zo gauw hij op religieus gebied komt. Dan ontaardt
zijn roman in van zoet gekleurde glazuren druipende kitsch.’
Een man dus die in ieder geval iets opriep. Ik ga in dit
artikel in op de vraag wat het belang is van Breedveld voor
de Brabantse cultuurhistorie.
Een Brabants leven
Walter Breedvelds leven was minder kleurrijk dan zijn
boeken. Walter Breedveld was een pseudoniem van Piet (Petrus
Martinus Franciscus) van den Bogaert. Hij werd geboren in
Den Bosch en leefde de laatste decennia van zijn leven in
Tilburg. Hij was de zoon van een bakker, die zelf ook een
rasverteller was. In 1928 trouwde hij met Helena de Kort.
Het echtpaar kreeg negen kinderen. In 1946 verhuisde het
gezin naar Tilburg, waar Breedveld tot personeelschef van de
plaatselijke V&D was benoemd. In 1959 nam hij het besluit
ontslag te nemen bij V&D. Hij probeerde voortaan in zijn
levensonderhoud te voorzien door middel van vele artikelen
en verhalen.
Thematieken en stijl
Breedveld schiep, zoals hierboven aangehaalde De Tijd-recensent
stelde, eerder typen dan echte mensen. De passages waarin
hij het Brabantse land en zijn mensen beschreef zijn wat mij
betreft het meest interessant. Zo schreef hij in het verhaal
De heks van Bokhoven ‘Die van Bokhoven zijn traag,
maar niet lui of vadsig. Zij zijn ernstig, maar welgemoed,
allen Rooms en zeer godsdienstig, maar een kwezel zoekt men
er tevergeefs. Zij praten graag, maar kwaadspreken ligt ver
beneden hun gevoel voor netheid en zorgvuldigheid.’
Dergelijke typeringen zijn niet meer van deze tijd, maar ze
zijn wel cultuurhistorisch interessant, omdat ze een
Breedvelds visie op de Brabantse mens tonen. Elders in dit
boek lezen we: ‘hij was de goedmoedige, guitige, o zo trage
man uit het bos- en heideland bezuiden Den Bosch; zij de
hardere, stuggere, meer dynamische mens uit het polderland
ten noorden van de stad. In heel hun manier van doen was dit
onderscheid verankerd. In haar oogopslag was het starende,
dat de bewoners van het polderland kenmerkt: zijn vrolijke
kijkers, die niet geleerd hadden verre horizonten af te
zoeken, merkten de dingen dichtbij beter op, en zij waren
ook veel meer in zichzelf gekeerd. Ook elders vinden we voor
streekromans typerende generaliseringen: ‘Gérard was een
echte Bosschenaar, liberaal, geestig, spotziek en gauw op
z’n teentjes getrapt’
Volgens de journalist Jef van Kempen kent het oeuvre van
Breedveld slechts één thema: ‘de strijd tussen recht en
onrecht en het geloof dat de mens van nature tot het goede
is geneigd.’ Hieraan kan worden toegevoegd Breedvelds
religieuze visie (hij schreef onder meer over bekeringen tot
het katholicisme) en zijn visie op Noord-Brabant, en dan
vooral de streek rond Den Bosch.
Plaatsbepaling
In de Nederlandse, Brabantse literatuur wordt Breedveld al
snel vergeleken met Antoon Coolen waarbij de vergelijking
negatief uitpakt voor Breedveld. Zo lezen we in een recensie
in De Tijd: ‘Is Coolen een aristocraat onder
vertellers, dan kan men Breedveld het best een middenstander
noemen.’ En in het Eindhovens Dagblad staat:
Breedveld heeft zeker niet de pretentie de opvolger te zijn
van Antoon Coolen.’ De vergelijking met een andere
katholieke literator doorstaat Breedveld volgens een andere
recensent ook niet: ‘Ook in de romans van Jos Panhuysen
treden altijd typisch Hollandse burgers op. Doch welke
innerlijke dimensies weet Panhuysen aan zijn personen te
geven. Breedveld typeert zijn figuren alleen aan de
buitenkant. En dat doet hij nog op een flauwe manier. Nico
Verhoeven schrijft over Hexspoor: ‘Walter Breedveld,
geschoold aan de vroege Antoon Coolen, aan Herman de Man, en
in ‘’Hexspoor’’ ook aan katholieke buitenlanders als
Bernanos en Graham Greene, heeft Brabant een volksroman
gegeven, welke Brabant waard en waardig is.’
Volgens een Maasbode-journalist kan Breedveld zich
niet helemaal meten met de internationale competitie. Deze
stelt dat het werk van Breedveld ‘…de visuele
expressiekracht mist van Graham Greene, dat hij noch het
geraffineerde proza van Evelyn Waugh, noch het brandend vuur
van een Bernanos bezit. Maar welke Nederlandse auteur heeft
die eigenschappen wel?
De literator Gabriel Smit, schrijft over Hexspoor:
‘Zijn roman "Hexspoor’’ is de eerste katholieke Nederlandse
roman, die naast de boeken en imitaties van Greene, Mauriac
en Bernanos een verhaal met een eigentijdse problematiek op
een eigen, Nederlandse wijze heeft uitgewerkt.’ Hij stak ook
boven de andere streekromanauteurs uit. Zo stelt een
recensent in de Nieuwe Tilburgse Courant: hij
bereikte ‘een breedte en diepte als geen schrijver van
streekromans verder in ons land.’
Brabantse cultuur, anno 1960
In 1959 nam Breedveld, zoals al opgemerkt, ontslag bij V&D.
Hij moest voortaan geheel van zijn pen leven. Hij startte
met het schrijven van vele artikelen. In een artikelenreeks
in De Gelderlander beschreef hij tal van
belangwekkende figuren uit de Brabantse cultuur in de jaren
1959-1960. Zo had hij het in een bijdrage van 1 september
1959 over ‘…het genie Anton van Duinkerken.’ Hij typeerde
diens gedichten als volgt: ‘gevoelig, warm, menselijk,
duidelijk, scherpzinnig en vooral poëtisch met een
romantisch vertellende inslag, hetgeen uiteraard het meest
blijkt uit zijn balladen’ Hij stelde verder: ‘Zijn geest
flonkert in zijn levende en polemische geschriften’
Breedveld noemde van Duinkerken ‘een der grootste -misschien
de belangrijkste- katholieke emancipators van de twintigste
eeuw.’
In een artikel van 22 maart 1960 ging Breedveld in op de
Brabantse dichter Frans Babylon. ‘Hij roept de herinnering
op aan de Franse bohemien-dichter Paul Verlaine met wie hij
behalve het dichterschap alleen gemeen heeft de lust tot
zwerven en tot drinken. Doch het Brabantse bier is anders
dan Franse cognac of absinth. Het dwalen in de nacht door de
gemoedelijk dommelende stad Eindhoven, slechts enkele
kilometers van zijn rustig woonoord vandaan is een andere
bezigheid dan de nachten in het dynamische Parijs. Brabant
kent weinig bohemiens. Frans Babylon, die pretendeert er een
te zijn, is het meer omdat hij het per se wil zijn dan dat
hij het van nature is.’
Volkscultuur
Het oeuvre van Breedveld is volkskundig gezien interessant.
Zijn beschrijvingen van het alledaagse en onalledaagse
Brabantse leven, geven een beeld van Noord-Brabant in de
twintigste eeuw, zoals bijvoorbeeld ook de boeken van Antoon
Coolen dat doen. En zo zijn er meer auteurs van Brabantse
volksboeken, men denke aan Toon Kortooms.
Breedveld schreef in de Gelderlander ook over een
volkskundige, te weten Jacques Sinnighe:‘Hij is een typisch
voorbeeld van de allochtone Brabander, die in de loop der
jaren volkomen met Brabant is vergroeid en toch
niet-Brabantse eigenheden heeft behouden’ Sinnighe is een
typische Brabander, want ‘Brabant heeft zijn hart, hij kent
iedere stad, ieder dorp en elk gehucht. Met zijn
bandrecorder gaat hij den boer op, zoekend naar
volksverhalen die hij vaak vindt op onverwachte plaatsen;
bij oude mannen en vrouwen en ook wel bij jonge mensen, die
hun als het ware verankerde schroom van zich afschudden als
zij mogen vertellen. Het is niet allemaal even goed,
fantasten en duimzuigers zijn er overal, vooral de jongste
volksverhalen, waarvan er dateren uit de laatste oorlog,
zijn vaak het produkt van een fantasierijke geest.’
Breedveld ging ook in op ‘…het verschil in geaardheid tussen
het volk van West- en van Oost-Brabant. West-Brabant is
agressiever, dynamischer. In hun volksverhalen komen veel
meer moorden voor, verkrachtingen, afpersingen en andere
ontsporingen dan in Oost-Brabant.’
Religie
De katholieke godsdienst is zeer belangrijk in het oeuvre
van Breedveld. Hij beschrijft vaak de verhouding van de
hoofdfiguren ten opzichte van hun religie, bijvoorbeeld in
het gemengd ontvangen boek Sandra.
In een artikel over Pieter van der Meer de Walcheren geeft
Breedveld zijn visie op de religie: ‘De Huidige mens heeft
een geheel ander inzicht omtrent de werking van Gods
voorzienigheid dan in de goede oude tijd toen het
providentiële teken overal werd waargenomen en men als het
ware met wonderen leurde. Twee afschuwelijke wereldoorlogen
hebben de mens geschokt tot in zijn diepste wezen. In
godsdienstig opzicht is een der gevolgen ervan geweest dat
velen hun geloof in God hebben verloren als liefdevolle
Vader, de oneindig barmhartige God, voor anderen daarentegen
heeft het de uitkomst gebracht van een beter begrip omtrent
de menselijke beperktheid en haar volkomen afhankelijkheid
aan een goddelijke macht. Het simpele geloof dat zelf zo’n
beetje de boel beredderde en god meende te kunnen
inschakelen als de zaken in een of ander opzicht dreigden
mis te lopen, is geworden tot een aangrijpend geloof in de
Schepper van hemel en aarde wiens macht en werkzaamheid met
geen mensenmaat te meten is.’
Conclusie
Breedveld schreef in algemene zin het volgende over het
schrijverschap: ‘De prozaïst, de verteller van verhalen en
romans, betrekt het leven in zijn werk in al haar aspecten;
de humor, de apartheid van het individu, de kleine mens en
het grote sterke karakter, de haat en de liefde, de
gebondenheid aan de natuur, de religieuze innigheid en de
ongodsdienstigheid, de sociale structuur en vooral de psyche
van de mens.’
In zijn katholieke volksboeken betoonde
Breedveld zich een goed verteller en besteedde hij veel
aandacht aan de veelal Brabantse setting van zijn verhalen.
Breedveld is van belang voor de Brabantse cultuurhistorie.
Zijn talloze geschriften geven een inkijkje in de Brabantse
(volks)cultuur in de periode 1900-1960. Breedvelds artikelen
in De Gelderlander in de jaren 1959-1960 tonen
bovendien diverse aansprekende figuren uit het Brabantse
culturele landschap van die dagen. Over de literaire
kwaliteit van Breedvelds werk mogen de meningen verschillen,
maar vast staat dat zijn oeuvre veel aspecten van de
Brabantse cultuurgeschiedenis van de vorige eeuw toont.
Het Stadsarchief in Den Bosch heeft Breedveld-archivalia.
Een meer uitgebreide geannoteerde versie van dit artikel is
hier te vinden:
Walter Breedveld. Een Brabantse volksschrijver en zijn tijd
(barbarus.org)
Meer bio- en bibliografische gegevens over Walter Breedveld
op CuBra:
http://www.cubra.nl/De-paap-van-gramschap/b.htm#Breedveld,_Walter |